Genesis/Hoofdstuk 3: verschil tussen versies

27.200 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 3:1 == Ge 3:1  De slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld, dat de HEERE God gemaakt had; en zij zei tot de vrouw:...')
 
 
(10 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 3:
== Gen. 3:1 ==
Ge 3:1  De slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld, dat de HEERE God gemaakt had; en zij zei tot de vrouw: Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof? (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.</ref>)
'''Listiger.''' Slangen zijn ‘voorzichtig’. Zie hierover [[Slang]].
 
''Mt 10:16  Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven, weest dan voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven. (Telos)''
Regel 21:
''Opb 20:2  En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren;''
 
Het spreken van de slang was het eerste wonder van de duivel, de eerste misleiding van de mens. De sluwe satan heeft zich bediend van de listige slang om Manninne te verleiden tot het doen van een zonde.
 
'''Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof.''' De slang stelt een vraag. Daarmee wil zij Manninne’s denken sturen. Zij stuurt aan op de overtreding van het verbod. Wat God gezegd heeft, verwoordt de slang iets anders. De aandacht word gevestigd op het feit dat niet van alle bomen gegeten mocht worden. Haar verwoording klink anders dan: "Je mag eten van alle bomen, waarbijbehalve één." Haar verwoording ziet op de beperking, haar nadruk ligt op de beperking, de vrijheidsgrens wordt gelegd, niet op de vrijheid om van een rijk assortiment van vruchtbomen te plukken.
 
De slang (de satan) vond in het verbod aanleiding om een begeerte op te wekken. Vergelijk:
Regel 97:
Deze overtreding heeft enorm grote gevolgen gehad.
 
''Ro 5:12  Daarom, zoals door een mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo de dood tot alle mensen is doorgegaan, doordat allen gezondigd hebben'' (Telos)[[Bestand:Fig tree, Jerusalem.jpg|miniatuur|420x420px|Vijgenboombladeren in Jeruzalem.]]
 
== Gen. 3:7 ==
Ge 3:7  Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. (SV)
Regel 105 ⟶ 104:
''Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. (SV)''
 
Ze kregen, door hun overtreding, kennis van goed en kwaad.; ze zagen nu wat goed en kwaad was. Het eerste dat ze schijnen te ontdekken is hun naaktheid = hun schande. Zonde maakt beschaamd.
[[Bestand:FigMan's treeSin, Jerusalemand God's Promise (Bible Card).jpg|miniatuur|560x560px466x466px|VijgenboombladerenAdam en Eva in Jeruzalemschorten van vijgebladeren.]]
'''Zij werden gewaar dat zij naakt waren.''' Hun naaktheid bezagen ze opeens anders, als iets onwenselijks, als iets dat bedekt moest worden.
 
Ze stierven geestelijk en gingen lichamelijk een proces van (langzaam) afsterven in. Ze waren dood in hun misdaad en zonde (vg. Ef. 2:1, 5), en hun lichaam was dood vanwege de zonde (vgl. Rom. 8:10). Vergelijk de verloren zoon, wiens vader zei dat hij 'dood' was (Luk. 15:24). Over de soorten van dood, zie [[Dood]].
'''Vijgeboombladeren.''' Dat zijn grote bladeren (zie foto). De vijgenboom is de eerst genoemde concrete boomsoort in de Bijbel. Over deze vruchtboom, zie [[Vijgenboom]].
 
'''Vijgeboombladeren.''' Dat zijn grote bladeren (zie foto). De vijgenboom is de eerst genoemde concrete boomsoort in de Bijbel en de enige soort in de hof van Eden die met name genoemd wordt. Over deze vruchtboom, zie [[Vijgenboom]].
'''En maakten zich schorten.''' Om hun schaamdelen te bedekken.
 
'''En maakten zich schorten.''' Om hun schaamdelen te bedekken. Zonde maakt beschaamd, maakt te schande. Er ontstaat behoefte aan bedekking. ''Verzoening'' is in het Hebreeuws een woord dat eigenlijk ''bedekking'' betekent.
 
== Gen. 3:8 ==
Regel 145 ⟶ 146:
'''Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God.''' Zij verborgen zich uit vrees voor God en omdat zij naakt waren (vers 10).
 
'''In het midden van het geboomte van de hof.''' DaarMisschien is 'het midden van het geboomte' te onderscheiden van 'het midden van de hof'. In het midden van de hof was de boom van het leven en de boom der kennis van goed en kwaad. Daar hadden zij overtreden.
 
== Gen 3:9 ==
Regel 159 ⟶ 160:
== Gen. 3:11 ==
Ge 3:11   En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? (SV)
'''Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt?''' De tweede vraagen derde vragen. Dat te kennen gegeven had niemand gedaan. Dat zij naakt waren, waren zij zelf gewaar geworden als gevolg van hun overtreding.
 
'''Gebood.''' Zie 2:16-17.
 
== Gen. 3:12 ==
Regel 166 ⟶ 169:
 
'''Bij mij gegeven hebt.''' Om bij hem te zijn. Hem ter hulpe. Want het was niet goed dat de mens alleen zou zijn (2:18).
 
== Gen 3:13 ==
Ge 3:13  En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten. (SV)
De vierde vraag. Verwees Adam naar zijn vrouw, Mannin verwijst naar de slang.
 
'''Bedrogen.''' Mannin geloofde de leugen van de duivel en viel in overtreding. Haar vertrouwen in de slang was geschonden, haar verwachting teleurgesteld. Zie [[Bedriegen]] voor het hoofdartikel over dit begrip.
 
== Gen. 3:14 ==
Ge 3:14  Toen zeide de HEERE God tot die slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het gedierte des velds! Op uw buik zult gij gaan, en stof zult gij eten, al de dagen uws levens. (SV)
De vragen zijn gesteld, het verhoor is ten einde; de schuld is erkend. De [[slang]] wordt niet verhoord. De [[duivel]], die de slang als zijn werktuig gebruikt heeft, is al eerder gevallen.
 
Nu spreekt de Rechter zijn vonnis uit.
 
'''Vervloekt.''' God kondigt het onheil over de slang aan. Zie [[Vervloeken]] voor de betekenis van het woord.
 
'''Boven al ...''' Dat onderstelt dat ook het vee en het gedierte van het veld onder de vloek is gekomen. Ja, God gaat het héle aardrijk vervloeken (vers 17). Geheel de schepping zal lijden om en met de mens en aldus gebogen onder de vloek van God gaan. Maar "boven alles vervloekt" is de slang. Niet maar zij alleen draagt het teken en het onzalig gevolg van Gods rechtvaardige afschuw, maar zij ook, zij allereerst, zij het meest van alle schepselen. Daarom is zij vervloekt boven al het vee.
 
'''Op uw buik zult gij gaan.''' Dit onderstelt dat de slang toen poten had. Zie meer hierover bij [[Slang]]. De slang zou vernederd worden, in zijn gaan en eten. Inderdaad is tegenwoordig onder alle dieren, die een beenderenrif hebben, de slang het enige dier dat op de buik gaat, terwijl de hagedissoorten en andere amfibieën voeten hebben<ref>Zo merkte Delitzsch op in de 19e eeuw, aangehaald in het commentaar van Dächsel. Mogelijk zijn er thans ook andere dieren bekend, die een beenderenrif hebben en op de buik gaan.</ref>.
 
De Israëliet mocht het kruipend gedierte niet eten.
 
''Le 11:42  Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten, of al wat vele voeten heeft, onder alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel.'' (SV)
 
'''Stof zult gij eten.''' De voortbeweging én de voeding van de slang was oorspronkelijk anders. De slang zou na de zondeval voortaan stof eten. Het kruipende beest moest zijn spijs noodzakelijk met stof en vuil vermengd eten. Met het gladde slijmspeeksel, waarmee zij thans haar prooi overtrekt, vermengt zich gemakkelijk aarde, en deze onreinheid moet zij mee eten.
 
De satan, die reeds uit het koor van engelen gestort was, zal onder alle schepselen vernederd en aan de diepste smaad en de grootste verachting prijs gegeven worden, totdat hij, die Mannin misleidde en later de volken der mensheid zal misleiden, op het laatst in de vurige poel ([[hel]])zal gestoten worden.
 
''Mt 25:41  Dan zal Hij ook zeggen tot hen die aan zijn linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, <u>vervloekten</u>, in het eeuwige vuur dat <u>voor de duivel en zijn engelen</u> is bereid; (Telos)''
 
''Opb 20:10  En de duivel die hen <u>misleidde</u>, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel waar zowel het beest als de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid.'' (Telos)
 
De heidenen zullen het stof lekken als de slang, een dergelijke smaad en vernedering ondergaan.
 
''Mic 7:16  De heidenen zullen het zien, en beschaamd zijn, vanwege al hun macht; zij zullen de hand op den mond leggen; hun oren zullen doof worden. Mic 7:17  <u>Zij zullen het stof lekken, als de slang</u>; als kruipende dieren der aarde, zullen zij zich beroeren uit hun sloten; zij zullen met vervaardheid komen tot den HEERE, onzen God, en zullen voor U vrezen.'' (SV)
 
''Jes 49:22  Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal Mijn hand opheffen tot de heidenen, en tot de volken zal Ik Mijn banier opsteken; dan zullen zij uw zonen in de armen brengen, en uw dochters zullen op den schouder gedragen worden. Jes 49:23  En koningen zullen uw voedsterheren zijn, hun vorstinnen uw zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde, en <u>zij zullen het stof uwer voeten lekken</u>; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten.'' (SV)
 
De Heer Jezus heeft zichzelf vrijwillig vernederd, gehoorzaam worden tot de dood, tot de smadelijke en zeer smartelijke dood aan het kruis. In een andere hof dan die van Eden, in de hof van [[Gethsémané]] viel hij ter aarde.<blockquote>''Mr 14:35  En Hij ging iets verder, <u>viel op de aarde</u> en bad dat, als het mogelijk was, dat uur aan Hem mocht voorbijgaan. Mr 14:36  En Hij zei: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar niet wat Ik wil, maar wat U wilt. (Telos)''</blockquote>God legde hem ín 'het stof van de dood'. <blockquote>''Ps 22:15  (22-16) Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij <u>in het stof des doods</u>. (SV)''</blockquote>Het kruis met de plaatsvervangend lijdende Heiland is een tegenbeeld van de koperen slang, die Mozes in de woestijn verhoogde tot redding van de door slangen gebeten Israëlieten. Aan het kruis werd Jezus, alsof hij een zondaar was, door God geoordeeld. Maar door een blik op het kruis, door gelovig zien op de Heiland, is er redding.<blockquote>''Joh 3:14  En zoals Mozes de slang in de woestijn heeft verhoogd, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, Joh 3:15  opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.'' (Telos)
 
''Joh 12:32  En als Ik van de aarde ben verhoogd, zal Ik allen tot Mijzelf trekken. (Telos)''</blockquote>
 
== Gen. 3:15 ==
Ge 3:15  En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en u zult het de hielen vermorzelen. (CP<ref name=":0" />)
'''Haar zaad.''' Haar nageslacht. Dat zaad (enkelvoud) in diepere zin is de Christus, de Zoon des mensen.
 
''1Sa 2:20  En Eli zegende Elkana, en zijn huisvrouw, en zeide: De HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die zij den HEERE afgebeden heeft. En zij gingen naar zijn plaats. 1Sa 2:21  Want de HEERE bezocht Hanna, en zij werd bevrucht, en baarde drie zonen en twee dochters; en de jongeling Samuël werd groot bij den HEERE.'' (SV)
 
'''Vijandschap.''' Deze vijandschap duurt nog voort.
 
In een enkele winkel in Nederland kan men (anno 2020) een slang als speelgoed zien liggen. In landen waar slangen gevreesde dieren zijn, zal zo'n artikel thans geen aftrek vinden.
 
In het laatste Bijbelboek (Opb. 12: 4-6, 13-17) vinden wij een strijd tussen 'de oude slang' (Opb. 12:9, vgl. verzen 14, 15), dat is de satan, met zijn zaad (het [[Beest uit de zee|Beest]]) en een vrouw, die wellicht het gelovig overblijfsel van Israël voorstelt, met haar nageslacht, 'een mannelijk kind' (Opb. 12:5) en 'de overigen van haar nageslacht, dat zijn 'hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben' (Opb. 12:17).
 
De vijandschap tussen de vrouw met haar nageslacht en de biologische slang met haar nageslacht zal in het vrederijk eindigen, althans in het land Israël en mogelijk wereldwijd.
 
''Jes 11:8  Een zuigeling zal zich vermaken bij het hol van een adder, en in het nest van een gifslang zal een peuter zijn hand steken. (HSV)''
 
'''U de kop morzelen.''' Wie een slang bij de kop vat, kan hem beheersen<ref>Zie [[Slang]] en de video daar, waarin een man een grote slang bedwingt door hem bij de kop te grijpen en vast te houden. </ref>. Wie haar kop ''vermorzelt'', vernietigt haar. Zij is volkomen uitgeschakeld. Dood.
 
Een voorafbeelding vinden wij in het voorval van [[Goliath]] en [[David]]. David trof de reis met een steen in zijn voorhoofd en daarna onthoofde hij hem met diens eigen zwaard.
 
''1Sa 17:49 En David stak zijn hand in de tas, en hij nam een steen daaruit, en hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat de steen zonk in zijn voorhoofd, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde.'' ''1Sa 17:50 Alzo overweldigde David den Filistijn met een slinger en met een steen; en hij versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch David had geen zwaard in de hand. 1Sa 17:51 Daarom liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn zwaard, en hij trok het uit zijn schede, en hij doodde hem, en hij hieuw hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij.'' ''(SV)''
 
''Heb 2:14  Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, opdat Hij door de dood te niet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, (Telos)''
[[Bestand:Slang kop vermorzeld - Jan van 't Hoff.jpg|miniatuur|Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl).]]
Het zaad van de slang bij uitnemendheid, de Wetteloze (2 Thess. 2:8), zal de Heer Jezus vernietigen bij zijn komst.
 
''2Th 2:8  En dan zal de wetteloze geopenbaard worden, die de Heer Jezus zal verteren door de adem van zijn mond en ten niet doen door de verschijning van zijn komst;'' (Telos)
 
De satan zelf, de oude slang, zal, nadat hij een groot deel van de mensheid tot opstand verleid heeft, aan de vuurpoel van de hel worden prijsgegeven, aan een toestand die de de tweede [[dood]] wordt genoemd.
 
Wat de slang onderging en zal (als duivel) ondergaan, is in zekere vorm en mate ook de Heiland overkomen.
 
* De slang zou over de aarde kruipen. Jezus verliet de hoogte van de hemel om in een nederige gestalte beneden op de aarde te gaan. In de hof van Gethsémané, met het oog op de straf die hem wachtte, 'viel' Jezus 'op de aarde' (Mark. 14:35), om ernstig tot God te bidden.
* De kop van de slang zou vermorzeld worden. Het hoofd van de Heer Jezus werd niet vermorzeld, maar wel geslagen door mensen: een van de dienaars van de hogepriester gaf hem 'een slag in het gezicht' (Joh. 18:22); Romeinse soldaten sloegen hem met een rietstok op het hoofd (Matth. 27:3; Mark. 15:19) en gaven hem slagen in het gezicht (Joh. 19:6) en drukten een kroon van doornen op zijn hoofd. Jezus werd wel 'om onze ongerechtigheden ''verbrijzeld''<nowiki/>' (Jes. 53:5, cursivering toegevoegd).
* De slang verloor tot straf zijn poten. De voeten en handen van de Heiland werden doorboord.
*Het oordeel over de slang (de duivel), de oorsprong van de zonde, is een oordeel over de zonde. Jezus, voorafgebeeld door een verhoogde slang, hing (plaatsvervangend) als een boosdoener aan het kruis, verhoogd en en geoordeeld.
* De slang zou stof eten. God legde Jezus 'in het stof des doods' (Ps. 22:15).
 
'''De hielen vermorzelen.''' Het Hebreeuwse woord, hier vertaald met 'hielen', komt 13x voor in het Oude Testament. De Statenvertaling vertaalt met 'verzenen' (5x), 'voetstappen' (3x), 'hiel' (2x), 'einde' (1x), 'lage' (1x), en, in combinatie met een ander Hebreeuws woord, 'paardenhoeven' (1x). De NBG51-vertaling heeft 'hiel' (7x), 'voetsporen' (2x), 'achterhoede' (1x), 'hoeven' (1x), 'schreden' (1x), 'sporen' (1x).
 
Dat de slang iemands hielen, voeten, onderbenen kan bijten, begrijpen wij uit de omstandigheid dat zij op haar buik over de aardbodem gaat. Haar kop is laag bij de grond, waar ook de voeten van mensen gaan.
 
Twee keer dat in dit vers sprake is van 'vermorzelen'. De voeten van het zaad van de vrouw, Jezus Christus, werden doorboord. Hij werd niet door de satan gedood. Hij gaf zijn geest, zijn leven, zelf over.
 
''Joh 10:18  Niemand neemt het van Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af; Ik heb macht het af te leggen en heb macht het weer te nemen. Dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.'' (Telos)
 
== Gen. 3:16 ==
Ge 3:16  Tot de vrouw zei Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk van uw dracht; met smart zult u kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. (CP<ref name=":0" />)
'''Uw smart ... met smart.''' In het Hebreeuws twee verschillende woorden, die dezelfde stam hebben, namelijk het werkwoord ''atsab'', dat onder meer betekent: ''pijn doen, smarten''<ref>''Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen.'' Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige ''Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon'' van Larry Pierce. </ref>. De NBG51-vertaling vertaalt door 'moeite' en 'smart'.
 
''Ge 3:16  Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen.'' (NBG51)
 
De Herziene Statenvertaling heeft 'moeite' en 'pijn'.
 
''Ge 3:16  Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar hij zal over u heersen.'' (HSV)
 
De moeite van de zwangerschap sluit de pijn niet uit.
 
'''Namelijk van uw dracht.''' Van uw zwangerschap. Het Hebreeuwse woord betekent: ontvangenis (bevruchting), zwangerschap. Niet alleen het baren zal pijnlijk zijn, de zwangerschap zelf, het dragen (vandaar 'dracht') van de vrucht, zal met moeite en pijn gepaard gaan. Veel vrouwen zijn misselijk, hebben al moeite in het begin van hun zwangerschap.
 
'''Met smart zult u kinderen baren.''' Moeite en pijn in dracht èn baring. Na de zwangerschap, die moeite kent, volgt de baring met smart. Deze smart vinden wij terug in het laatste Bijbelboek:
 
''Opb 12:2  En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren. (Telos)''
 
Daar is het Israël, het gelovig overblijfsel, dat - naar het schijnt - de Verlosser ''geestelijk'' baart.
 
In figuurlijke zin is ook de barensnood die over de wereld zal komen:
 
''1Th 5:3  Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen zoals de barensnood over een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen.'' (Telos)
 
Meer nog, de héle schepping is in barensnood, in reikhalzende verwachting van de open-baring van de zonen van God, de verheerlijkte heiligen.
 
''Ro 8:19  Want de schepping verwacht reikhalzend de openbaring van de zonen van God. (...) Ro 8:22  Want wij weten, dat de hele schepping tezamen zucht en tezamen in <u>barensnood</u> is tot nu toe. Ro 8:23  En dat niet alleen, maar ook wijzelf, die de eerstelingen van de Geest hebben, ook wijzelf zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.'' (Telos)
 
'''Tot uw man zal uw begeerte zijn.''' Ondanks dat uitzicht op die aanstaande smarten en bezwaren bij een zwangerschap, zal het verlangen van de vrouw naar haar man heentrekken.
 
'''Hij zal over u heerschappij hebben.''' Haar man wordt haar bestuurder, haar heer, die zij heeft te volgen en te gehoorzamen. De vrouw zou voortaan van haar man veel meer afhankelijk zijn, meer aan hem onderworpen zijn, dan Gods oorspronkelijke ordening was. Oorspronkelijk stelde God weliswaar een gezagsverhouding in en is de man nog altijd het hoofd van de (zijn) vrouw, maar door de zonde is de verhouding tussen man en vrouw aangetast en zucht de vrouw onder de heerschappij van haar man. Een getrouwde christenman echter moet er werk van maken zijn vrouw te ''behagen''.
 
''1Co 7:33  maar de getrouwde wijdt zijn zorg aan de dingen van de wereld, hoe hij zijn vrouw zal behagen. (Telos)''
 
== Gen. 3:17 ==
Ge 3:17   En tot Adam zei Hij: Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd en van die boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: U zult daarvan niet eten, zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult u daarvan eten al de dagen van uw leven, (CP<ref name=":0" />)
'''Omdat u geluisterd hebt naar de stem van uw vrouw.''' Wij weten niet wat zij heeft gezegd.
 
''Ge 3:6  En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.'' (SV)
 
In elk geval heeft zij de vrucht niet zwijgend gegeven. Misschien heeft zij (deels) herhaald wat de slang haar gezegd had. "Volgens de slang worden wij hierdoor verstandig en zullen wij niet sterven." Misschien heeft zij ook meegedeeld dat er een bijzondere gewaarwording over haar gekomen was.
 
Het woord van God maakte als het ware plaats voor het woord van de slang en de vrouw. In de gemeente van God is het niet toegestaan dat een vrouw leert of over een man heerst<ref>Desondanks staat sommige kerken en kerkverbanden een vrouw als predikant op de kansel. </ref>. Deze beperking heeft te maken met haar plaats als vrouw ten opzichte van de man en haar meerdere vatbaarheid voor dwaling.
 
''1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren;  1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn.  1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva;  1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding.'' (Telos)
 
'''Zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt.''' Adam was het hoofd van de aardse schepping. Daarom zou ook het aardrijk, dat onder zijn heerschappij stond, vervloekt zijn.
 
''Ge 1:28 En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! (SV)''
 
Deze vervloeking merken wij aan het voorkomen van doornen en distels (vers 18), waaraan wij ons bezeren, de natuurrampen (aardbevingen, overstromingen) die niet zelden tot een 'humanitaire crisis' leiden, en het gedrag van dieren, die andere dieren en ook mensen bijten (bijvoorbeeld slangebeten).
 
'''Met smart zult u daarvan eten.''' Heeft de Statenvertaling 'smart', de Leidse vertaling heeft 'moeite', de NBG51-vertaling heeft 'al zwoegende', de Herziene Statenvertaling heeft 'zwoegen'. Het Hebreeuwse woord vertaald met 'smart' is hetzelfde als dat wat van de zwangerschap van de vrouw gezegd wordt. Zij zal met moeite en pijn haar ongeboren kind dragen, hij zal met moeite en pijn, na moeitevolle arbeid, eten van de vrucht van de aardbodem. Niet alleen de vrouw heeft moeite en lijdt pijn, ook de man draagt dat lot.
 
== Gen. 3:18 ==
Ge 3:18  Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en u zult het kruid van het veld eten. (CP<ref name=":0" />)
'''Doornen en distelen.''' Stekelige planten zijn dat, waaraan wij ons kunnen bezeren. Jezus kreeg een kroon van doornen op zijn hoofd gedrukt. Mensen kunnen als doornen en distelen zijn.
 
'''U zult het kruid van het veld eten.''' Voorheen aten zij van de vruchtbomen in de hof van Eden. Van het graad zullen zij brood maken en dat eten (vers 19).
 
== Gen. 3:19 ==
Ge 3:19  In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren. (SV)
'''Zweet uws aanschijns.''' Als gevolg van de moeitevolle arbeid. "Met smart zult u daarvan eten" (vers 17).
 
''Lu 22:44  En terwijl Hij in zware strijd raakte, bad Hij des te vuriger. En zijn zweet werd als grote bloeddruppels, die op de aarde vielen. (Telos)''
 
'''Dewijl gij daaruit genomen zijt.''' Uit het stof der aarde, dus niet uit het vlees en bloed van een dier, zoals de [[Theïstische evolutieleer|theistische evolutieleer]] zegt.
 
== Gen. 3:20 ==
Ge 3:20  Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Heva, omdat zij een moeder aller levenden is. (SV)
'''Heva.''' Ook geschreven ''Eva''. In het Hebreeuws ''Chavva.'' Zie [[Eva]] voor het hoofdartikel over onze oermoeder.
 
'''Omdat zij een moeder aller levenden is.''' 'Heva' betekent: Levengeefster. Zie [[Eva]]. Adam had God geloofd, dat zijn vrouw zwanger zou worden en nageslacht zou voortbrengen.
 
== Gen. 3:21 ==
Ge 3:21  En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en toog ze hun aan. (SV)
'''Rokken van vellen.''' 'Kleren van huiden', vertaalt de Herziene Statenvertaling. Kennelijk waren de schorten van vijgebladeren niet voldoende in de ogen van God.
 
Huiden van dieren, dus bekleding die zijn oorsprong vindt bij andere wezens. Zijn deze hiervoor geslacht? Dat is voor ons verborgen. Eerst bedekten Adam en zijn vrouw zichzelf, nu werden zij door God bekleed. Hun naaktheid, hun 'schande', waarvoor zij zich schaamden, werd bedekt. Verzoenen betekent in het Hebreeuws eigenlijk bedekken. De bedekking door God spreekt van verzoening. De verzoening was mogelijk doordat er huiden van dieren waren genomen.
 
Wij, gelovigen, zijn bekleed met de kleren van het heil, met de mantel der gerechtigheid van het geloof. Wij hebben 'het beste kleed' (Luk. 15:22) aangetrokken gekregen. Hiervoor moest het Lam van God worden geslacht. Dat was toen, in Gen. 3, nog een verborgenheid.
 
Wij moeten ons door het geloof laten bekleden met de heilsklederen van Christus. Zij maken ons geschikt voor de hemel en voor de bruiloft van het Lam. Zie Matth. 22:11v.
 
== Gen. 3:22 ==
Ge 3:22  Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. (SV)
'''Als Onzer één, kennende het goed en het kwaad.''' 'Ons' verwijst naar de drie-enige God, die de mens gemaakt heeft en Zijn beeld.
 
''Ge 1:26  En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (SV)''
 
De slang had gezegd dat zij, door te eten, als God zouden wezen, kennende het goed en het kwaad.
 
''Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. (SV)''
 
Dat was uitgekomen en wel als gevolg van een daad van ongehoorzaamheid. Door kwaad te doen, deden zij kennis van goed en kwaad op.
 
'''Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid.''' Dan zou de mens voor eeuwig een zondaar blijven. Hij was geestelijk gestorven in de overtreding met de verboden vrucht, de lichamelijke dood zou volgen als de voltooiing van een stervensproces. God wilde niet dat de gevallen staat van de mens voor altoos zou voortduren. De dood moest voltrokken worden, maar God zou door Christus, die dood geweest en nu leeft, zorgen voor eeuwig leven voor een ''nieuw'' schepsel, een ''nieuwe'' mens.
 
== Gen. 3:23 ==
Ge 3:23  Zo zond de HEERE God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. (CP<ref name=":0" />)
'''Zo zond de Heer God hem weg uit ... om ...''' Het is niet slechts een verdrijving (vers 24) uit de hof, maar ook een missie met betrekking tot de wereld daarbuiten: de aardbodem bouwen.
 
'''Om de aardbodem te bouwen.''' De mens zou 'over de gehele aarde' heerschappij hebben (Gen. 1: 26). Hij moest haar vervullen en onderwerpen (1:28). Van het bouwen van de aardbouwen spreekt voor het eerst 2:5.
 
''Ge 2:5  En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was. geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen.'' (SV)
 
Hij zou eten van zaadzaaiend kruid en van boomvruchten (1:20). Aanvankelijk had God de mens de opdracht gegeven om de hof van Eden te bouwen en te bewaren.
 
''Ge 2:15  Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren. (SV)''
 
Het woord 'bewaren' mist nu. Had de mens de aarde verloren aan de duivel, de overste van deze wereld? Of was het omdat de aardbodem vervloekt was vanwege de overtreding van Adam?
 
'''Waaruit hij genomen was.''' God had Adam geformeerd uit het stof der aarde.
 
''Ge 2:7  En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. (SV)''
 
== Gen. 3:24 ==
Ge 3:24  En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen het oosten van de hof van Eden, en een gloeiend zwaard, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens. (SV)
'''Cherubim.''' [[Cherubim]] schijnen Gods kracht in de schepping en zijn rechtvaardig bestuur te vertegenwoordigen. Hier staan zij als wachters, bewakers.
 
'''Gloeiend zwaard.''' Het Hebreeuwse woord heeft de gedachte van branden, gloeien. Het gaat dus om een vurig, brandend, gloeiend zwaard.
 
'''De weg van de boom des levens.''' De weg tot het leven is thans de Heer Jezus; Hijzelf is de weg en het leven (Joh. 14:6). Hij zal te eten geven van de boom van het leven (Opb. 2:7).
 
''Joh 14:6  Jezus zei tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij. (Telos)''
 
''Opb 22:14  Gelukkig zij die hun lange kleren wassen, opdat zij recht hebben op de boom van het leven en zij door de poorten de stad binnengaan. (Telos)''
 
''Opb 2:7  Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is.'' (Telos)
 
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 3. Hiervan is enige tekst onder wijziging verwerkt.
 
== Voetnoten ==
<references />