Genesis/Hoofdstuk 6

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 6
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 6 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 6:2

Ge 6:2  Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden. (SV)

Gods zonen. Engelen. Of het goede of boze engelen zijn, wordt ons niet meegedeeld.

Zij namen zich vrouwen. En gingen tot hen in.

Ge 6:4  In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name. (SV)

Gen. 6:3

Ge 6:3  Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren. (SV)

Geest ... vlees. De eerste keer dat de tegenstelling Geest en vlees, een bekende tegenstelling in het Nieuwe Testament, voorkomt.

Honderd en twintig jaren. God besluit dat de leeftijd van de mensen wordt verkort. Mozes, de schrijver van Genesis, bereikte de leeftijd van 120 jaar. Na de zondvloed zakt de gemiddelde leeftijd dramatisch. Misschien dat ook een verandering van het wereldklimaat na de zondvloed een tweede oorzaak is geworden.

Leeftijden van Adam tot Mozes[1]
ZondvloedMozesAäronJozefJakobIsaäkIsmaëlSaraAbrahamTerachNachorSerugRehuPelegSelahArpachsadSemNoachLamechMethusalachHenoch (zoon van Jered)Jered (vader van Henoch)MahalaleëllKenanEnosSethAdam

Gen. 6:4

Ge 6:4  In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van naam. (CP[2])

Reuzen en ook daarna. Zowel vóór als ná de vermenging van de zonen van God met de vrouwen. Over de reuzen, zie reus. Sommigen verstaan 'en ook daarna' als betrekkend hebben op de tijd na de zondvloed[3].

Als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren. Zie vers 2.

Gen. 6:5

Ge 6:5  En de HEERE zag, dat de boosheid van de mensen menigvuldig [was] op de aarde, en al het gedichtsel van de gedachten van zijn hart te allen dage alleen boos was. (CP[2])

Boos. Zedelijk verdorven. Zie Boos.

Gen. 6:7

Ge 6:7  En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van de aardbodem, van de mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte van de hemel toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. (CP[2])

De vissen en zeedieren, waarover de mens eveneens de heerschappij moest hebben (Gen. 1:28) worden niet genoemd. Na de zondvloed en het offer door Noach, noemt God de vissen wel:

Ge 9:1  En God zegende Noach en zijn zonen, en Hij zeide tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde!  Ge 9:2  En uw vrees, en uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, en in alle vissen der zee; zij zijn in uw hand overgegeven. (SV)

In het laatste Bijbelboek worden door Gods oordeel ook levende wezens in de zee getroffen. Tussen het zesde en het zevende zegel geldt nog:

Opb 7:2  En Ik zag een andere engel opkomen van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God had; en hij riep met luider stem tot de vier engelen wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te brengen, Opb 7:3  en hij zei: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofden hebben verzegeld. (Telos)

Maar bij de tweede bazuin sterft het derde deel van de schepselen in de zee (Opb. 8:9). En bij de twee schaal sterft alles in de zee.

Opb 16:3  En de tweede goot zijn schaal uit op de zee, en zij werd bloed als van een dode, en elke levende ziel, alles wat in de zee is stierf. (Telos)

Die ik geschapen heb.

Ge 7:4  Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb. (SV)

God vernietigt zijn eigen producten. Als auteur heeft Hij het recht dat te doen. Vergelijk een schilder die zijn doek vernietigt of de verf van het doek wegveegt, omdat zijn schildering mislukt is. Of een pottenbakker die zijn aardewerk vernietigt, omdat het niet deugt. Een wezenlijk verschil van Gods daad met deze voorbeelden is dat God oorspronkelijk een volmaakt product maakte: de mens, die Hij met keuzevrijheid begiftigde. De mens echter verkoos ongehoorzaam te zijn en viel in de zonde.

Gen. 6:8

Ge 6:8  Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN. (SV)

Zo worden ook wij genadig aangezien, als wij in Jezus Christus geloven.

Gen. 6:9

Ge 6:9  Dit [zijn] de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God. (SV)

Rechtvaardig. God zegt Noach dat hij rechtvaardig is in Gen. 7:1.

Ge 7:1  Daarna zeide de HEERE tot Noach: Ga gij, en uw ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor Mijn aangezicht in dit geslacht. (SV)

Noach wandelde met God.

Ook Henoch had met God gewandeld.

Ge 5:22  En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. (...) Ge 5:24  Henoch dan wandelde met God; en hij [was] niet [meer]; want God nam hem weg. (SV)

Gen. 6:11

Ge 6:11  Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel. (SV)

De aarde was verdorven. Doordat de mensheid haar weg in zedelijk en geestelijk opzicht verdorven had op de aarde (vers 12).

Wrevel. Bewijzen van boosaardigheid, geweldenarij, wreedheid, misbruikte kracht. Anderen vertalen: 'geweld', 'geweldenarij', 'gewelddaden'. Zie ook vers 13, 'de aarde is door hen vervuld met wrevel'.

Gen. 6:12

Ge 6:12  Toen zag God de aarde, en ziet, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde. (SV)

Al het vlees. De mensheid.

2Pe 2:5  en als Hij de oude wereld niet gespaard, maar Noach, een prediker van de gerechtigheid, een van de acht, behoed heeft toen Hij de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht; (Telos)

Gen. 6:13

Ge 6:13  Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven. (SV)

Alle vlees. Zie ook vers 17. Inzonderheid de mensheid.

Met de aarde verderven. De aardbodem zal woest gemaakt worden.

Gen. 6:14

Ge 6:14  Maak u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze ark maken; en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek. (SV)

God, die de aarde door water zal verdelgen, geeft bouwtechnische aanwijzingen: bouwsel in de vorm van een ark, goferhout, bepekken van binnen en van buiten. Vorm, maten (vers 15), indeling (vers 14, 16), materialen

Ark. Doel van de ark was: de mensen bij de zondvloed 'in het leven te behouden' (vers 19).

Goferhout. Wellicht cipreshout. Zie Goferhout.

Bepekken. Om het vaartuig waterdicht te maken.

Gen. 6:15

Ge 6:15  En aldus [is] [het], dat gij haar maken zult: driehonderd ellen zij de lengte der ark, vijftig ellen haar breedte, en dertig ellen haar hoogte. (SV)

Haar maten zijn ongeveer: lengte 150 meter, breedte 25 meter, hoogte 15 meter.

Gen. 6:16

Ge 6:16  Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar volmaken tot een elle van boven; en de deur der ark zult gij in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde [verdiepingen] maken. (SV)

Een venster. Een venster, opening licht en lucht, in elke verdieping bovenaan, een volle el groot. "Als God wil redden, laat Hij u niet in het donker zitten wachten. Er moesten vensters in de ark zijn" - Philippus Samuël van Ronkel (1830-1890)[4].

Gen. 6:17

Ge 6:17  Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens [is], van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde [is], zal den geest geven. (SV)

Alle vlees, waarin een geest des levens [is]. Alle vlees dat op de aarde is. De zeedieren uitgezonderd, zie vers 7.

Ge 7:4  Want over nog zeven dagen zal Ik doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten; en Ik zal van den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb. (SV)

Gen. 6:19

Ge 6:19  En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn; (SV)

Twee van elk ... mannetje en wijfje. Geslachtelijk verschillend, om later nieuw nageslacht voort te brengen.

De mensheid is begonnen met één echtpaar. De nieuwe mensheid zal beginnen met vier echtparen.

Gen. 6:20

Ge 6:20  Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om [die] in het leven te behouden. (SV)

Gevogelte ... vee. Later komt een volgende aanwijzing die betrekking heeft op de vogels en het vee. Van het reine vee en van het gevogelte van de hemel moeten zeven paartjes worden meegenomen (7:2). 'Van de hemel' wordt in vers 20 niet genoemd.

Ge 7:2  Van alle rein vee zult gij tot u nemen zeven [en] zeven, het mannetje en zijn wijfje; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. Ge 7:3  Ook van het gevogelte des hemels zeven [en] zeven, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. (SV)

Er zijn vogels die niet in het uitspansel kunnen vliegen. Niet-vliegende vogels zijn pinguïns, nandoes, struisvogels, kiwi’s, emoes, kasuarissen en kakapo’s[5].

Twee van elk zullen tot u komen. Door God geleid zouden zij komen, om door Noach en zijn vaartuig behouden te worden. God leidt thans mensen tot Jezus, om door hem, de heiland der wereld, behouden te worden.

Gen. 6:22

Ge 6:22  En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had, zo deed hij. (SV)

Ook later, wanneer hij nadere aanwijzingen ontvangt aangaande het vee en het gevogelte, doet hij wat God zegt.

Ge 7:5   En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had. (SV)

Voetnoten

  1. De schepping van de mens wordt hier gesteld op 4004 v.C., het (onzekere) jaar dat Ussher berekend heeft.
  2. 2,0 2,1 2,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling
  3. Gary Stearman en L.A. Marzulli, in: L.A. Marzulli: A New Ancient Species. Youtube.com: Prophecy Watchers, 28 dec. 2020. Duur: 28 min. 30 sec.
  4. Ph. S. van Ronkel, De Heilige Schrift in Bijbellezingen (1877, deel 1), blz. 266-267: "Als God wil redden, laat Hij u niet in het donker zitten te wachten. Er moesten vensteren in de ark zijn."
  5. Vogels: niet-vliegende vogels. Dier-en-natuur.infonu.nl, laatste update op 17 mei 2015.