Genesis/Hoofdstuk 6: verschil tussen versies

721 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
 
(2 tussenliggende versies door 2 gebruikers niet weergegeven)
Regel 18:
== Gen. 6:4 ==
Ge 6:4  In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren, en zich [kinderen] gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van naam. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling</ref>)
'''Reuzen en ook daarna.''' Zowel vóór als ná de vermenging van de zonen van God met de vrouwen. Over de reuzen, zie [[ReusNephilim|reus]]. Sommigen verstaan 'en ook daarna' als betrekkend hebben op de tijd na de zondvloed<ref>Gary Stearman en L.A. Marzulli, in: [https://www.youtube.com/watch?v=4Ci-xmFJbAc L.A. Marzulli: A New Ancient Species.] Youtube.com: Prophecy Watchers, 28 dec. 2020. Duur: 28 min. 30 sec. </ref>.
 
'''Als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren.''' Zie vers 2.
 
== Gen. 6:5 ==
Regel 28:
== Gen. 6:7 ==
Ge 6:7 En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van de aardbodem, van de mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte van de hemel toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. (CP<ref name=":0" />)
De vissen en zeedieren, waarover de mens eveneens de heerschappij moest hebben (Gen. 1:28) worden niet genoemd. InNa hetde laatstezondvloed Bijbelboeken wordenhet offer door Gods oordeel ook levendeNoach, wezensnoemt inGod de zeevissen getroffen.wel:
 
''Ge 9:1  En God zegende Noach en zijn zonen, en Hij zeide tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt, en vervult de aarde!  Ge 9:2  En uw vrees, en uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, en in <u>alle vissen der zee</u>; zij zijn in uw hand overgegeven.'' (SV)
Tussen het zesde en het zevende zegel geldt:
 
In het laatste Bijbelboek worden door Gods oordeel ook levende wezens in de zee getroffen. Tussen het zesde en het zevende zegel geldt nog:
 
''Opb 7:2  En Ik zag een andere engel opkomen van de opgang van de zon, die het zegel van de levende God had; en hij riep met luider stem tot de vier engelen wie gegeven was aan de aarde en de zee schade toe te brengen,'' ''Opb 7:3  en hij zei: Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de slaven van onze God aan hun voorhoofden hebben verzegeld.'' (Telos)