k
→Jezus' priesterschap
Regel 60:
==Jezus' priesterschap ==
▲6) Zijn ''hoedanigheden'': hij is heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars en hoger dan de hemelen geworden (Hebr. 7:26).
* volmaakt tot in eeuwigheid. Volmaaktheid versus zwakheid, He 7:28
* heilig, 7:26
* onschuldig, 7:26
* onbesmet, 7:26
* gescheiden van de zondaars,
Hij was en is ''zondeloos'', tot in eeuwigheid volmaakt (Hebr. 7:28). De Levietische priesters hadden zedelijke zwakheid, ze zondigden soms. Anders dan de Levietische hogepriesters had en heeft de Heer Jezus het niet dagelijks nodig eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers op te offeren en daarna voor de zonden van het volk (Hebr. 7:27).
Op grond van dat offer is hij de hemelse tabernakel ingegaan (6:20; 9:11) en gaan zitten aan de rechterhand van God (8:1). ▼
8) Eens voor altijd. Hij heeft eens voor altijd een voldoend offer gebracht voor de zonden van het volk (Hebr. 7:27). De Levietische priesters moesten bij herhaling slachtoffers offeren voor de zonden van het volk. ▼
▲
'''Middelaar en behouder'''. Hij is de middelaar van een beter verbond, 8:6; borg van een beter verbond, 7:22. Hij treedt voor ons tussenbeide (7:25). Hij kan volledig behouden, 7:25, met een eeuwige verlossing (9:12).
=== Jezus als hogepriester ===
▲Op grond van dat offer is hij de hemelse tabernakel ingegaan (6:20; 9:11) en gaan zitten aan de rechterhand van God (8:1).
'''Dienst'''. "Voor de zonden van het volk verzoening te doen" (2:17). Hij is een bedienaar van het hemelse heiligdom en van de ware tabernakel (8:2). Hij is hogepriester van de komende goederen (9:11).
'''Grootheid.''' Jezus is de grote hogepriester. Hij is groter dan zijn voorgangers, die uit de stam van Levi zijn. Waarin bestaat de grootheid van zijn hogepriesterschap?
* ''Hij is hoog verheven.'' (1) Hij is "de hemelen doorgegaan" (4:14), ja, "hoger dan de hemelen geworden" (7:26); (2) Hij is gaan zitten aan de rechterhand van de Majesteit in de hemelen (
* ''Hemels heiligdom''. Hij is een bedienaar van het hemels heiligdom en van de ware tabernakel in de hemel, die de Heer heeft opgericht, niet een mens (Hebr. 8:2). De aardse tabernakel was slechts een zinnebeeld en schaduw van de hemelse tabernakel (Hebr. 8:5).
* ''
* ''Volmaakt''. Hij is niet met zwakheid omvangen, maar volmaakt: "heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars"
* ''Eeuwige verlossing.'' Hij heeft door het offer van zichzelf een eeuwige verlossing verworven (9:12).
* ''Eeuwig ambt.'' Zijn ambt is eeuwig, Hij is hogepriester tot in eeuwigheid (6:20)
|