Hebreeënbrief/Onderwerpen/Priester: verschil tussen versies

k
Regel 29:
2. Melchizedek was tevens koning.
== Levitische priesterschap ==
1)* Aanstelling zonder eedzwering, Hebr 7.20
2)* Taak: gaven en slachtoffers offeren, 8:3
 
3)* Wisselend, tijdelijk, omdat ze stierven, Hebr 7.23, omdat ze stierven
2) Taak: gaven en slachtoffers offeren, 8:3
4)* Kan ons niet volledig behouden, Hebr 7.25
 
5)* Zwak (7:28) was de priester en in zonde struikelend (7:27)
3) Wisselend, tijdelijk, omdat ze stierven, Hebr 7.23, omdat ze stierven
6)* Zinnebeeld en schaduw van de hemelse dingen, 8:5
 
Hogepriester:
4) Kan ons niet volledig behouden, Hebr 7.25
* wettelijke aanstelling, 7:28
 
* uit mensen genomen, 5:1
5) Zwak (7:28) en in zonde struikelend (7:27)
* door God geroepen, 5:4, 10
 
* ten behoeve mensen aangesteld, 5:1
6) Zinnebeeld en schaduw van de hemelse dingen, 8:5
* in de dingen die God betreffen, 5:1
 
7) Hogepriester
* De wet stelt hogepriester aan, 7:28
* uit mensen genomen 5:1
* door God geroepen 5:4, 10
* ten behoeve mensen aangesteld 5:1
* in de dingen die God betreffen 5:1
* gaven en slachtoffers voor de zonden offeren 5:1,
* dagelijks (7:27), ook voor zichzelf (5:3), 
* met zwakheid omvangen 5:2; 7:28. zwakheid vs. volmaaktheid, He 7.28
* treedt tussenbeide, 7:25
* geen eeuwige verlossing, 9:12. Elk jaar opnieuw verzoening voor het volk doen.
* ingaan in het heiligdom op grond van het bloed van bokken en kalveren, 9:12
* tijdelijk verblijf in het heiligdom, 9:12
Regel 96 ⟶ 90:
* ''Uitnemende bediening.'' Uitnemender bediening dan de hogepriesters onder het oude verbond hadden, Hebr. 8.6. Want hij is de middelaar van een beter verbond (Hebr. 8:6)
* ''Volmaakt''. Hij is niet met zwakheid omvangen, maar volmaakt: "heilig, onschuldig, onbesmet, gescheiden van de zondaars"
* ''Eeuwige verlossing.'' Hij heeft door het offer van zichzelf een eeuwige verlossing verworven (9:12). De Levitische hogepriester moest jaarlijks verzoening voor het volk doen.
* ''Eeuwig ambt.'' Zijn ambt is eeuwig, Hij is hogepriester tot in eeuwigheid (6:20)