Goede werken
Goede werken zijn werken die in overeenstemming zijn met Gods wil.
Voorbeelden. In het Nieuwe Testament worden voorbeelden van goede werken vermeld. De vrouw die, Jezus' aanstaande dood aanvoelend, kostbare balsem op zijn hoofd goot, deed een goed werk.
Mt 26:10 ... zij heeft een goed werk aan Mij verricht. (Telos)
In Joppe woonde een discipelin die overvloedig was in goede werken. Voor weduwen maakte zij onderkleding en mantels.
Hnd 9:36 Nu was er te Joppe een discipelin, genaamd Tabitha, wat vertaald wil zeggen: Dorkas. Deze was overvloedig in goede werken en weldaden die zij deed. Hnd 9:37 Het gebeurde nu in die dagen, dat zij ziek werd en stierf; en nadat zij haar hadden gewassen, legden zij haar in een bovenzaal. Hnd 9:38 Daar nu Lydda dicht bij Joppe lag, zonden de discipelen, toen zij hoorden dat Petrus daar was, twee mannen tot hem om hem aan te sporen: Kom zonder dralen naar ons toe. Hnd 9:39 En Petrus stond op en ging met hen mee; en toen hij was aangekomen, brachten zij hem naar de bovenzaal. En al de weduwen stonden wenend bij hem en toonden de onderklederen en mantels die Dorkas had gemaakt toen zij bij hen was. (Telos)
Paulus noemt goede werken op die een weduwe kan doen.
1Ti 5:9 Laat een weduwe worden ingeschreven als zij niet minder dan zestig jaar oud is, de vrouw van een man is geweest 1Ti 5:10 en getuigenis heeft door haar goede werken: als zij kinderen opgevoed, als zij gastvrijheid bewezen, als zij de voeten van heiligen gewassen, als zij aan verdrukten hulp verleend, als zij zich op alle goed werk toegelegd heeft. (Telos)
1Ti 3:1 Het woord is betrouwbaar: als iemand streeft naar het opzienerschap, begeert hij een goed werk. (Telos)
God Zelf is een goed werk begonnen in hen die in Zijn Zoon gelovig zijn geworden.
Flp 1:6 in dit vertrouwen, dat Hij die een goed werk in u begonnen is, het ook zal voltooien tot op de dag van Christus Jezus. (Telos)
Hoofdwerk. In de plaatsen van het Nieuwe Testament waar de uitdrukking goede werken met betrekking tot mensen gebruikt wordt, worden altijd personen verondersteld, die niet meer onder de veroordelende wet staan, maar die het licht van het leven, Jezus Christus, reeds in zich hebben, die zijn leerlingen en discipelinnen zijn. Het geloof in de Zoon, dien God gezonden heeft (Joh. 6 : 29), wordt het werk Gods genoemd, dat wij werken moeten. Het is het ene Gode welbehaaglijke hoofdwerk.
De overige goede werken van een gelovige zijn al de handelingen, die uit dat eerste grondwerk voortvloeien.
Goede werken en licht. God heeft ons tot lichten, lampen gesteld. Het licht wordt verspreid door goede werken. Goede werken zijn lichtstralen.
Mt 5:13 U bent het zout van de aarde; als nu het zout smakeloos wordt, waarmee zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer voor dan om weggeworpen en door de mensen vertreden te worden. Mt 5:14 U bent het licht van de wereld; een stad die op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. Mt 5:15 Ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de kandelaar, en zij schijnt voor allen die in het huis zijn. Mt 5:16 Laat zo uw licht schijnen voor het oog van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader die in de hemelen is, verheerlijken. (Telos)
Goede werken en vrucht. Goede werken vormen goede vrucht. Wie goede werken doet, draagt vrucht.
Col 1:10 om de Heer waardig te wandelen tot al zijn welbehagen, terwijl u in alle goed werk vrucht draagt en opgroeit door de kennis van God, (Telos)
Nieuwe gehoorzaamheid. De Augsburgse confessie spreekt geheel op grond van de Schrift, als zij aan haar de 6de artikel, waarin van de goede werken sprake is ("ook wordt geleerd dat zulk een geloof goede vruchten en goede werken voortbrengen moet en dat men goede werken moet doen, allerlei, zoals God geboden heeft, om Gods wil"), het opschrift geeft: "Van de nieuwe gehoorzaamheid". Want dit is juist het nieuwe, hetgeen met het geloof in de Heiland in de mens komt, dat hij nu een vrije, een in Gods kracht gedragen gehoorzaamheid der liefde volbrengen kan, dat hij niet meer zondigen moet, als vroeger, maar eerbaar, rechtvaardig en godzalig leven kan in deze wereld, omdat de Heer Jezus zichzelf voor ons gegeven en zich een volk heeft gereinigd (Tit. 2: 14). Door God bereid. Daarom wordt de bekering tot Christus (Ef. 2: 10), een nieuwe schepping genoemd, daar God in Christus alles voorbereid heeft, alles tevoren geschapen en in orde gebracht, al het willen en volbrengen, geest, leven en bekwaamheid, om in goede werken te kunnen wandelen.
Efe 2:8 Want uit genade bent u behouden, door het geloof; en dat niet uit u, het is de gave van God; Efe 2:9 niet op grond van werken, opdat niemand roemt. Efe 2:10 Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen. (Telos)
Begenadiging, versterking. Om goede werken te doen, hebben wij Gods genade en kracht nodig.
2Th 2:16 En moge onze Heer Jezus Christus Zelf, en God onze Vader die ons heeft liefgehad en ons eeuwige vertroosting en goede hoop door genade heeft gegeven, 2Th 2:17 uw harten vertroostten en u versterken in alle goed werk en woord. (Telos)
2Co 9:8 En God is machtig alle genade overvloedig te doen zijn jegens u, opdat u in alles, altijd in bezit van al het nodige, overvloedig bent tot alle goed werk, (Telos)
In gemeenschap met de Heer. Goede werken worden, zoals de Heer zelf in Joh. 3 zegt, in het Licht, in de gemeenschap met Christus, die het Licht der wereld is, gedaan.
Joh 3:19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, en de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, want hun werken waren boos. Joh 3:20 Want ieder die kwade dingen bedrijft, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet bestraft worden. Joh 3:21 Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar worden dat zij in God zijn gewerkt. (Telos)
Bereidheid tot goede werken. Gods bereiding van goede werken leidt niet automatisch tot ons doen ervan. Wij zijn geen automaten waaruit goede werken rollen zodra God een knop indrukt. Terwijl God goede werken heeft bereid, moeten wij tot die werken bereid zijn. Er wordt dus ook iets van ons vereist.
Tit 3:1 Herinner hen eraan, aan overheden en machten onderdanig te zijn, gehoorzaam, tot alle goed werk bereid te zijn, (Telos)
Zelfwerkzaamheid. Een gelovige is geen machine die, als de eerste stroomstoot gegeven is, zijn verder verloop vanzelf heeft; nee, de trouwe zelfwerkzaamheid en inzet van de discipel is nodig om goede werken uit te voeren. Waarom wordt anders door de apostelen zoveel tot goede werken vermaand? Geschiktheid. Men kan voor alle goede werk ongeschikt zijn.
Tit 1:16 Zij belijden God te kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn en voor alle goed werk ongeschikt. (Telos)
Een goed werk is niet alles wat een gelovige invalt om te doen. Tot allerlei goed werk wordt men toch slechts geschikt, als men zich steeds onder de leer, bestraffing, verbetering en tucht van de Schrift begeeft. Goed wordt in het algemeen slechts dat genoemd, wat uit God, dus door God zelf opgewekt, gewenst of bevolen is (Matth. 26: 10), in overeenstemming met zijn geopenbaarde wil (Hebr. 13: 21).
2Ti 2:21 Als dan iemand zich van deze vaten reinigt, zal hij een vat zijn tot eer, geheiligd, bruikbaar voor de Meester, tot alle goed werk toebereid. (Telos)
Buitengewoon? De Bijbel geeft nergens een lijst op van de goede werken. Goede werken zijn niet gelijk aan buitengewone diensten. Elk, ook het minste, nederigste werk, is goed, als het om Jezus wil en in gehoorzaamheid aan zijn woord gedaan wordt;
Goede werken en behoudenis. Goede werken zijn niet de grondslag van iemands behoudenis. Op goede werken kan men niet met vertrouwen, zijn gerechtigheid gronden. Men kan er niet de zekere hoop van het eeuwige leven op bouwen. Zij zijn volgens Ef. 2 : 10 slechts datgene, waarin men wandelen moet, waarin zich de vrije, zedelijke zelf bestemming zal bewijzen, waartoe men door de Heiland begenadigd is, terwijl daarentegen het tot in eeuwigheid alleen Christus verdienste blijft, om wiens wil men gerechtvaardigd en zalig wordt, wat men door een eenvoudig geloof ten eigendom verkrijgt.
Loon voor goede werken. We worden niet gerechtvaardigd of behouden op grond van onze werken. Wel zal Christus een ieder geven naar zijn werken (2 Kor. 5 : 10).
2Co 5:8 maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen. 2Co 5:9 Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk te zijn. 2Co 5:10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad. (Telos)
Vloeit alle kracht tot goede werken alleen uit de schat van Christus' verlossing, zo betekent het naar de werken beoordeeld worden niets anders, dan de beoordeling hoe men met die schat is omgegaan; en dat is toch waarlijk niet onrechtvaardig, dat betekent toch echt niet de wet weer oprichten, waarvan Christus het einde geworden is!
Ro 2:5 Maar naar uw hardheid en onbekeerlijk hart hoopt u voor uzelf toorn op in de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God, Ro 2:6 die ieder zal vergelden naar zijn werken; Ro 2:7 hun die met volharding in goed werk heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, eeuwig leven; Ro 2:8 maar hun die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, toorn en gramschap. Ro 2:9 Verdrukking en benauwdheid over elke ziel van een mens die het kwade werkt, eerst van de Jood en ook van de Griek; Ro 2:10 maar heerlijkheid, eer en vrede voor ieder die het goede werkt, eerst voor de Jood en ook voor de Griek; (Telos)
Goede werken en sterven. Evenzo zal men nu verstaan, waarom van de doden, die in de Heer sterven (Openb. 14 : 13), onmiddellijk nadat gezegd wordt: "zij rusten van kunnen arbeid", van hun innerlijke en uiterlijke moeiten, dit volgt: "maar hun werken volgen met hen", dat wil zeggen: daarmee blijft een leerling van Jezus in verbinding, en met die werken vindt hij zijn loon voor de genadetroon van Christus.
Ja, omdat het werken zijn, in God gedaan, uitingen van het leven van Christus in de mens, geen zelf gekozen en zelfgemaakte deugd, daarom houden zij niet op te bestaan. Zij zijn vol van eeuwig goddelijk leven, daarom wordt enkel hun moeitevolle, ziekelijke gestalte, het strijden met de zonde weggenomen, maar hun wezen, hun leven en dienen voor God in Christus komt eerst in het voleindigde Godsrijk tot openbaring en volkomenheid, terwijl voor ieder ander menselijk werk zeker zijn tijd, d.i. zijn doel gesteld is (Pred. 8: 17).
Opb 19:7 Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; Opb 19:8 en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen. (Telos)
Bron
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Werk, Werken. Enige tekst van dit lemma is op 22 juli 2020 onder wijziging verwerkt.