Genesis/Hoofdstuk 44
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Genesis:
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
- Onderwerpen
Hoofdstuk 44 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
In het kort: Benjamin van diefstal beschuldigd, door Juda verdedigd. — Op Jozefs bevel wordt wederom in de graanzakken van de broeders het geld, in die van Benjamin daarenboven Jozefs zilveren beker gelegd (1-2); door de bode, die de broeders op de huisreis achterhaalt, wordt deze gevonden; waarop zij allen terugkeren (3-13). Benjamin wordt door Jozef tot slavernij veroordeeld (14-17); maar Juda biedt zichzelf in zijn plaats aan om zijn vader dodelijk verdriet te besparen (18-34).
Gen. 44:18
Ge 44:18 Toen naderde Juda tot hem, en zei: Och, mijn heer! laat toch uw knecht een woord spreken voor mijns heren oren, en laat uw toorn tegen uw knecht niet ontsteken; want u bent even gelijk Farao! (CP[1])
U bent even gelijk Farao. Juda (de Joden) zal eens belijden dat Jezus gelijk is aan God de Vader.
Joh 1:1 In het begin was het Woord; en het Woord was bij God, en het Woord was God. (Telos)
Gen. 44:20
Ge 44:20 Zo zeiden wij tot mijn heer: Wij hebben een ouden vader, en een jongeling des ouderdoms, den kleinsten, wiens broeder dood is, en hij is alleen van zijn moeder overgebleven, en zijn vader heeft hem lief. (SV)
Wiens broeder dood is. Het schijnt dat zij in hun eigen suggestie, gedaan door het bebloede kleed dat zij aan hun vader toonden, zijn gaan geloven.
Gen. 44:28
Ge 44:28 En de een is van mij uitgegaan, en ik heb gezegd: Voorwaar, hij is gewis verscheurd geworden! en ik heb hem niet gezien tot nu toe. (CP[1])
Hij is gewis verscheurd geworden. Dat had vader Jakob opgemaakt uit het bebloede kleed van Jozef. Tegen Jezus heeft men de mond opengesperd als een verscheurende leeuw.
Ps 22:13 (22-14) Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, [als] een verscheurende en brullende leeuw. (SV)
Gen. 44:33
Ge 44:33 Nu dan, laat toch uw knecht voor dezen jongeling slaaf van mijn heer blijven, en laat den jongeling met zijn broederen optrekken! (SV)
Hoe komt Juda op voor Benjamin. Juda biedt plaatsvervanging aan. Wat een tegenstelling met hun behandeling van Jozef vroeger. Toen dankten zij Jozef, thans willen zij Benjamin sparen, rekening houdend met het gemoed van hun vader.
Bron
Statenbijbel uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam, 1923. Enige tekst van de samenvatting van Gen. 44 is overgenomen op 13 jan. 2020.
Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Gen. 44 is onder wijziging verwerkt op 13 jan. 2020.