Sluier

Uit Christipedia
Afbeelding van een Egyptische vrouw, ontleend aan een boek uit 1878.

Een sluier is meestal een dun, doorzichtig weefsel, door vrouwen voor het gezicht gedragen.

Rebekka, toen zij Izak ontmoette, bedekte haar gelaat met een sluier.

Ge 24:65  Zij zei tegen de dienaar: Wie is die man die ons in het veld tegemoet komt lopen? De dienaar antwoordde: Dat is mijn heer. Toen pakte zij [haar] sluier en bedekte zich. (HSV)

Het Hebreeuwse woord dat hier met 'sluier' is vertaald, is צעיף, tsaiyph. Het betekent[1]: doek, reisdeken, sjaal, omslagdoek, sluier. Het woord komt 3x in het Oude Testament voor, in verband met Rebekka en Tamar. Het Strongnummer is H6809.

Tamar bedekte zich met een sluiter om onherkenbaar te zijn voor haar schoonvader.

Ge 38:14  Toen trok zij haar weduwkleed uit, bedekte zich met een sluier, omhulde zich en ging zitten bij de ingang van Enaïm, dat op de weg naar Timna ligt. Zij had namelijk gezien dat Sela groot geworden was en zij aan hem niet tot vrouw was gegeven. (...)  Ge 38:19  Daarna stond zij op, ging weg, legde haar sluier van zich af en trok haar weduwkleed [weer] aan. (HSV)

Een tweede Hebreeuwse woord is רדיד, radiyd. Dit betekent: overkleed, groot omhulsel. Heeft het eerste woord de gedachte van inwikkelen[2]; dit woord heeft de gedachte van "spreiden"[2]. Het woord komt 2x voor in het Oude Testament. Het Strongnummer is H7289. De Statenvertaling vertaalt telkens met 'sluier', de Herziene Statenvertaling heeft 'omslagdoek' en 'sluier', de NBG51-vertaling heeft 'overkleed' en 'overkleding'.

Gesluierde vrouw uit Constantinopel, ca. 1890. Schilderij door Frederick Arthur Bridgeman.

De bruid uit Hooglied verhaalt:

Hoo 5:7  De wachters die in de stad de ronde deden, vonden mij. Zij sloegen mij, verwondden mij, zij namen mijn sluier van mij af, de wachters op de muren. (HSV)

Jes 3:23  de handspiegels, de onderkleding, de mutsen en de sluiers. (HSV)

De sluier van Hoogl. 5 vers en van Jes. 3 vers 23 schijnt een fijn sluierkleed geweest te zijn, dat sommige oosterse vrouwen nog heden over hun gehele kleding dragen[3][4]. Het derde Hebreeuwse woord dat met 'sluier' is vertaald is לוט, lowt. Het betekent[1]: omhulsel, bedekking. Het woord komt slecht 1x voor in het Oude Testament. Het Strongnummer is H3875. De Statenvertaling heeft 'bewindsel', de Herziene Statenvertaling en de NBG51-vertaling hebben 'sluier'. De Engelse King James vertaling heeft 'covering' (bedekking).

Jes 25:7  En Hij zal op deze berg verslinden de sluier waarmee het gezicht van alle volken omsluierd is, en de bedekking waarmee alle naties bedekt zijn. (HSV)

Het vierde Hebreeuws woord dat met 'sluier' is vertaald, is צמה, tsammah. Het betekent 'sluier'[1] en heeft de gedachte van "vastbinden"[1]. Het woord komt in het Oude Testament 4x voor. Het Strongnummer is H6777. De Statenvertaling vertaalt telkens met 'vlechten'; de NBG51-vertaling en de Herziene Statenvertaling hebben steeds 'sluier'. De bruidegom in Hooglied ziet de ogen en de slapen van de bruid door haar sluier heen:

Hoo 4:1 Zie, u bent mooi, Mijn vriendin, zie, u bent mooi. Uw ogen zijn [als] duiven van achter uw sluier. Uw haar is als een kudde geiten die neergolft van het gebergte van Gilead. (...) Hoo 4:3  Als een scharlakenrode draad zijn uw lippen en uw spreken is bekoorlijk. Als een opengesprongen granaatappel zijn uw slapen door uw sluier heen. (...) Hoo 6:7  Als een opengesprongen granaatappel zijn uw slapen door uw sluier heen. (HSV)

Jes 47:2  Neem de handmolen en maal meel, neem uw sluier af, schort de rokken op, maak de benen bloot, ga door de rivieren. (HSV)

Algerijnse vrouw met lange sluier. Foto uit de periode 1863 - 1889.

Wanneer het trotse, tot een slavin vernederde Babel in Jes. 47 vers 2 bevel krijgt, de sluier terug te slaan of af te nemen[5], is hiermee in elk geval een smadelijke ontbloting bedoeld.

Het vijfde woord dat met 'sluier' is vertaald, is מטפחת, mitpachath. Dit betekent 'mantel'[1]. Het woord komt in het Oude Testament 2x voor: Ruth 3:15 en Jes. 3:22. Het Strongnummer is H4304. In de Statenvertaling is het overgezet door 'sluier' en 'hoedjes'. In de NBG51-vertaling door 'omslagdoek'.

Boaz zei tegen Ruth:

Ru 3:15  Verder zei hij: Geef de omslagdoek die u draagt, en houd hem [op]. En zij hield hem [op]. En hij mat zes [maten] gerst af en legde die op haar. Vervolgens ging hij de stad in. (HSV)

Jes 3:22  de feestkleren, de mantels, de omslagdoeken, de tasjes, (HSV)

Marokkaanse vrouw met omslagdoek

Waar de Statenvertaling in Jes. 3, 22 „hoedjes" heeft en in Ruth 3, 5 „sluier", moet aan een omslagdoek worden gedacht[3]. In het Nieuwe Testament komt het Griekse woord περιβολαιον, peribolaion, voor. Dit verwijst naar een bedekking romdom iets, in de vorm van een mantel of een sluier. Het woord komt in het Nieuwe Testament 2x voor. Het Strongnummer is G4018.

1Co 11:15  Maar als een vrouw lang haar draagt, is het een eer voor haar, omdat haar het lange haar tot een sluier gegeven is. (Telos)

Heb 1:12  en zij zullen alle als een kleed verouderen, en als een mantel zult U ze samenrollen en als een kleed zullen zij veranderd worden; maar U bent Dezelfde en uw jaren zullen niet ophouden’. (Telos)

Stof en dracht. De sluier speelde in het oude en tegenwoordige Oosten een grote rol. Gewoonlijk bestond zij uit een lichte, niet-doorzichtige stof, welke het gelaat geheel bedekte, ook wel over de borst en den rug of hing, en als een doek om het hoofd en andere lichaamsdelen gewonden was. Meervoudige sluier. Droeg men, gelijk de aanzienlijke Hebr. vrouwen plachten te doen, verscheidene sluiers over elkaar, dan diende er altijd een tot opschik. Deze sluier was uit de fijnste stof vervaardigd.

Doorzichtige sluier, die het gelaat onbedekt laat. Foto ca. 1925

Mannen. Natuurlijk werd de sluier bijna uitsluitend gedragen door de vrouwen, ofschoon wij wel kunnen aannemen dat ook de mannen somtijds soms een sluier zullen hebben gedragen, zoals Arabieren, die er het gelaat geheel of gedeeltelijk mee bedekken, om het te beschutten tegen de zonnestralen of om onkenbaar te zijn, wanneer zij op roof uitgaan (vgl. Job 24: 15).

De sluier, waarvan Paulus in 1 Kor. 11:15 spreekt, als van een teken van ondergeschiktheid van de vrouw aan de man, diende tot opschik[3], ofschoon hij ook werd gedragen uit een oogpunt van zedigheid, waarbij wij echter niet mogen vergeten, dat de oude Hebreeën en gehuwde en aanzienlijke vrouwen een hoofdband droegen, in de vorm van een tooisel, die op de wijze van een sluier langs de beide wangen afhing en het hele gelaat bedekte, zo zullen ook de Hebreeuwse vrouwen wel verschillende vormen van sluiers gehad hebben; arme vrouwen en slavinnen moesten zich natuurlijk deze weelde ontzeggen.

Men moet echter wel onderscheid makers tussen de Hebreeuwse gewoonte, volgens welke alleen ontuchtige vrouwen zich ongesluierd in het openbaar vertoonden en de oudere tijd (Gen. 38: 15), toen de zwaar gesluierde, ontuchtige vrouw door zulk een uiterlijk vertoon van zedigheid des te meer de aandacht wilde trekken.

Wij lezen toch van Tamar (Gen. 38, 14) eerst, dat zij (haar gelaat) „met een sluier bedekte," daarna dat zij „zich omwond." (Statenvertaling: "bewond"; Herziene Statenvertaling: "omhulde").

Ge 38:14  Toen trok zij haar weduwkleed uit, bedekte zich met een sluier, omhulde zich en ging zitten bij de ingang van Enaïm, dat op de weg naar Timna ligt. Zij had namelijk gezien dat Sela groot geworden was en zij aan hem niet tot vrouw was gegeven. (HSV)

Bij deze laatste uitdrukking "omhulde", welke de Griekse Septuagint vertaalt met „zij tooide zich," hebben wij aan een tweede, vooral bij ontuchtige vrouwen gebruikelijke sluier (Spr. 7: 10) te denken en kunnen hierbij enigszins vergelijken wat Berthold van Regensburg in zijn prediking de vrouwen bezwoer „om de weelderige, met saffraan gekleurde kinnebanden[6] en hoofddoeken aan Jodinnen en publieke vrouwen over te laten."[7]

In Ezech. 16:10 schijnt van een sluier gesproken te worden.

Eze 16:10  Ik trok u kleurrijk geborduurde kleding aan, schoeide u met zeekoeien[huiden], omwikkelde u met fijn linnen en bedekte u met zijde. (HSV)

De woorden „en bedekte u met zijde" heeft Luther overgezet met „ik gaf u zijden sluiers."

Ge 20:16  En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd. (SV)

Ge 20:16  En tegen Sara zei hij: Zie, ik heb uw broer duizend zilverstukken gegeven. Zie, laat dat mogen dienen als sluier voor de ogen, voor u én voor allen die bij u zijn. U bent vrijgepleit. (HSV)

Het woord „deksel" (SV) of "sluier" (HSV) is beeldspraak en duidt geen kledingstuk aan.

Egyptische vrouwen. Terwijl de oude Egyptische vrouwen geen sluiers droegen, althans op de afbeeldingen ongesluierd zijn, dragen veel tegenwoordige ze zeer getrouw.

Arabische vrouwen. Veel Arabische vrouwen dragen sluiers als ze in het openbaar verschijnen, zodat hun gezichten niet kunnen worden gezien. En hoewel ze in de zomermaanden met minder voorzichtigheid in de omgeving lopen, trekken ze bij het naderen van een vreemdeling toch hun sluiers aan.[8]

Bruidsluier

Een Joodse bruid slaat haar sluiter terug, ten einde, als gebruikelijk, een slok te nemen uit de beker met wijn

Rebekka deed een sluier of doek om toen zij voor het eerst haar aanstaande man zag.

Ge 24:65  Zij zei tegen de dienaar: Wie is die man die ons in het veld tegemoet komt lopen? De dienaar antwoordde: Dat is mijn heer. Toen pakte zij [haar] sluier en bedekte zich. (HSV)

De sluier werd oudtijds omgedaan wanneer de bruid aan de bruidegom zou worden voorgesteld. Dat gebeurde ook bij de Romeinen in latere tijden. Tertullianus merkte op: "ook worden de bruiden onder de heidenen tot de man met een sluier bedekt gebracht"[9].

Laban kon dankzij de sluier van Lea verhullen dat zij in plaats van Rachel aan Jakob tot vrouw gegeven werd. Pas de volgende dag kwam Jakob achter het bedrog. Niet eerder had hij dat door, waarschijnlijk doordat de bruid (Lea) een lange sluier droeg, ook voor haar gezicht. "Tegenwoordig mag een Joodse bruidegom altijd even onder de sluier van zijn bruid kijken. Zo kan hij voorkomen dat hij net als Jakob met de verkeerde vrouw trouwt!"[10]

Zie ook

Hoofdbedekking.

Bron

Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Sluier. De tekst van dit lemma is op 8 aug. 2020 onder wijziging verwerkt.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  2. 2,0 2,1 Vgl. >Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.
  3. 3,0 3,1 3,2 Volgens Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Sluier.
  4. Vgl. de geschiedenis van Suzanna, vs. 32.
  5. Volgens Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, 1885-1886) s.v. Sluier, is de vertaling 'vlechten' foutief.
  6. Een voorbeeld van kinnebanden is te zien op https://rkd.nl/nl/explore/images/181844
  7. Alwin Schultz, Das höfische Leben zur Zeit der Minnesanger I, blz. 184 (Leipzig 1879).
  8. John Gill's Expositor, commentaar bij Gen. 25:65.
  9. De virginibus velandis, c.2. Aangehaald in Patrik, Polus en Wels, de Verklaring van de Geheele Heilige Schrift, door eenigen van de voornaamste Engelsche Godgeleerden (18e eeuw), in het commentaar bij Gen. 24:65.
  10. Bron: DeBijbel.nl, s.v. Sluier. Geraadpleegd 8 aug. 2020.