Genesis/Hoofdstuk 1

Uit Christipedia
Genesis > Hoofdstuk 1
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Genesis:


Hoofdstuk 1 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Gen. 1:1

Ge 1:1  In den beginne schiep God den hemel en de aarde. (SV)

Deze zin telt in het Hebreeuws zeven woorden.

De zin kan worden genomen:

  • hetzij als een titel, een samenvatting van hoofdstuk 1, waarbij de schepping volgt op een begintoestand.
  • hetzij als een beschrijving van de eerste daad van God, met een woeste en ledige aarde als voorlopig resultaat (vers 2). Deze opvatting past niet goed bij het ontstaan van de hemel op de tweede dag.

In den beginne. Hemel en aarde, ja, de hele kosmos, heeft een begin. Wat ontstaan is, heeft een oorzaak. De eerste oorzaak is God.

De naam “Genesis” betekent ‘wording’. De Hebreeuwse titel van dit eerste Bijbelboek is ‘In het begin’. In het Hebreeuws is dit één woord. De titel is ontleend aan het eerste woord van de Heilige Schrift.

Wanneer was dat begin? Er zijn twee vermeldenswaardige opvattingen: 1. zesduizend jaar geleden; 2. hiaattheorie: miljoenen jaren geleden, gevolgd door de zondeval van engelen, waarna God de schepping van zes dagen volgt.

Het theïstische evolutionisme leert dat zowel de schepping van hemel en aarde als het ontstaan van het leven miljoenen jaren heeft geduurd.

Schiep God. 'Scheppen' en 'maken' schijnen synoniem te zijn in het scheppingsverslag. God brengt dingen scheppend tot stand. Hij 'schiep' de hemel en de aarde, de zeedieren en de luchtdieren (vers 21) en de mensen (vers 27). Hij 'maakte' de landdieren (vers 25), de mensen (vers 26), het uitspansel en scheiding tussen de wateren (vers 7), de hemellichamen (vers 16).

Ge 2:2  Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. Ge 2:3  En God heeft de zevenden dag gezegend, en die geheiligd; omdat Hij daarop gerust heeft van al Zijn werk, dat God geschapen had, om te maken. Ge 2:4  Dit zijn de geboorten van de hemel en van de aarde, toen zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. (CP[1])

Ge 5:1  Dit is het boek van Adams geslacht. Ten dage als God den mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods. Ge 5:2  Man en vrouw schiep Hij hen, en zegende ze, en noemde hun naam Mens, ten dage als zij geschapen werden. (SV)

Wat ontstaan is, heeft een oorzaak. De eerste oorzaak is God, die eeuwig is.

'God' is in het Hebreeuws een meervoudsvorm, Elohiem, 'GODEN schiep'. Aanwijzing van de Drie-eenheid van God in het eerste vers van de Heilige Schrift.

Gen. 1:2

Ge 1:2  De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. (SV)

Woest. Dat is ongevormd. Het begin van een mens is ook 'vormeloos'.

Ps 139:16  Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. (SV)

Afgrond. Van het water, de waterdiepte.

Geest van God. Of 'adem van God' of 'wind van God'. We weten echter uit andere plaatsen dat de Geest van God bij de schepping was betrokken, daarom is 'Geest van God' een passende vertaling, ja, ook gezien het 'zweven' (of 'broeden'), een betere vertaling.

Zweefde. Het woord "zweven" betekent, in het Hebreeuws, ook "broeden". In Deut. 32:11 wordt hetzelfde woord gebruikt van de arend, waar gezegd wordt, dat hij over zijn jongen zweeft. De betekenis van "broeden" is, en terecht, van de stamverwante talen (het Syrisch en het Arabisch) afgeleid, waar het werkwoord gebruikt wordt van de vogel, die op de eieren broedt.[2]

De aarde kon het leven niet voortbrengen. Alleen door de levende en levenwekkende Geest van onze God kon dit bewerkt worden. Dat geldt ook voor de nieuwe schepping van mensen, waarbij de Geest aan hart en geweten werkt. Water (= Gods Woord) en Geest (= De Heilige Geest) zijn de middelen waardoor God een nieuwe mens schept.

Gen. 1:3-5. Eerste dag.

God schept het licht, waardeert het, maakt scheiding tussen licht en duisternis en benoemt ze.

Gen. 1:3

Ge 1:3   En God zei: Er zij licht! en er was licht. (CP[1])

'Er zij licht!'. Hebr. 'zij licht'. 'Er zij licht' geeft het Hebreeuws beter weer dan 'Er moet licht komen' (NBV2004)[3].

In de duisternis (vers 2) komt het licht. Dit licht kwam niet van de zon. Het licht hier wordt onderscheiden van de 'lichten'. Deze lichten zijn de lichtdragers (zon, maan, sterren), die ontstaan op de vierde scheppingsdag. Licht kan bestaan zonder zekere lichtdragers.

God Zelf is licht. De Heer Jezus is het Licht der wereld. Toen Saulus Damaskus naderde, omstraalde plotseling hem een licht uit de hemel, een licht dat niet van de zon kwam.

Hnd 9:3  Terwijl hij echter reisde, gebeurde het dat hij Damaskus naderde; en plotseling omstraalde hem een licht uit de hemel; (Telos)

Hnd 22:6  Het gebeurde mij echter, terwijl ik reisde en Damaskus naderde, dat omstreeks de middag plotseling uit de hemel een fel licht mij omstraalde. (Telos)

Hnd 26:12 En toen ik daarvoor naar Damaskus reisde met volmacht en opdracht van de overpriesters,  Hnd 26:13  zag ik, O koning, midden op de dag onderweg een licht uit de hemel, sterker dan de glans van de zon, mij en die met mij reisden omstralen. (Telos)

Nadat Woord en Geest in het hart van een zondaar hebben gewerkt, komt het licht in zijn leven. De Heer Jezus Christus is het 'licht van de wereld'. De duisternis van deze wereld zal eens wijken voor Hem, die het licht is.

Gen. 1:4

Ge 1:4  En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. (SV)

Scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. Een toepassing op het leven van een gelovige: heiligmaking, zich afzonderen van het kwaad.

2Co 6:14  Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis? (Telos)

Er is, zedelijk-geestelijk gezien, een eeuwige scheiding tussen het rijk van het licht, waar God is, en dat van de duisternis (hel).

Gen. 1:5

Ge 1:5  En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. (SV)

De dag is de toestand waarin het licht heerst, de nacht is de toestand waarin de duisternis heerst.

En het was morgen geweest, de eerste dag. De Hebreeuwse dag begin met de avond, na zonsondergang, 18.00-19.00 uur, en eindigt met de middag, dus eerst de duisternis, dan het licht. Bij ons begint nieuwe dag om 12.00 's nachts.

De eerste dag. In het Hebreeuws 'yom echad' = 'dag één' of 'één dag'. Dus geen rangtelwoord ('eerste'), maar een hoofdtelwoord ('één'). De volgende scheppingsdagen worden met rangtelwoorden ('tweede', 'derde' enz.) aangeduid.

Gen. 1:6-8. Tweede dag

Ge 1:6   En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!  Ge 1:7  En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. Ge 1:8  En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag. (SV)
God bevestigt de hemellichamen aan het firmament. (Dominicus van Wijnen)

Op de eerste dag scheidt God licht en duisternis, op de tweede dag scheidt hij de watermassa.

Uitspansel. God maakt iets dat als een doek is uitgespannen over de aarde. De bestemming van het uitspansel is om scheiding aan te brengen. Het uitspansel die zo hard is als een gegoten spiegel beschermt ons voor het water boven het firmament[4].

Scheiding. Het water blijft niet bij elkaar, er komt een scheiding in. De tweede scheiding, na die tussen het licht en de duisternis (vers 4).

In het Hebreeuws wordt van het uitspansel gezegd: dat zij scheiding makende. Het gaat om een voortdurende scheiding, niet een eenmalige scheiding.

Wateren onder en boven het uitspansel. Bij het water onder het uitspansel denken wij aan het water op het aardoppervlak, op de tweede dag de oerzee. Bij het water boven het uitspansel denken wij (tegenwoordig) aan het water dat zich boven ons bevindt in de vorm van wolken, waaruit het met bakken kan neervallen.

Het verschijnsel van regen komt later.

Ge 2:5  En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen. (SV)

God noemde. Ook in vers 5.

Tweede dag. De eerste dag was aangeduid met een hoofdtelwoord, 'dag één'. De volgende dagen met een rangtelwoord, 'eerste dag', 'tweede dag' enz.

Geestelijke toepassing. Er is een mensenmassa boven in de hemel en een op de aarde.

Gen. 1:9-13. Derde dag

Op deze dag verzamelt God de wateren ('zeeën'), brengt God het droge ('aarde') te voorschijn en doet hieruit planten en bomen opkomen.

Gen. 1:9

Ge 1:9 En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo. (SV)

Wederom maakt God een scheiding, nu tussen de wateren, de 'zeeën' (vers 10) en het droge, het land, de 'aarde' (vers 10).

De wateren van onder den hemel. Te onderscheiden van de wateren boven het uitspansel, 1:7.

Gen. 1:10

Ge 1:10  En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed was. (SV)

God noemde. Ook in verzen 5 en 8.

God zag dat het goed was. Ook in verzen 4, 8.

Gen. 1:11

Ge 1:11  En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. (SV)

Grasscheutjes, kruid, geboomte: opklimmend in grootte en opbrengst. Zo zouden ook wij, lettend op het nut van de planten, eenvoudig het plantenrijk indelen. De gras dient tot voedsel voor ons vee. Zaadzaaiend kruid levert ons onder meer graankorrels voor het dagelijks brood. En vruchtbaar geboomte levert voedsel in de vorm van vruchten. En het zaad kunnen we weer gebruiken voor nieuwe bomen en nieuwe akkers.

Vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard. God deed het geboomte uit de aarde spruiten.

Ge 2:9  En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads. (SV)

Lu 6:43  Want er is geen goede boom die bedorven vrucht voortbrengt, en evenmin een bedorven boom die goede vrucht voortbrengt; Lu 6:44  want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend; want men plukt geen vijgen van dorens en men oogst geen druiven van een braamstruik. (Telos)

Naar zijn aard. Verschillende soorten bomen brachten verschillende soorten vruchten voort.

Gen. 1:12

Ge 1:12  En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. (SV)

En de aarde bracht voort .... Naar het bevel, het wilswoord van God (vers 11). De stoffen, die in de planten voorkomen, waren reeds aanwezig in de aarde. Ze werden door Gods besturing samengebracht en georganiseerd tot verschillende soorten planten en bomen. Op de vijfde dag brengt de aarde, eveneens op Gods bevel, dierlijk leven voort.

Ge 1:24 En God zei: De aarde brenge levende zielen voort, naar hun aard, vee, en kruipend, en wild gedierte van de aarde, naar zijn aard! En het was zo. (CP[1])

Naar zijn aard. De uitdrukking komt ook voor in 11.

Kruid zaadzaaiende naar zijn aard. Naar zijn aard wordt hier toegevoegd, werd niet gezegd in vers 11.

God zag, dat het goed was. Ook in verzen 4, 8, 10.

Gen. 1:13

Ge 1:13  Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. (SV)

Zo eindigen ook de beschrijving van Gods werk op de eerste en die van Zijn werk op de tweede dag.

Varia

De derde dag is daardoor uniek, dat tweemaal wordt gemeld "en God zag dat het goed was". En op het derde dag ontstaat voor het eerst leven op aarde. Om deze redenen trouwen Joden vaak op een dinsdag, dat is de derde dag van de week (zondag - maandag - dinsdag). De Heer Jezus verrees uit het hart van de aarde (het graf) op de derde dag na zijn lijden (vrijdag - sabbat - eerste dag van de week).

Gen. 1:14-19 . Vierde dag

Gen. 1:14

Ge 1:14  En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! (SV)

Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels. Die lichten zijn de lichtgevende hemellichamen als zon, maan en sterren, zie vers 16.

Om scheiding te maken. Wederom een goddelijke verordening die ten doel heeft scheiding te maken. Reeds in vers 4 maakte God scheiding tussen het licht en de duisternis. Thans wordt deze taak toebedeeld aan zekere hemellichamen.

Tot tekenen. De tweede functie of taak. De zon is een teken van Gods alomtegenwoordigheid en van Zijn onderhouding van het leven. De zon was ook een teken, een sprake, toen de Heer Jezus aan het kruis hing en nadat Hij was opgewekt. Toen de Heer aan het kruis hing, door mensen verworpen, hield de zon op met schijnen.

Lu 23:44 En het was al ongeveer het zesde uur, en er kwam duisternis over het hele land tot het negende uur toe, Lu 23:45  daar de zon ophield te schijnen. ... (Telos)

Alsof de zon zei: het ware licht, het Licht der wereld, gaat onder. Maar toen de Heer uit de dood was verrezen, ging de zon weer op. Vrouwen kwamen bij het geopende graf 'toen de zon opging'.

Mr 16:2  En zeer vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging. (Telos)

En tot gezette tijden. De derde functie of taak. Denk aan de tijd van Nieuwe maan.

En tot dagen en jaren. De vierde functie of taak. Waardoor wij jaren en dagen kunnen tellen. Deze functie hangt uiteraard samen met de derde.

Gen. 1:15

Ge 1:15  En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. (SV)

Tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. Zie ook vers 17. De vijfde functie of taak. Deze functie hangt uiteraard samen met de eerste. Licht geven wordt echter onderscheiden van scheiding maken.

Opmerkenswaard is dat de Heer Jezus als een licht in de wereld kwam. Hij is het Licht der wereld. Hij maakt scheiding.

Mt 10:34  Meent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar een zwaard. Mt 10:35  Want Ik ben gekomen om een man op te zetten tegen zijn vader, een dochter tegen haar moeder, en een schoondochter tegen haar schoonmoeder; Mt 10:36  en iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn. (Telos)

De Heer Jezus was een teken van God in deze wereld.

Mt 16:1  En de farizeeen en sadduceeen kwamen naar Hem toe, en om Hem te verzoeken vroegen zij Hem hun een teken uit de hemel te tonen. Mt 16:2  Hij echter antwoordde en zei tot hen: Wanneer het avond is geworden, zegt u: Mooi weer, want de hemel is rood; Mt 16:3  en ‘s morgens: Vandaag storm, want de hemel is somber rood. Het aanzien van de hemel weet u wel te onderscheiden, maar kunt u het de tekenen der tijden niet?Mt 16:4  Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, en het zal geen teken worden gegeven dan het teken van Jona. En Hij verliet hen en ging weg. (Telos)

Jezus kwam in 'de volheid van de tijd':

Ga 4:4  maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, (Telos)

Efe 1:10  dat Hij Zich had voorgenomen in Zichzelf aangaande de bedeling van de volheid der tijden, om alles wat in de hemelen en wat op de aarde is onder een hoofd samen te brengen in Christus; (Telos)

Zijn komst luidde 'het aangename jaar van de Heer' in, de bedeling van Gods genade.

Lu 4:19  om aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating, om te prediken het aangename jaar van de Heer’. (Telos)

Gen. 1:16

Ge 1:16  God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. (SV)

God dan maakte. Ze waren er nog niet op de eerste scheppingsdag, toen God het licht tot aanzijn riep. In vers 17 worden ze gesteld.

Een mening zegt dat ze niet gemaakt of gesteld werden, maar onthuld werden, ze werden zichtbaar gemaakt. Dat strookt niet met de gewone lezing van Genesis 1.

Die twee grote lichten. Deze zijn de zon en de maan. Ze zijn groot in vergelijking met de sterren. Dit is zo in de ogen van de mensen op aarde. De maan wordt hier een groot licht en een klein licht genoemd. Dit is geen tegenstrijdigheid. De maan is een groot licht vergeleken met de sterren, zij is een klein licht vergeleken met de zon.

Er zijn sterren die veel groter zijn dan de zon. Maar doordat ze op zo'n enorm grote afstand van ons staan, schijnen zijn als lichtpuntjes en is de zon voor ons een zeer groot licht.

Tot heerschappij. Overdag is het licht van de zon overheersend. In de nacht is het licht van de maand overheersend.

Ook de sterren.

De gelovigen worden vergeleken met schijnende 'lichten in de wereld'.

Flp 2:15  opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God temidden van een krom en verdraaid geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, (Telos)

Gen. 1:17

Ge 1:17  En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. (SV)

Stelde ze. Gaf een plaats in het hemelgewelf.

Om licht te geven op de aarde. Een van hun taken, zie vers 15.

Gen. 1:18

Ge 1:18  En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was. (SV)

En om te heersen. Zie vers 16.

Scheiding te maken. Dit wordt ook in vers 14 gezegd. Daar werd scheiding maken als het eerst als taak genoemd, hier het laatst. Ook de functies van licht geven en heersen worden twee keer genoemd, deze twee in dezelfde volgorde licht geven - heersen.

En God zag, dat het goed was. Zo ook in de verzen 4, 8, 10, 12.

Gen. 1:19

Ge 1:19  Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag. (SV)

De vierde dag. Met een rangtelwoord worden de tweede en latere scheppingsdagen aangeduid.

Jezus, het Licht der wereld

De zon is:

  1. een hemellicht (vs. 14, 15);
  2. een groot licht (vs. 16);
  3. om licht te geven op de aarde (vs. 15, 17);
  4. om scheiding te maken tussen de dag en de nacht (vs. 14), tussen het licht en de duisternis (vs. 18);
  5. om te heersen op de dag (vs. 16, 18);
  6. tot een teken (vs. 14);
  7. tot gezette tijden (vs. 14);
  8. tot dagen en jaren (vs. 14).

Wat van de zon gezegd wordt, kan ook van Jezus Christus gezegd worden.

Ad 1. Hij is een licht in en uit de hemel, zijn oorsprong is hemels, hij is als de opgaande zon, 'uit de hoogte' (Luc. 1:78).

Lu 1:78  door de innerlijke barmhartigheid van onze God, waarmee dse Opgang uit de hoogte ons zal bezoeken, (Telos)

Ad 2. Hij is 'een groot licht'.

Jes 9:2  (9-1) Het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot licht zien; degenen, die wonen in het land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. (SV)

Ad 3. Hij gaf, 'zolang' hij in de wereld was (Joh. 9:5), licht op de aarde, in de wereld der mensen.

Joh 1:9  Dit was het waarachtige licht, dat in de wereld komt en iedere mens verlicht. (Telos)

Joh 8:12  Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt, zal geenszins in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben. (Telos)

Joh 12:46  Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat ieder die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijft. (Telos)

Joh 9:5  Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld. (Telos)

Ad 4. Jezus maakt scheiding.

Lu 12:51  Denkt u dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Nee, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid. Lu 12:52  Want van nu aan zullen er vijf in een huis verdeeld zijn; drie zullen tegen twee, en twee tegen drie verdeeld zijn:  Lu 12:53  een vader tegen een zoon en een zoon tegen een vader, een moeder tegen haar dochter en een dochter tegen haar moeder, een schoonmoeder tegen haar schoondochter en een schoondochter tegen haar schoonmoeder. (Telos)

Joh 7:43  Er ontstond dan verdeeldheid onder de menigte om Hem. Joh 7:44  En sommigen van hen wilden Hem grijpen, ... (Telos)

Hnd 14:4  De volksmenigte van de stad nu werd verdeeld, en sommigen waren voor de Joden en anderen voor de apostelen. (Telos)

Ad 5. De heer Jezus zal heersen op de dag. Zowel in het vrederijk, dat is ingeluid door de komst van de ' de zon der gerechtigheid'.

Mal 4:1  Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal.  Mal 4:2  Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als mestkalveren. (SV)

Als ook in de 'dag van God', de eeuwige toestand, een nieuwe schepping, waarin Christus als Zoon en Beeld van God een dominante plaats zal innemen.

2Pe 3:12  terwijl u de komst van de dag van God verwacht en verhaast, ter wille waarvan de hemelen in vuur gezet zullen vergaan en de elementen brandend zullen wegsmelten. (Telos)

Ad 6. De Heer is een teken, dat naar naar God verwijst. Wanneer Jezus in de wereld opgaat 'als de zon der gerechtigheid' (Mal. 4:2), zal 'het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel' (Matth. 24:30).

Mt 24:30  En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen in de hemel; en dan zullen alle stammen van het land weeklagen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel met kracht en grote heerlijkheid. (Telos)

Voordien is Hij door zijn dood en opstanding een teken geweest 'voor dit geslacht'.

Lu 11:30  Want zoals Jona voor de Ninevieten een teken was, zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor dit geslacht. (Telos)

Ad 7. Zijn komst in de wereld luidde een nieuw tijdperk in, 'het jaar van het welbehagen van Jahweh' (Luc. 4:19), 'de welaangename tijd' (2 Cor. 6:2).

Lu 4:19  om aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating, om te prediken het aangename jaar van de Heer. (Telos)

2Co 6:2  (want Hij zegt: ‘In de aangename tijd heb Ik u verhoord en op de dag van de behoudenis heb Ik u geholpen’: zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag van de behoudenis), (Telos)

Na dat jaar volgt 'de dag der wrake van onze God'.

Jes 61:2  Om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEEREN, en den dag der wraak onzes Gods; om alle treurigen te troosten; (SV)

Ad. 8. Tot dagen en jaren is Hij geworden in die zin, dat men de jaren telt vanaf zijn geboorte. We leven nu in het jaar ... 'na Christus' (n.C.) of 'in het jaar van de Heer' (Anno Domini, A.D.) ...

De Gemeente, de maan gelijk

De maan is:

  1. een hemellicht (vs. 14, 15);
  2. een groot licht (vs. 16);
  3. om licht te geven op de aarde (vs. 15, 17);
  4. om scheiding te maken tussen de dag en de nacht (vs. 14), tussen het licht en de duisternis (vs. 18);
  5. om te heersen in de nacht (vs. 16, 18);
  6. tot een teken (vs. 14);
  7. tot gezette tijden (vs. 14);
  8. tot dagen en jaren (vs. 14).

Wat van de maan gezegd wordt, kan ook van de gemeente van Christus gezegd worden.

Ad 1. De maan is gesteld aan het uitspansel, zij is een hemellicht dat licht geeft op de aarde. De gemeente bestaat uit leden die hun burgerschap in de hemel hebben.

Flp 3:20  Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten, (Telos)

Ad 2. In de wereld is de gemeente 'een groot licht' (vs. 16), maar tegelijk 'klein' (vs. 16) vergelijken bij het Licht dat de Heer is.

Ad 3. De Heer Jezus ziet zijn discipelen als groep als 'het licht van de wereld'.

Mt 5:14  U bent het licht van de wereld; een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. (Telos)

Efe 5:8  want vroeger was u duisternis, maar nu bent u licht in de Heer; wandelt als kinderen van het licht (Telos)

Hnd 13:47  Want zo heeft de Heer ons geboden: ‘Ik heb u gesteld tot een licht van de volken, opdat u tot behoudenis bent tot aan het einde van de aarde’. (Telos)

Ad 4. De gemeente maakt scheiding door de prediking van het evangelie en de afzondering van de gelovigen.

Hnd 17:32 Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen; en anderen zeiden: Wij zullen u daarover nog wel eens horen.  Hnd 17:33  Zo ging Paulus uit hun midden weg. Hnd 17:34  Sommige mannen echter sloten zich bij hem aan en geloofden, onder wie ook Dionysius de Areopagiet, en een vrouw genaamd Damaris, en anderen met hen. (Telos)

Efe 4:17  Dit zeg ik dan en betuig ik in de Here, dat gij niet langer moogt wandelen zoals ook de heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun denken, Efe 4:18  verduisterd in hun verstand, vervreemd van het leven Gods om de onwetendheid, die in hen heerst, om de verharding van hun hart. Efe 4:19  Zij hebben zich immers in hun verdoving overgegeven aan de losbandigheid om gretig winst te slaan uit allerlei onreinheid. Efe 4:20  Maar gij geheel anders: gij hebt Christus leren kennen. (NBG51)

Ad 5. De maan is gesteld tot heerschappij des nachts: haar licht overheerst in de nacht, zij is het grootste licht in de nacht. Dat geldt in zedelijk en geestelijk opzicht van de gemeente van Christus. Zij is echter niet in staat om de duisternis uit de wereld te verdrijven zoals de opgaande zon, die de nacht doet wijken voor de dag.

Ad 6. De gemeente is tot een teken, dat spreekt van en heenwijst naar God en de Verlosser der wereld. De gemeente te Korinthe was een leesbare brief van Christus, 'gelezen door alle mensen' (2 Cor. 3:2-3).

2Co 3:2  U bent onze brief, geschreven in onze harten, gekend en gelezen door alle mensen;  2Co 3:3  u, van wie blijkt dat u een brief van Christus bent, door onze bediening opgesteld, geschreven niet met inkt, maar met de Geest van de levende God, niet op stenen tafelen, maar op vlezen tafelen van de harten. (Telos)

De gemeente 'vertoont het woord van het leven' (Flp 2:16).

Flp 2:14 Doet alles zonder mopperen en tegenspreken,  Flp 2:15  opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God temidden van een krom en verdraaid geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld, Flp 2:16  terwijl u het woord van het leven vertoont, mij tot roem tegen de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs gelopen of tevergeefs gearbeid heb. (Telos)

Ad 7 en 8. De gemeente is verbonden met het tijdperk van Gods genade. Overigens heeft zij ook geleid tot gezette feesttijden als de Kerst, Pasen en Pinksteren.

Gen. 1:20-23. Vijfde dag

Op de vijfde scheppingsdag schiep God de zeedieren en de luchtdieren.

Gen. 1:20

Ge 1:20  En God zei: Dat de wateren overvloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel van de hemel! (CP[1])

Dat de wateren ... voortbrengen. Vgl. vers 11-12, waar de aarde bevolen wordt uit te schieten en de aarde vervolgens voortbrengt.

In het uitspansel van de hemel. In de atmosfeer. Niet in een metalen koepel.

Gen. 1:21

Ge 1:21  En God schiep de grote zeedieren, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. (CP[1])

Grote zeedieren. Statenvertaling heeft in plaats van 'zeedieren': 'walwissen'. Het oorspronkelijk woord duidt echter elk zeemonster aan[5]. Merk op de voor de mens opvallende schepselen afzonderlijk en als eerste worden genoemd. Dat gebeurt ook bij de hemellichten: de grote lichten van zon en maan worden afzonderlijk en als eerste genoemd, daarna 'de sterren'.

Welke de wateren ... voortbrachten. Na het bevel volgt de uitvoering. Vgl. 11-12 met betrekking tot de aarde.

Aard. God schiep verschillende soorten zeedieren en vogels. Daaruit blijkt dat hij behagen heeft in verscheidenheid en dat hij creatief is.

En God zag, dat het goed was. Zo ook in verzen 4, 8, 10, 12 en 18.

Gen. 1:22

Ge 1:22  En God zegende ze, zeggende: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! (CP[1])

Vervult. God wenst een volheid.

1Co 10:26  Want ‘de aarde en de volheid is van de Heer’. (SV)

God verlangt ook een volle hemel.

Ro 11:25  Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israël verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; (Telos)

Het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! De vogels vliegen in het uitspansel van de hemel (vers 20), doch ze vermenigvuldigen op de aarde. Immers, ze maken hun nesten op de aarde; ze leggen hun eieren natuurlijk op de aarde.

Gen. 1:23

Ge 1:23  Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag. (SV)

Vijfde. De dagen ná de eerste dag eindigen in hun beschrijving met een rangtelwoord: tweede, derde enz.

Gen. 1:24-31. Zesde dag

Op de zesde scheppingsdag maakt God de levende zielen die het land bewonen: de landdieren en de mens (man en vrouw). De mens wordt echter onderscheiden van de dieren.

Gen. 1:24

Ge 1:24 En God zei: De aarde brenge levende zielen voort, naar hun aard, vee, en kruipend, en wild gedierte van de aarde, naar zijn aard! En het was zo. (CP[1])

De aarde brenge ... voort. In vers 11 -12 brengt de aarde ook voort, en wel plantaardig leven. De aarde brengt onafhankelijk van God voort, integendeel, God maakt uit de aarde het gedierte. Het gedierte is bewerkte stof der aarde.

Ge 2:19  Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn. (SV)

Levende zielen. Zie ook vers 20. Zee- en landdieren en mensen zijn 'zielen'.

Vee, kruipend en wild gedierte van de aarde. Ook dit zijn groepen die overeenstemmen met de ervaring en belangen van de mens.

Gen. 1:25

Ge 1:25  En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. (CP[1])

God maakte. De landdieren. De aarde brengt voort, God maakt. Die twee werken samen in die zin, dat God in, met en door de producerende aarde, door haar ecologische systemen werkt. Vers 21 zegt dat God de zeedieren 'schiep'.

En God zag het goed was. Zo ook in verzen 4, 10, 12, 18, 21.

Gen. 1:26

Ge 1:26  En God zei: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de de hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (CP[1])

Ons. Nu het over de schepping van de mens gaat, uit God zich als de Drievuldigheid.

Naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis. Dit wordt alléén van de mens gezegd. Zie ook vers 27. Een aspect daarvan wordt vervolgens genoemd: heerschappij hebben, over al de dieren in hun verschillende leefmilieus (zee, lucht en land).

Gen. 1:27

Ge 1:27  En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij ze. (CP[1])

Mannelijk en vrouwelijk. God schiep de mens in twee geslachtelijke varianten, allebei op de zesde dag.

Naar het beeld van God. Zie het vorige vers.

Gen. 1:28

Ge 1:28  En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de hemel, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! (CP[1])

God zegende. Hij had ook de zeedieren en het gevogelte gezegend

Ge 1:22  En God zegende ze, zeggende: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! (CP[1])

Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde. Deze opdracht geeft God ook aan de zeedieren. Als de aarde vol mens wordt, wordt daarmee aan Gods opdracht voldaan.

Onderwerpt haar. Deze toevoeging ontbreekt in vers 22.

Heb 2:5 Want niet aan engelen heeft Hij onderworpen het toekomstige aardrijk waarover wij spreken,  Heb 2:6  maar iemand heeft ergens betuigd en gezegd: ‘Wat is de mens dat U hem gedenkt, of de mensenzoon dat U acht op hem geeft?  Heb 2:7  U hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen; met heerlijkheid en eer hebt U hem gekroond en hem gesteld over de werken van uw handen;  Heb 2:8  alles hebt U onder zijn voeten onderworpen’. Want door Hem alles te onderwerpen heeft Hij niets overgelaten dat Hem niet onderworpen zou zijn. Maar nu zien wij nog niet alles aan Hem onderworpen;  Heb 2:9  maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan de engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond, opdat Hij door de genade van God voor alles de dood smaakte. (Telos)

Hebt heerschappij. Zie vers 26. Deze toevoeging ontbreekt in vers 22.

Gen. 1:29

Ge 1:29  En God zei: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de hele aarde is, en alle geboomte, waarin zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! (CP[1])

Zie ook verzen 11-12, waar ook grasscheutjes worden genoemd. De mens is echter niet het gras gegeven tot voedsel.

Ulieden. God spreekt tot Man en Mannine.

Gen. 1:31

Ge 1:31  En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag. (SV)

In de verzen 4, 10, 12, 18, 21 en 25 zag God dat het - de bijzondere dingen die hij gemaakt had - dat het goed was. Nu zag Hij alles en oordeelt dat het zeer goed was.

Voetnoot

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 Vertaling en/of hertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar op Gen. 1 is onder wijziging verwerkt.
  3. Vgl. de opmerking van de Hebraïcus Danny Ben-Gigi dat 'Let there by light' een gebrekkige vertaling is van het Hebreeuws, dat letterlijk zegt 'be light'. Danny Ben-Gigi: God's Secrets Only Hebrew Can Reveal. Youtube.com: Prophecy Watchers, 27 nov. 2017. Vanaf 8 min.
  4. job 37:18
  5. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).