Guichelarij
Guichelarij is in de Statenvertaling een woord voor toverij (tovenarij), duivelskunstenarij of wichelarij[1]. Die guichelarij pleegt heet een guichelaar (man) of guichelares (vrouw).
De guichelaars van Egypte waren tovenaars die in staat waren hun staven te veranderen in slangen.
Ex 7:11 Farao nu riep ook de wijzen en de guichelaars; en de Egyptische tovenaars deden ook alzo met hun bezweringen. Ex 7:12 Want een iegelijk wierp zijn staf neder, en zij werden tot draken; maar Aärons staf verslond hun staven. (SV)
Guichelarij kwam voor bij de Filistijnen, maar ook onder Gods volk Israël. De profeet Jesaja (2e helft van de 8e eeuw v.C.) stelde vast, in een woord dat hij zag over Juda en Jeruzalem, dat de Israëlieten guichelaars waren gelijk de Filistijnen.
Jes 2:6 Maar Gij hebt Uw volk, het huis van Jakob, verlaten, want zij zijn vervuld met goddeloosheid, meer dan het oosten, en zij zijn guichelaars gelijk de Filistijnen, en aan de kinderen der vreemden tonen zij hun behagen. (SV)
Guichelarij en afgoderij gaan licht samen:
Jes 57:3 Doch nadert gijlieden hier toe, gij kinderen der guichelares! gij overspelig zaad, en gij, die hoererij bedrijft! (SV)
De goddeloze koning Manasse pleegde guichelarij 'en toverde' (2 Kron. 33:6).
2Kon 21:6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om [Hem] tot toorn te verwekken. (SV)
Dit vers in andere vertalingen:
2Kon 21:6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, liet zich in met toverij en waarzeggerij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des HEREN, en krenkte Hem daardoor. (NBG51)
2Kon 21:6 Hij liet zijn zoon door het vuur gaan, duidde wolken en deed aan wichelarij. Ook stelde hij dodenbezweerders en waarzeggers aan. Hij deed zeer veel kwaad in de ogen van de HEERE, om Hem tot toorn te verwekken. (HSV)
2Kon 21:6 Hij verbrandde zijn zoon als offer en liet zich in met wolkenschouwerij, wichelarij, geestenbezwering en waarzeggerij. Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen. (NBV2004)
Voetnoot
- ↑ Over de betekenissen van het woord in het oud-Nederlands, zie http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M021027