Geschiedenis van Israël/2000 v.C.-70 n.C.: verschil tussen versies

k
Regel 64:
'''598/597''' v.C. Jechonia bestijgt de troon van Juda en regeert slechts drie maanden.
 
'''597''' v.C. Jeruzalem wordt ingenomen door Nebukadnezzar. De tweede wegvoering van Juda<ref name=":0" />, 8 jaren na de eerste; ook genoemd 'de grote ballingschap.' (2 Kron. 36: 9-16; Ezech. 1:2). Koning Jojachin, zijn (koningin-)moeder Nehusta, al de edelen van Juda en Jeruzalem en de profeet [[Ezechiël (Bijbelboek)|Ezechiël]] werden gedeporteerd naar Babylon (Jer. 24:1; Est. 2:6; Jer. 27:6; 27:20; 29:2). Ook schatten van de tempel worden meegenomen naar Babylon. <blockquote>''2Kon 24:12 Toen ging Jojachin, de koning van Juda, [de stad] uit naar de koning van Babel, hij, zijn moeder, zijn dienaren, zijn vorsten en zijn hovelingen. De koning van Babel nam hem [gevangen] in het achtste jaar van zijn regering. (HSV)''</blockquote><blockquote>''Jer 24:1 …, nadat Nebukadrezar, de koning van Babel, Jechonia, de zoon van Jojakim, de koning van Juda en de vorsten van Juda, de ambachtslieden en de smeden uit Jeruzalem in ballingschap gevoerd had, en hen naar Babel gebracht had.'' (HSV)</blockquote>Nebukadrezar maakte Zedekia, een oom van Jojachin, koning van Juda.<blockquote>''Jer 37:1 Koning Zedekia, de zoon van Josia, werd koning in plaats van Chonia, de zoon van Jojakim, omdat Nebukadrezar, de koning van Babel, hem koning had gemaakt in het land Juda. (HSV)''</blockquote>Ca. '''588593''' v(?<ref>Jaartal voor deze gebeurtenis genoemd in ''Bijbelsch Handboek en Concordantie'' (Rotterdam: J.CM. NebukadnezarBredée, belegertderde opnieuwdruk, Jeruzalem1935), in hoofdstuk VII: Volgorde der feiten van het Oude Testament.</ref>). Profetische weeklacht over de ondergang van het rijk van Juda en zijn vorsten (gelijkenissen van de leeuwin en haar welpen, en van de wijnstok), Ez. 19.
 
Ca. '''588''' v.C. Nebukadnezar belegert opnieuw Jeruzalem.
 
'''586''' v. Chr.: Verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de legers van Babel. Einde van de 11-jarige regering van Zedekia, de laatste regerende koning uit het koningshuis van Juda. De profeet Jeremia wordt bevrijd uit het kamp bij Rama.