Geschiedenis van Jeruzalem: verschil tussen versies

k
Regel 26:
ca. 1800 v. C.: God stelt Abraham op de proef en draagt hem op, zijn zoon Izak te offeren (Gen. 22). Abraham trek dan in het land Moria en offert Izak op één der bergen daar. De berg Moria is de latere Tempelberg in Jeruzalem (2 Kron. 3:1). Abraham noemt de plaats: „De HEER zal erin voorzien“ (Hebr. ''Jahwe Jireh''). Hieraan is misschien het eerste deel van de naam Jeruzalem ontleend.  
 
15e eeuw (of 13e eeuw). In de dagen van Jozua is Jeruzalem (Jebus) be­perkt hoofdzakelijk tot de heuvel Ofel, die ten zuiden van de heuvel Moria, de tegenwoor­dige tempelplaats, ligt. Jebus is een buitengewoon sterke bergvesting, aan drie zijden om­geven door zeer diepe dalen. De steile oostelijke helling, in het Oude Testament eerst Jebusietenburcht, daarna Davidsstad genoemd, daalt van de heuvel [[Ofel]] af in het dal van de beek Kidron, terwijl de westelijke hel­ling afdaalt in het dal, dat we naar het voorbeeld van Flavius Jozéfus gewoon zijn het Tyropeon, d.i. het Mestdal te noemen. Op de hellingen zijn muren gebouwd van natuursteen, terwijl de noordzijde van de heuvel bovendien versterkt is door het aanbren­gen van een in de rots uitgehouwen gracht.
 
Evenals de heuvel van de stad [[Ai]] vormt de Ofel de oostelijke uitloper van het plateau. Hij beheerst de weg, die eerst door de ''Wadi es-Sarar'', daarna door het Hinnomdal en eindelijk door het Kidrondal loopt en zo de kustvlakte met Jericho verbindt.
 
Uit zijn oostwand ontspringt de Gihonbron, die nu „bron van de heilige Maria" of "Maria-bron" heet en de enige is, die het hele jaar door water geeft. Door het graven van een tunnel zijn de bewoners van den Ofel ook in tijden van beleg in staat hier water te putten. Ter plaatse waar het Hinnomdal samenkomt met het Kidrondal ligt de bron Rogel (= Bron van den verspieder?), die nu Jobsbron heet en slechts zelden in gebreke blijft (Joz. 15 : 7; 18 : 17, 2 Sam. 17 : 17, 1 Kon. 1 : 9).