Genesis/Hoofdstuk 27: verschil tussen versies

2.312 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
 
== Samenvatting ==
Kort: Jakob vóór Ezau gezegend.
 
Jakob, oud geworden, wil Ezau zegenen met de zegen van de eerstgeborene. Eerst wil hij wildbraad eten dat Ezau voor hem moet jagen en bereiden. (1-4). Rebekka hoort dat en zorgt ervoor dat Jakob door de bedrog die zegen ontvangt (5-29). Ezau komt achter het bedrog, ontvangt een mindere zegen en neemt zich voor zijn broer Jakob te doden na het overlijden van zijn vader (30-41). Rebekka zendt Jakob daarom weg naar haar broer Laban in Haran (42-45). Rebekka heeft verdriet van haar Hethitische schoondochters (46).
 
== Gen. 27:1 ==
Ge 27:1 En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, [hier] ben ik! (SV)
'''Als Izak oud geworden was.''' Izak was 137 jaar, Jacob en Ezau 77 jaar.
 
== Gen. 27:9 ==
Ge 27:9 Ga nu heen tot de kudde, en haal mij van daar twee goede geitenbokjes; en ik zal die voor uw vader maken tot smakelijke spijzen, gelijk als hij gaarne heeft. (SV)
“Men kan geitenbokken zo toebereiden, dat zij als wildbraad smaken." (Michaëlis)<ref>Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 27. </ref>
 
== Gen. 27:28-29, 37 Zegen van Jakob ==
Regel 39 ⟶ 52:
 
Na lange onafhankelijkheid werden de [[Edomieten]] door [[Saul]] overwonnen (1 Sam.14:47), door [[David]] onderworpen (2 Sam. 8:14); en bleven, ondanks hun opstand onder Salomo (1 Kon.11:14 vv.), onderdanen van het rijk van [[Juda (koninkrijk)|Juda]] tot op [[Joram (koning van Juda)|Joram]], toen zij afvielen; door [[Amazia]] werden zij weer onderworpen (2 Kon.14:7, 2 Kron.25:11 vv.) en moesten ook van [[Uzzia]] en [[Jotham]] afhankelijk blijven (2 Kon.14:22. 2 Kron.26:2); eerst onder [[Achaz]], schudden zij het juk geheel af (2 Kon.16:6, 2 Kron.28:17). Omtrent het jaar 129 voor Christus werden zij door Johannes Hyrkanus op nieuw overweldigd, tot de besnijdenis gedwongen, en bij de Joodse staat ingelijfd; toch stichtten zij eerst later door Antipater en [[Herodes de Grote|Herodes]] een Idumeische dynastie over [[Judea]], die tot de ondergang van de Joodse staat zich heeft staande gehouden.
 
== Gen. 27:41 ==
Ge 27:41 En Ezau haatte Jakob om dien zegen, waarmede zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart: De dagen van den rouw mijns vaders naderen, en ik zal mijn broeder Jakob doden. (SV)
'''Naderen.''' Iemand, wiens dood aanstaande lijkt, kan nog jaren leven: Izak leefde nog 43 jaar.
 
== Gen. 27:46 ==
Ge 27:46 En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths, gelijk deze [zijn], van de dochteren dezes lands, waartoe [zal] mij het leven [zijn]? (SV)
'''Verdriet.''' Verdriet van een schoonmoeder over haar schoondochters.
 
'''Dochteren Heths.''' De beide Hethitische vrouwen waarmee Ezau al 37 jaar getrouwd was. .
 
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 27. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 3 sept. 2020.
 
== VoetnootVoetnoten ==