k
→Gen. 46:8-25 De zielen van Jakobs huis die in Egypte kwamen
(Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} == Gen. 46:1 == Ge 46:1 En Israël verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba, en hij offerde offeranden aan de God van zijn v...') |
|||
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1:
{{Commentaar hoofdstuk}}
== Samenvatting ==
In 't kort: Jakob in Egypte. Of, met iets meer woorden: Jakob vertrekt met zijn huisgezin naar Egypte en ontmoet Jozef. — Israël gaat met al de zijnen naar Egypte. Hij offert te Berseba, waar hij vervolgens door God wordt bemoedigd (1-7). De namen van zijn zonen en kleinzonen, met hem zelf mee zeventig in getal (8-27). In Gosen gekomen, wordt hij door Jozef onder tranen begroet (28-30). Deze raadt zijn broeders, wat zij Farao moeten zeggen, om vergunning te krijgen tot verblijf in Gosen (31-34).
== Gen. 46:1 ==
Regel 10 ⟶ 13:
== Gen. 46:8-25 De zielen van Jakobs huis die in Egypte kwamen ==
{{Jakob nageslacht bij Lea}}
{{Jakob nageslacht bij Zilpa}}
{{Jakob nageslacht bij Rachel}}
{{Jakob nageslacht bij Bilha}}
== Gen. 46:29 ==
Ge 46:29 Toen spande Jozef zijn wagen aan, en toog op, zijn vader Israël tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel hij hem aan zijn hals, en weende lang aan zijn hals. (SV)
'''Weende lang.'''
== Gen. 46:30 ==
Regel 21 ⟶ 31:
== Gen. 46:34 ==
Ge 46:34 Zo zult
'''Met vee omgegaan hebben.''' Het woord 'schaapherder' moesten, zo lijkt het, ze tegenover farao vermijden. Jozef echter boodschapte Farao dat zijn familie "met hun schapen en hun runderen" (47:1) waren gekomen. En op de vraag wat hun beroep antwoordden vijf broers van Jozef: "Uw knechten zijn schaapherders, zowel wij als onze vaders" (47:3).
'''Alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel.''' Wel waren er schapen in Egypte (47:17).
== Voetnoot ==
|