Genesis/Hoofdstuk 3

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 8 feb 2020 om 10:43 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 3:1 == Ge 3:1  De slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld, dat de HEERE God gemaakt had; en zij zei tot de vrouw:...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Genesis > Hoofdstuk 3
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 3 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 3:1

Ge 3:1  De slang nu was listiger dan al het gedierte van het veld, dat de HEERE God gemaakt had; en zij zei tot de vrouw: Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof? (CP[1])

Listiger. Slangen zijn ‘voorzichtig’.

Mt 10:16  Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven, weest dan voorzichtig als de slangen en oprecht als de duiven. (Telos)

Paulus spreekt van de ‘sluwheid’ van de slang.

2Co 11:3  Maar ik vrees dat wellicht, zoals de slang Eva verleidde door haar sluwheid, uw gedachten bedorven en afgeweken zijn van de eenvoudigheid en de reinheid jegens Christus. (Telos)

Er is ook onder de mensen ‘sluwheid om door listen te doen dwalen’ (Ef. 4:14).

Efe 4:14  opdat wij niet meer onmondigen zijn, heen en weer bewogen en rondgedreven door elke wind van de leer, door bedriegerij van de mensen, door hun sluwheid om door listen te doen dwalen, Efe 4:15  maar terwijl wij de waarheid vasthouden in liefde, in alles opgroeien tot Hem die het hoofd is, Christus, (Telos)

Zij zei tot de vrouw. Een sprekende slang. Dat de slang niet uit zichzelf sprak, maar de spreekbuis was van een gevallen engel, de satan, blijkt later in de Bijbel, vooral in het laatste Bijbelboek. Daar treedt de slang, dan ‘de oude slang’, weer prominent op en daar blijkt het ‘de duivel en de satan’ te zijn.

Opb 12:9  En de grote draak werd neergeworpen, de oude slang, die genoemd wordt duivel en de satan, die het hele aardrijk misleidt; hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen. (…) Opb 12:14  En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, opdat zij in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, waar zij gevoed wordt een tijd en tijden en een halve tijd, buiten het gezicht van de slang. (…) Opb 12:15  En de slang wierp achter de vrouw water uit zijn mond als een rivier, om haar door de rivier te laten meesleuren.

Opb 20:2  En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem duizend jaren;

De sluwe satan heeft zich bediend van de listige slang om Manninne te verleiden tot het doen van een zonde.

Is het ook dat God gezegd heeft: Ulieden zult niet eten van alle boom van deze hof. De slang stelt een vraag. Daarmee wil zij Manninne’s denken sturen. Zij stuurt aan op de overtreding van het verbod. Wat God gezegd heeft, verwoordt de slang iets anders, waarbij de nadruk op de beperking, de vrijheidsgrens wordt gelegd, niet op de vrijheid om van een rijk assortiment van vruchtbomen te plukken.

De slang (de satan) vond in het verbod aanleiding om een begeerte op te wekken. Vergelijk:

Ro 7:8  Maar de zonde heeft door het gebod aanleiding gevonden en in mij elke begeerte opgewekt; want zonder wet is de zonde dood. (…) Ro 7:11  Want de zonde heeft door het gebod aanleiding gevonden en mij verleid en door het gebod gedood. (Telos)

Gen. 3:2

Ge 3:2  En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; (SV)

De vrouw gaat eerst niet mee in de bewoording door de slang. Zij heeft nog besef van de vrijheid, om van alle bomen (op één na) te eten.

Ge 2:16  En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, Ge 2:17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (HSV)

Gen. 3:3

Ge 3:3  Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: U zult van die niet eten, noch die aanraken, opdat u niet sterft. (CP[1])

Die in het midden van de hof is. Dit is een nieuw gegeven. Volgens vers 9 stond de boom des levens in het midden.

Ge 2:9  En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen, begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en kwaad. (HSV)

Volgens Mannin stond ook de boom der kennis van goed en kwaad in het midden. Dat betekent dat zij bij elkaar stonden. Of stond alleen de levensboom in het midden en heeft Mannin het nu mis? Er is geen reden om te stellen dat zij het mis had.

Vergelijk de woorden van Mozes:

De 30:15  Zie, ik houd u heden het leven en het goede voor, maar ook de dood en het kwade: (…) De 30:19  Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven, opdat gij leeft, gij en uw nageslacht, (NBG51)

Noch die aanraken. Ook dat is een nieuw gegeven. Heeft God dat gezegd?

Ge 2:16  En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, Ge 2:17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (HSV)

Dat God het aanraken verboden heeft, kunnen wij niet uitsluiten. Maar we kunnen ook niet uitsluiten dat Mannin iets toevoegt aan de beperking, deze uitbreidt. Misschien heeft God het eten van de boom verboden en daarom het aanraken afgeraden.

Gen. 3:4

Ge 3:4  Toen zei de slang tot de vrouw: Ulieden zult de dood niet sterven; (CP[1])

Nu spreekt de slang het woord van God tegen. Immers, God had gezegd: “Als u daarvan eet, zult u sterven” (2:17).

Gen. 3:5

Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Zo zullen uw ogen geopend worden. (SV)

Wat de slang zegt, is waar, zie 3:7, 22.

Ogen geopend. Vgl. 3:7

Ge 3:7  Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. (SV)

Gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. Vgl. 3:22.

Ge 3:22  Toen zeide de HEERE God: Ziet, de mens is geworden als Onzer één, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van den boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. (SV)

Die kennis van God is echter niet uit zondigen, de kennis van de mens wel.

Gen. 3:6

Ge 3:6  En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. (SV)

Goed tot spijze. Ook vele andere bomen waren dat.

Ge 2:9  En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads. (SV)

Lust voor de ogen. Ook vele andere bomen waren dat. Zie Gen. 2:9, hierboven aangehaald.

1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. (Telos)

Een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken. Dat scheen een onderscheidend kenmerk van deze boom. Dat was een toegevoegde waarde. Dat maakte de boom extra interessant.

En zij nam van zijn vrucht en at. Nu wordt zij ongehoorzaam en overtreedt het verbod.

Jak 1:15  Daarna, als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen geworden is, brengt zij de dood voort. (Telos)

Merk de volgorde op: Zien > Waarderen > Begeren > Overtreden > Ander meetrekken in de overtreding. En vergelijk bij:

1Jo 2:16  Want al wat in de wereld is: de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven, is niet uit de Vader, maar is uit de wereld. 1Jo 2:17  En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeewigheid. (Telos)

'Goed tot spijze': begeerte van het vlees. 'Lust voor de ogen': begeerte van de ogen. 'Verstandig te maken': hoogmoed van het leven.

En zij gaf ook haar man met haar, en hij at. Adam was in de buurt.

Deze overtreding heeft enorm grote gevolgen gehad.

Ro 5:12  Daarom, zoals door een mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo de dood tot alle mensen is doorgegaan, doordat allen gezondigd hebben (Telos)

Gen. 3:7

Ge 3:7  Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. (SV)

Toen werden hun beider ogen geopend. Dit had de slang voorzegd:

Ge 3:5  Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. (SV)

Ze kregen, door hun overtreding, kennis van goed en kwaad.; ze zagen nu wat goed en kwaad was.

Vijgenboombladeren in Jeruzalem.

Zij werden gewaar dat zij naakt waren. Hun naaktheid bezagen ze opeens anders, als iets onwenselijks, als iets dat bedekt moest worden.

Vijgeboombladeren. Dat zijn grote bladeren (zie foto). De vijgenboom is de eerst genoemde concrete boomsoort in de Bijbel. Over deze vruchtboom, zie Vijgenboom.

En maakten zich schorten. Om hun schaamdelen te bedekken.

Gen. 3:8

Ge 3:8  En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelend in de hof, aan de wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God, in het midden van het geboomte van de hof. (CP[1])

Zij hoorden. Adam zal dan ook zeggen: 'Ik hoorde uw stem in de hof' (vers 10).

De stem van de HEERE God. Hij riep.

Ge 3:9 En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? (SV)

Hij zocht de mensen op. Dat roepen en zoeken, dat deed de Heer Jezus ook.

Lu 5:32  Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering. (Telos)

Lu 19:10  Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te behouden. (Telos)

Mt 18:12  Wat denkt u? Als een mens honderd schapen heeft en een daarvan is afgedwaald, zal hij niet de negenennegentig op de bergen laten en het afgedwaalde gaan zoeken? (Telos)

Wandelend in de hof. God wandelt op aarde, op zoek naar de gevallen mens. Jezus heeft op aarde gewandeld, om verloren mensen te zoeken en te behouden.

Joh 1:36  En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God. (Telos)

Joh 7:1  En daarna wandelde Jezus rond in Galilea; want Hij wilde niet in Judea rondwandelen omdat de Joden Hem trachtten te doden. (Telos)

Later is Hij wel naar Judea gegaan, om te Jeruzalem te sterven als zoenoffer voor de wereld.

Aan de wind des daags. De wind voerde het geluid van Gods stem naar de verloren mens. Het Hebreeuwse woord voor 'wind' is 'roeach'. Dit kan ook 'geest' betekenen. In het begin zweefde de roeach van God over de wateren (Gen. 1:2). Daar wordt meestal vertaald door 'Geest'. In Gen. 3:8 ligt de vertaling 'wind' voor de hand.

Joh 3:8  De wind waait waarheen hij wil, en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heengaat; zo is ieder die uit de Geest geboren is. (Telos)

Woord en Geest werken in een verloren mens tot zijn bekering.

Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van de HEERE God. Zij verborgen zich uit vrees voor God en omdat zij naakt waren (vers 10).

In het midden van het geboomte van de hof. Daar was de boom van het leven en de boom der kennis van goed en kwaad. Daar hadden zij overtreden.

Gen 3:9

Ge 3:9  En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? (SV)

Waar zijt gij? God stelt enkele vragen. Dit is de eerste. God nu weet alle dingen. Hij wist waar Adam was. Maar Hij wil dat Adam zelf voor de dag komt en de reden van zijn verberging bekend maakt.

Gen. 3:10

Ge 3:10  En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde; want ik ben naakt; daarom verborg ik mij.(SV)

Vrees, schaamte deed Adam zich verbergen.

Want ik ben naakt. Ondanks de schorten van vijgenboombladeren voelde hij zich naakt. Ze bedekten hem niet genoeg of namen zijn gevoel en gewaarwording van naaktheid niet weg. Straks zal God een andere bedekking geven, 'rokken van vellen' (vers 21).

Gen. 3:11

Ge 3:11   En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt? (SV)

Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? De tweede vraag. Dat te kennen gegeven had niemand gedaan. Dat zij naakt waren, waren zij zelf gewaar geworden als gevolg van hun overtreding.

Gen. 3:12

Ge 3:12  Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten. (SV)

Adam antwoordt niet met 'Ja, daarvan heb ik gegeten'. Nee, Hij wijst op Eva, die hem de verboden vrucht gegeven had, en op God die hem de vrouw gegeven had. Hij wijst dus op 'verzachtende omstandigheden', op de betrokkenheid en toedoen van anderen in zijn overtreding. Hij heeft de laatste stap gedaan in een reeks stappen. Maar hij ontkent niet, hij stemt toe, 'ik heb gegeten'.

Bij mij gegeven hebt. Om bij hem te zijn. Hem ter hulpe. Want het was niet goed dat de mens alleen zou zijn (2:18).

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.