Genesis/Hoofdstuk 24
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal. Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb. |
Genesis:
- Hoofdstuk 1
- Hoofdstuk 11
- Hoofdstuk 12
- Hoofdstuk 13
- Hoofdstuk 14
- Hoofdstuk 15
- Hoofdstuk 16
- Hoofdstuk 17
- Hoofdstuk 18
- Hoofdstuk 19
- Hoofdstuk 2
- Hoofdstuk 20
- Hoofdstuk 21
- Hoofdstuk 22
- Hoofdstuk 23
- Hoofdstuk 24
- Hoofdstuk 25
- Hoofdstuk 26
- Hoofdstuk 27
- Hoofdstuk 28
- Hoofdstuk 29
- Hoofdstuk 3
- Hoofdstuk 30
- Hoofdstuk 31
- Hoofdstuk 32
- Hoofdstuk 33
- Hoofdstuk 34
- Hoofdstuk 35
- Hoofdstuk 36
- Hoofdstuk 37
- Hoofdstuk 38
- Hoofdstuk 39
- Hoofdstuk 4
- Hoofdstuk 40
- Hoofdstuk 41
- Hoofdstuk 42
- Hoofdstuk 43
- Hoofdstuk 44
- Hoofdstuk 45
- Hoofdstuk 46
- Hoofdstuk 47
- Hoofdstuk 48
- Hoofdstuk 49
- Hoofdstuk 5
- Hoofdstuk 50
- Hoofdstuk 6
- Hoofdstuk 7
- Hoofdstuk 8
- Hoofdstuk 9
- Onderwerpen
Hoofdstuk 24 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.
Samenvatting
In opdracht van Abraham verwerft zijn oudste knecht een bruid (Rebekka) voor Izak uit het land van zijn familie in Haran.
Gen. 24:1
Ge 24:1 Abraham nu was oud [en] wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. (SV)
Oud [en] welbedaagd. Izak was 40 jaren oud (Gen. 25:20), Abraham dus 100 + 40 = 140 jaren. Sarah was drie jaar geleden overleden, 127 jaar oud zijnde.
Ge 25:20 En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuel, den Syriër, uit Paddan-aram, de zuster van Laban, den Syriër, zich ter vrouw nam. (SV)
Gen. 24:2
Ge 24:2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, de oudste van zijn huis, regerend over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder mijn heup, (CP[1])
Zijn knecht. Genaamd Eliëzer, ofschoon zijn naam in deze geschiedenis onvermeld blijft. Het is niet duidelijk dat het om de knecht Eliëzer (Gen. 15:1-3) gaat, maar er zijn gronden die het waarschijnlijk maken:
- Het is de oudste knecht. Eliëzer wordt reeds in Gen. 15:1-3 genoemd. Mocht Eliëzer nog leven, dan moet hij oud zijn geweest.
- Hij regeert over alles wat Abraham heeft. In Gen. 15:2 wordt Eliëzer door Abraham 'de bezitter van mijn huis' genoemd.
- De naam van knecht wordt niet genoemd, juist omdat zijn naam al eerder (Gen. 15:2) is genoemd. "Indien hij een ander geweest ware, dan zou om de belangrijkheid van de hem opgedragen taak zijn naam niet verzwegen zijn." (T.M. Looman[2])
Meestal[3] wordt dan ook aangenomen dat het Eliëzer was die opdracht ontving. "Meestal neemt men aan, dat deze knecht de Eliëzer van Ge 15.2-3 is; zeker is dit niet."[4]
De oudste van zijn huis. Abraham was oud, de knecht eveneens.
Regerend over alles wat hij had. Typologisch. De zeven geesten in het laatste Bijbelboek, die voor de troon van God zijn, en de zeven ogen van het Lam, symboliseren wellicht de Heilige Geest.
Opb 1:4 Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn, (Telos)
Opb 4:5 En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten van God. (Telos)
Opb 5:6 En ik zag in het midden van de troon en van de vier levende wezens en in het midden van oudsten een Lam staan als geslacht; het had zeven horens en zeven ogen, welke zijn de zeven Geesten van God, uitgezonden over de hele aarde. (Telos)
Leg toch uw hand onder mijn heup. Abraham doet zijn knecht nu zweren (37). Zie ook vers 9. Gebaar bij eedzwering (vers 8-9), teken van onderwerping en trouw. Over deze handeling bij de eedzwering, zie Heup. De heup is de zetel van kracht en symbool van nakomelingschap.
Ge 46:26 Al de zielen, die met Jakob in Egypte kwamen, uit zijn heup gesproten, uitgenomen de vrouwen van de zonen van Jakob, waren allen zes en zestig zielen. (SV)
De knecht van abraham verplicht zich ook tegenover Abrahams nageslacht.
Gen. 24:3
Ge 24:3 Opdat ik u doe zweren bij den HEERE, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaänieten, in het midden van welke ik woon; (SV)
Kanaänieten. Ook de Hethieten, van wie Abraham een stuk land voor het graf van zijn overleden vrouw gekocht had, waren Kanaänieten, aangezien zij van Kanaän afstamden.
Gen. 24:4
Ge 24:4 Maar dat u naar mijn land, en naar mijn familie trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. (CP[1])
Mijn familie. Typologisch: Christus krijgt een bruid die bestaat uit zielen die met Hem dezelfde Vader gemeenschappelijk hebben.
Mt 12:47 En iemand zei tot Hem: Zie, uw moeder en uw broers staan buiten en trachten u te spreken. Mt 12:48 Hij antwoordde echter en zei tot hem die tot Hem sprak: Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broers? Mt 12:49 En Hij strekte zijn hand over zijn discipelen uit en zei: Zie, mijn moeder en mijn broeders! Mt 12:50 Want wie de wil doet van mijn Vader die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder. (Telos)
Voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. Niet de 40-jarige Izak zelf, maar zijn vader neemt het initiatief. Abraham zorgt dat zijn zoon een vrouw krijgt. Daarvoor schakelt hij zijn knecht in. Adam, Gods zoon, kreeg een vrouw dankzij Gods initiatief en daarop volgend scheppingswerk.
Gen. 24:9
Ge 24:9 Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. (SV)
Onder de heup van Abraham. Zie vers 2.
Gen. 24:10
Ge 24:10 En die knecht nam tien kamelen van de kamelen van zijn heer, en trok heen; en allerlei goed van zijn heer was in zijn hand; en hij maakte zich op, en trok heen naar Mesopotamië, naar de stad van Nahor. (CP[1])
Tien kamelen. Ook gingen er mannen mee (54, 59).
Allerlei goed van zijn heer. Allerlei goederen, "allerlei kostbaarheden" (NBG51-vertaling) nam hij mee, om die aan de toekomstige bruid en haar bloedverwanten ten geschenke te geven (vs. 22, 53), zoals, gelijk zal blijken, een gouden neusring (22, 30, 47), armringen (22, 30, 47) en andere kostbaarheden en ook kleren (53).
God had Abraham rijk gemaakt, "zeer gezegend", aldus de knecht (vers 35).
Ge 24:35 En de HEERE heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen. (SV)
Nahor. Die, zo had Abraham eerder vernomen, zonen en dochters had gekregen (Gen. 22:20-24).
De stad van Nahor. Dat is Haran (11:31).
Gen. 24:14
Ge 24:14 Zo geschiede, dat het meisje, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kamelen drenken; diezelve [zij], die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt. (CP[1])
Het gebed van de knecht. Hij vraagt God dat de maagd twee dingen zal doen (vers 44), terwijl hij haar expliciet om één dienst verzoekt (vgl. vers 43). De extra dienst is het drenken van de kamelen.
Gen. 24:15
Ge 24:15 En het geschiedde, eer hij geëindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder. (SV)
Eer hij geëindigd had te spreken.
Eer zij roepen, zo zal ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen. (Jes. 65:24)
Zij had haar kruik op haar schouder. Zie vers 45. Immers kwam zij om water te putten. Zo mogen ook de gelovigen putten uit de fontein van Gods Woord, terwijl de Heilige Geest, voorgesteld onder het beeld van de knecht, ons leert en inzicht geeft.
Typologisch. Een gelovige is geestelijk geboren uit water (Gods woord) en Geest (de knecht) en daardoor een nieuw leven ingegaan. Of de kruik hier een symbolische betekenis heeft? De Heer Jezus verwees eens naar een man die een kruik water droeg.
Lu 22:10 Hij nu zei tot hen: Zie, als u de stad binnengaat, zal u een man tegenkomen die een kruik water draagt; volgt hem in het huis dat hij binnengaat. (Telos)
Gen. 24:16
Ge 24:16 En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op. (SV)
Zeer schoon van aangezicht. Ook Sarah, inmiddels overleden, was zeer schoon geweest.
Efe 1:6 tot lof van de heerlijkheid van zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde, (Telos)
"Begenadigd", of, volgens een aantekening bij de Telos-vertaling, "aangenaam gemaakt".
Gen. 24:19
Ge 24:19 Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven, zei zij: Ik zal ook voor uw kamelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken. (CP[1])
Ik zal ook uw voor kamelen putten. Zie ook vers 46. Ze deed meer dan haar verzocht was te doen.
Gen. 24:21
Ge 24:21 En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet. (SV)
Ontzette zich over haar. Zijn gebed werd voor zijn ogen vervuld. Treffend is dat zij zich haastte (18, 20, 46) om aan zijn wensen te voldoen.
Gen. 24:22
Ge 24:22 En het geschiedde, als de kamelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden ring nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien [sikkelen] gouds (CP[1]).
Ring. In dit geval een neusring, zoals blijkt uit Gen. 24:47. Eliëzer zal later verhalen:
Ge 24:47 Toen vroeg ik haar en zei: Van wie bent u een dochter? Zij antwoordde: [Ik ben] de dochter van Bethuel, de zoon van Nahor, die Milka hem gebaard heeft. Toen deed ik een ring in haar neus en de armbanden aan haar armen. (HSV)
Halve sikkel. Een gewicht van 5 tot 6 gram[5]. Zie Sikkel.
Tien sikkelen gouds. Dat is ongeveer 115 gram[6].
Armringen. Zie vers 67.
Gen. 24:27
Ge 24:27 En hij zeide: Geloofd [zij] de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. (SV)
Weldadigheid en waarheid. Of, beter: weldadigheid en trouw. Zie vers 49.
Gen. 24:36
Ge 24:36 Sara, de vrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard toen zij oud was, en alles wat hij heeft, heeft hij hem gegeven. (SV)
Alles wat hij geeft, heeft hij hem gegeven.
Ge 25:5 Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. (SV)
Vergelijk met wat van de Zoon van God wordt gezegd:
Joh 3:35 De Vader heeft de Zoon lief en heeft alles in zijn hand gegeven. (Telos)
Joh 13:3 stond Hij, terwijl Hij wist dat de Vader Hem alles in de handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en tot God heenging, van de maaltijd op (Telos)
Joh 17:2 zoals U Hem macht hebt gegeven over alle vlees, opdat alles wat U Hem hebt gegeven, Hij hun eeuwig leven geeft. (Telos)
Joh 17:7 Nu hebben zij erkend dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U is. (Telos)
Joh 17:24 Vader, wat U Mij hebt gegeven, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, opdat zij mijn heerlijkheid aanschouwen die U Mij hebt gegeven, omdat U Mij hebt liefgehad voor de grondlegging van de wereld. (Telos)
Gen. 24:46
Ge 24:46 Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kemelen. (SV)
Rebekka deed meer dan haar gevraagd was.
In de toekomst zal de Heer waarderen de hulp die zijn ('deze mijn') vervolgde broeders ontvangen hebben.
Mt 25:35 want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven; Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling en u hebt Mij opgenomen; (Telos)
Gen. 24:48
Ge 24:48 En ik neigde mijn hoofd, en aanbad de HEERE; en ik loofde den HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die mij op de rechte weg geleid had, om de dochter van de broer van mijn heer voor zijn zoon te nemen. (CP[1])
De dochter van de broer van mijn heer. De broer van Abraham was Nahor. Rebekka was zijn kleindochter.
Gen. 24:49
Ge 24:49 Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij [ook] te kennen, opdat ik mij ter rechter [hand] of ter linkerhand wende. (SV)
Weldadigheid en trouw. Zie ook vers 27.
Gen. 24:51
Ge 24:51 Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft! (SV)
Neem haar. Zie ook vers 61.
Gen. 24:53
Ge 24:53 En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar broeder en haar moeder kostelijkheden. (SV)
Kleinoden. Een kleinood is een "klein kostbaar voorwerp, m.n. kunstvoorwerp, vooral als lijfsieraad"[7]. De knecht schonk ze Rebekka uit de schatten van Abraham, zijn heer, die zozeer door zijn God gezegend was en wiens bezit was gegeven in handen van Izak.
Gen. 24:54
Ge 24:54 Toen aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem [waren]; en zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij trekken tot mijn heer! (SV)
De mannen die bij hem [waren]. De eerste keer dat zij in deze geschiedenis genoemd worden, daarna in vers 59
Gen. 24:58
Ge 24:58 En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met dezen man trekken? En zij antwoordde: Ik zal trekken. (SV)
Ik zal trekken. Vrijwillig koos ze ervoor de vrouw van Izak te worden in een vreemd land. Dat is een grote stap.
1Pe 1:8 Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem lief; hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich in Hem met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, (Telos)
Gen. 24:59
Ge 24:59 Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, mitsgaders Abrahams knecht en zijn mannen. (SV)
Haar voedster. Zie Voedster.
Zijn mannen. Zie vers 54.
Gen. 24:60
Ge 24:60 En zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden van tienduizenden, en uw zaad bezitte de poort van zijn haters! (CP[1])
Duizenden van tienduizenden. Statenvertaling: "duizenden miljoenen". Als Christusgelovigen kinderen van Abraham zijn ... in 2012 waren er 2,2 miljard christenen (zie Christenheid), een derde van de wereldbevolking.
Uw zaad bezitte de poort van zijn haters. Het zaad van Abraham is gehaat en wordt nog immer gehaat, maar het zal met Gods hulp triomferen.
Lu 21:17 En u zult door allen worden gehaat ter wille van mijn naam. (Telos)
Joh 16:33 Dit heb Ik tot u gesproken, opdat u in Mij vrede hebt. In de wereld hebt u verdrukking, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. (Telos)
1Jo 5:4 Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. (Telos)
Gen. 24:61
Ge 24:61 En Rebekka maakte zich op met haar dienstmeisjes, en zij reden op kamelen, en volgden de man; en die knecht nam Rebekka, en trok heen. (CP[1])
Dienstmeisjes. Jonge meiden die haar dienden. Statenvertaling: 'jonge dochteren'; Herziene Statenvertaling: 'dienaressen'.
Volgden de man. Als de knecht een beeld van de Heilige Geest is, dan zegt dit 'volgen' dat wij ons mogen laten leiden door de Geest.
Ga 5:18 Maar als u door de Geest geleid wordt, dan bent u niet onder de wet. (...) Ga 5:25 Als wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest wandelen. (Telos)
Nam Rebekka. Zie vers 51.
Typologisch: de Geest neemt de Gemeente mee onder Zijn hoede.
Trok heen. Typologisch: de Geest voert ons naar de Heer Jezus en het Vaderhuis. De Geest speelt ook een rol bij de opneming van de Gemeente.
Hnd 8:39 Toen zij nu uit het water waren opgekomen, rukte de Geest van de Heer Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap. (Telos)
Ro 8:11 En als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest die in u woont. (Telos)
Gen. 24:62
Ge 24:62 Izak nu kwam van de put Lachai-roï; en hij woonde in het Zuiderland. (CP[1])
Lachai-Roï. Betekenis: "de Levende die naar mij omziet" (zie Lachai-Roï). Deze naam had Hagar aan God gegeven, toen Deze zich over haar ontfermde. De naam was later overgegaan op de bron.
Hij woonde. Hij woonde bij deze bronput in het Zuiderland, de Negev.
Abrahams knecht ontmoette Rebekka bij de bron. Izak woonde bij de bron. Zij trok heen naar de plaats met een bron.
Gen. 24:63
Ge 24:63 En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naderen van de avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kamelen kwamen! (CP[1])
Bidden. Het Hebreeuwse werkwoord is שׂוח, soewach. Het betekent[8]: (over)peinzen, overdenken, nadenken, spreken, zich beklagen. Het woord komt slechts 1x voor in de Bijbel en de juiste betekenis ervan is onzeker. Het wordt hier dan ook verschillend vertaald: "bidden" (SV, HSV), "peinzen" (NBG51), "meditate" (Engelse King James vertaling), "mijmeren" (NaB), "treuren" (NBV).
Bij de vertaling "treuren" vraag men zich af: waarom? Moeder Sarah was al drie jaar gelden overleden. Zullen zijn gedachten niet veeleer zijn uitgegaan naar zijn komende vrouw? Ja, maar in vers 67 lezen wij dat Izak met Rebekka werd "getroost na zijn moeders dood"). Het is niet uitgesloten dat hij in het veld treurde. We weten niet wat Izak deed. De juiste betekenis van het Hebreeuwse woord is ongewis.
Izak was daar misschien om met God en met zichzelf te verkeren door godvruchtige overdenkingen en hartsuitboezemingen; misschien ook door vurige gebeden, zowel om de grote zaak van een toekomstige echtgenote als om andere dingen.[9]
In het veld. Zie ook vers 65. Misschien koos hij een eenzame plaats, waarin hij vrij en zonder enige verstoring tot God kon naderen. "De koelte van de avond en eenzaamheid zijn grote vriendinnen van heilzame overdenkingen".[9]
Tegen het naderen van de avond. Lett. "tot het aangezicht van de avond". Vóór de nacht komt, ontmoeten Izak en Rebekka elkaar.
Gen. 24:64
Ge 24:64 Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van de kameel af. (CP[1])
Hief ook haar ogen op. Beiden zagen elkaar voor het eerst. Zij wist nog niet dat het Izak was (vers 65).
Zij viel van de kameel af. Niet per ongeluk, maar gewillig laat zij zich van de kameel vallen, "van de kameel afglijden" (LEI), "van de kameel glijden" (NBG51; NBV2004), "snel van kameel glijden" (HSV).
Gen. 24:65
Ge 24:65 En zij zei tot de knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zei: Dat is mijn heer! Toen nam zij de sluier, en bedekte zich. (CP[1])
En zij zij tot de knecht: Wie is die man? ... En de knecht zei...
Typologisch: niet alleen in de wereld (Haran), maar ook in ons hemels vaderland zal de Heilige Geest, onder het beeld van de knecht voorgesteld, ons vertellen wie Jezus is. De Geest immers "leidt in de hele waarheid" (Joh. 16:13).
Joh 14:17 de Geest van de waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, omdat zij Hem niet aanschouwt en Hem niet kent; u kent Hem, omdat Hij bij u blijft en in u zal zijn. (Telos)
Joh 17:3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus die U hebt gezonden. (Telos)
Die ons in het veld tegemoet wandelt. De knecht en de aanstaande bruid zien op Izak, die hen tegemoet gaat.
Typologisch:
Opb 22:17 En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! (...) (Telos)
In het veld. En daar ontmoeten ze elkaar, niet pas in of bij de tent van Abraham of Izak.
Ook, wij zullen de Heer ontmoeten in de lucht, tussen hemel en aarde, nadat Hij uit de hemel is neergedaald om ons tegemoet te gaan.
1Th 4:17 daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn. (Telos)
Toen nam zij de sluiter, en bedekte zich. Dit deed zij, zegt John Gill[10], zowel uit ingetogenheid als ten teken van onderwerping aan hem. Zie Sluier.
Bron
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 24. Enige tekst hiervan is verwerkt.
Voetnoten
- ↑ 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
- ↑ Handboek ter Bijbelverklaring, commentaar op Genesis 24:2.
- ↑ "Een ieder houdt deze knecht voor Eliziër", aldus in: Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw). Ook de kanttekenaar van de Statenvertaling zegt: "Versta den verzorger en opperknecht zijns huisgezins, genoemd Eliëzer van Damaskus."
- ↑ Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).
- ↑ Zie aantekening op https://netbible.org/bible/Genesis+24
- ↑ Zie de aantekening van de NetBible bij Gen. 24:22, https://netbible.org/bible/Genesis+24
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.
- ↑ Vgl. Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
- ↑ 9,0 9,1 Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw).
- ↑ John Gill's Expositor, commentaar bij Gen. 24:65