Brief van Paulus aan de Kolossenzen

Uit Christipedia
(Doorverwezen vanaf Kolossenzenbrief)

De brief van Paulus aan de Kolossenzen (ook gespeld Colossenzen) of de Kolossenzenbrief is een brief van de apostel Paulus gericht aan de gelovigen in de stad Kolosse en opgenomen in het Nieuwe Testament.

In onderscheidene opzichten heeft deze brief zeer veel overeenkomst met die van Paulus aan de Efeziërs.

Schrijver, geadresseerden en datering

Schrijver. De brief is opgesteld door Paulus, met medewerking van Timotheüs (Col. 1:1). Ook in Col. 1:23 en 4:18 wordt Paulus genoemd als auteur.

Adressanten. De brief is gericht aan de gemeente te Kolosse, maar Paulus vraagt hen de brief ook voor te lezen in de naburige gemeente te Laodicea, en bij henzelf ook zijn brief aan de gemeente te Laodicea (die wij niet kennen) voor te lezen.

Bezorger. Overbrenger van de brief is Tychicus (Kol. 4:7), samen met Onésimus.

Omstandigheid. Hij schrijft de brief in gevangenschap (Col. 4:3, 10, 18). Een medegevangene is Aristarchus.

Hij lijdt en zijn lijden is voor de Kolossenzen, die door het geloof tot het lichaam van Christus behoren.
Col 1:24  Thans verblijd ik mij in mijn lijden voor u en vul in mijn vlees aan wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus voor zijn lichaam, dat is de gemeente, Col 1:25  waarvan ik een dienaar geworden ben overeenkomstig het rentmeesterschap van God dat mij gegeven is voor u, om het woord van God te voleindigen: (Telos)
Datering. Waarschijnlijk gaat het hier om zijn gevangenschap in Rome, en heeft hij de brief geschreven ca. 61 na Christus[1]. Echter is het ook mogelijk dat hij de brief geschreven heeft tijdens zijn gevangenschap in Caesarea, ca. 58 na Christus.
0 — 50 < Kerkgeschiedenis 50 — 100 n.C. > 100 — 200
Openbaring van JohannesJeruzalemVespasianusVitelliusOthoGalba2 Petrus2 TimotheüsGessius Florus1 PetrusTitusbrief1 TimotheüsLucceius AlbinusBrief aan HebreeënBrief aan FilemonEfezebriefKolossenzenbriefPorcius FestusFilippenzenbriefRomeinenbriefNeroFelix (stadhouder)GalatenbriefVentidius CumanusHerodes Agrippa II

De gemeente te Kolosse

Kolosse, ook gespeld Colosse, was een stad in het westen van het huidige Turkije, ten zuidoosten van Laodicea en Hiërapolis.

: Ligging van Colosse ('Colossae') zuidoostelijk van Laodicea, in de Romeinse provincie Asia

De gemeente van Christus aldaar was gesticht door één van Paulus' medewerkers, Epafras (Col. 1:6-7). Tot de gemeente behoorden ook Filémon en Onésimus. Van Onésimus schrijft Paulus aan de Kolossenzen dat 'die van u is' (Col. 4:9), d.w.z. een van hen is. Aan Filémon schreef hij eerder een brief over diens slaaf Onésimus, die te Rome door de dienst van Paulus tot bekering was gekomen. Verder is er over deze gemeente weinig bekend, behalve de gegevens in de brief zelf.

Paulus kende de christenen in Kolosse niet persoonlijk, hij heeft van hen gehoord (Col. 1:4-9) en hij heeft ook een voortdurende gebedslast voor de gelovigen daar en in Laodicea, die hem niet persoonlijk kennen (Col. 2:1).

Doel van de brief

Paulus heeft zorgen om het geestelijk welzijn van de gelovigen, vandaar dat hij uitgebreid aandacht besteed aan de positie van Christus.  Paulus had van Epafras gehoord over ketterse opvattingen in Colosse. Welke dwaalleer is niet helemaal duidelijk, maar uitgaande van de inhoud van de brief moet het een mengeling geweest zijn van Judaïsme, Gnosticisme, ascese en engelenverering. De afwijkende leerstellingen over God en de verlossing hadden blijkbaar een schaduw geworpen over de heerlijkheid van Christus. Paulus brengt door zijn schrijven Christus weer voor het voetlicht en benadrukt Diens soevereiniteit, Goddelijkheid en heerschappij. Christus' hoofdschap over de gemeente wordt benadrukt, evenals het christelijke leven in de dagelijkse praktijk.

De boodschap

De Heer Jezus is voor de christen alles: God, Schepper, Hoofd, overwinning over de dood en de demonische machten. Er is geen verlossing en wijsheid buiten Hem. Nadruk ligt op de loutere toewijding aan Christus.

Indeling

De brief valt grofweg uiteen in twee delen:

Deel 1: overwegend leerstellig
    1:1-8      Dankzegging voor de goede berichten over de gemeente.
    1:9-14    Paulus voorbede voor de gemeente.
    1:15-2:3 De heerlijkheid van Christus.  
Deel 2: gericht op praktisch christelijk leven
     2:4-23    Waarschuwingen tegen dwaalleraren.
     3:1-4:6   Eenheid met Christus en daaruit voortvloeiende levensheiliging. 
           3:18-4:1 Huiselijke plichten
           4:2-6 Vermaning tot gebed, tot voorbede voor Paulus en tot betamelijk gedrag en spreken jegens niet-gelovigen
     4:7-18    Groeten aan de gemeente en medewerkers.

Samenvatting

Hoofdstuk 1. In deze brief verklaart de apostel dat hij met de tegenwoordige toestand en de oorsprong van de gemeente bekend is. Hij betuigt zijn belangstelling in haar bloei, wenst haar met de vruchten van haar geloof geluk en tracht de overtuiging bij haar leden te bevestigen, dat zowel de heiden als de Jood tot het Godsrijk geroepen zijn. Dit was vroeger een verborgenheid, maar thans is zij geopenbaard.

Hoofdstuk 2. Hij waarschuwt zijn lezers tegen een bedrieglijke wijsbegeerte, welke uit menselijke overleveringen voortgesproten was, tegen de dwaalleraars, tegen Joodse en heidense vooroordelen,

Hoofdstuk 3. Paulus wekt hen tot hemelsgezindheid, tot vernieuwing van het hart, tot een reine wandel, tot onderlinge liefde en vrede op. Hij vermeldt de bijzondere huiselijke plichten, door vrouwen, mannen, kinderen, vaders, slaven en heren te volbrengen

Hoofdstuk 4. Na het verzoek om voorbede, spreekt hij over de zending van Tychicus en Onésimus, en sluit de brief met onderscheidene groeten.

Commentaar

Hoofdstukken van dit Bijbelboek samengevat en/of verzen ervan becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Kolosse' is op 9 april 2020 onder wijziging verwerkt.

Voetnoot

  1. De inleiding tot de brief in de Telos-vertaling zegt: "Geschreven door Pauls in het jaarweek 62/63 (of 60/61) tijdens zijn eerste gevangenschap in Rome (Hd. 28:30)".