Hemel en Tussentoestand: verschil tussen versies

280 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
kleine aanvulling op de tekst
(kleine aanvulling op de tekst.)
(kleine aanvulling op de tekst)
Regel 45:
Het geloof in de Heere Jezus Christus als onze enige Zaligmaker en het geloof in Zijn Opstanding vormt in de tijd de basis van onze zaligheid. Onze geloofsbelijdenis is in principe het antwoord op Jezus' vraag 'Wie zeggen de mensen dat Ik ben?' Op basis van dit geloof wil Hij onze Middelaar zijn (Joh.17:7-9).
 
Ons onvermogen om te geloven is echter zo groot dat ook ons geloof in Hem een gave van Gods Geest is. ('Niemand kan zeggen, de Heere,Jezus de Heere te zijn, dan door de Heilige Geest (1 Kor.' 12:3b). Het geloof van ieder gelovige komt voort uit Gods Eeuwig Welbehagen, anders zouden we niet geloven (Joh. 6:44; 2 Kor. 3:5; Filip. 2:13).
 
Mattheus 16:17 ''Zalig'' ''zijt gij,'' ''Simon, Bar-Jona!'' ''want vlees en bloed'' ''heeft u dat niet geopenbaard,'' ''maar mijn Vader, Die'' ''in de hemelen is (St.Vert.).''
Regel 137:
Alle gelovigen wachten na hun overlijden op de opstandingsdag. (Adam, Eva, Henoch, Noach, Abraham, Rachab, Ruth, Maria, Petrus, Paulus, de moordenaar aan het kruis, Lydia enz. enz.) De veronderstelling dat heiligen in de hemel der hemelen aanvankelijk voorlopig aanwezig kunnen zijn, vindt, in tegenstelling tot het geloof aan een wederopstanding, in de Heilige Schrift geen duidelijke grond.
 
De tijd tussen overlijden en wederopstanding uit de dood is voor de overledene waarschijnlijk geen tijd. Na het overlijden wordt de opstanding ervaren en breekt voor ons allen het 'heden' van de opstanding aan. ''<nowiki/>'Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn''', zei Jezus aan het kruis tegen de moordenaar (Luk. 23:43). Daarbij moet gezegd worden, dat in de Griekse vertaling staat: Voorwaar/tot u zeg ik heden/met Mij zult gij zijn/in het paradijs. 8) Het woord 'heden' wil dan zeggen 'nu' 'dit moment<nowiki>''</nowiki> zeg Ik dat tegen u. In Markus 14:25 en Lukas 22:16 lezen we: ''<nowiki/>'Voorwaar, Ik zeg u, dat Ik niet meer zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Gods.' (St.Vert.)''
 
In de nacht waarin Jezus werd verraden, stelde Hij voor de nieuwtestamentische gemeenten het Heilig Avondmaal in (1 Kor. 11:23-26). Paulus zegt dat de gemeenten zich daaraan dienen te houden 'totdat Hij komt'. Zijn wederkomst is voor Zijn Kerk de 'stip aan de horizon'.
 
Belijdenis des Geloofs art. 37: 'Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus onzen Heere.'