Kleine aanpassing aan de tekst
(Kleine aanpassing aan de tekst) |
(Kleine aanpassing aan de tekst) |
||
Regel 73:
'''Woorden van Jezus'''
Was de Heere Jezus voor de toehoorders onduidelijk met Zijn opmerking over de rijke man en de arme Lazarus ? (Lukas 16:19-31) In de synagoge was algemeen het beeld ontstaan dat in het dodenrijk (Gr. hades; Hebr. sjeool) twee van elkaar gescheiden ruimten bestonden; één voor de rechtvaardigen (de schoot van Abraham) en één voor de onrechtvaardigen. De rechtvaardigen waren zij die de wet volmaakt hielden. De farizeeën waren er van overtuigd dat ze bij hun dood in de schoot van Abraham gedragen zouden worden. Jezus wees er op dat zij zelf de wet niet hielden, terwijl zij het volk gebod op gebod legden (bijv. Lukas 16:14-18). Ook al deugde hun visie over het dodenrijk niet, toch wilde Jezus hún visie gebruiken om duidelijk aan te geven dat de naleving van de wet hen niet rechtvaardig maakt voor God (Rom. 9:7-8). De omstanders moeten dit goed begrepen hebben. 8) De Heidelb. Catechismus vermeldt bij vraag 57 Luk. 16:22 als bewijs dat de ziel van Gods gunstgenoten van stonde aan tot Christus wordt opgenomen. De vraag is of
Toch was ook onder het Joodse volk veel onduidelijk omtrent dat Godsrijk. De vragen betroffen de tijd wanneer, of waar, of in welke gestalte de Messias zou verschijnen en heersen over dat Eeuwige Koninkrijk. Dat bleek ook uit de vragen van de discipelen daarover. Er bestond buiten de Goddelijke Openbaringen om een soort apart volksgeloof omtrent de oprichting van een almachtig door God gesteund koninkrijk (Matth. 20:21). Misschien begrepen de
Waarom was Jezus duidelijk in Zijn uitspraken en konden Zijn woorden over die 'Grote Godsontmoeting' geen verwarring stichten? De gedachte dat de zielen van de overledenen in een soort daarvoor gereserveerde ruimte van de hemel reeds God zouden ontmoeten, bestond waarschijnlijk niet. De uitspraak van Jezus
Er zijn vele teksten aan te wijzen, waarin van een verlangen wordt gesproken om na de dood verlost te mogen zijn van het oordeel over de zonde, bij God te mogen zijn en Zijn genade en liefde te mogen ervaren in een paradijs zonder zonde. In Israël geloofde men in het herstel van het verloren paradijs. Men was ook in de Oudtestamentische tijd bekend met het feit dat God macht had om de macht van de dood te niet te doen. De opwekking van de doden door Elia en Eliza waren daarvan het bewijs (1Kon. 17:22; 2Kon. 4:35; 2Kon. 13:21). De opneming van Henoch en Elia bewijst dat de dood niet het deel van alle schepselen behoefde te zijn (Gen. 5:22; 2Kon. 2:11). De profeten Hosea en Ezechiël profeteren het herstel van het volk Israël door op het beeld van de wederopstanding te wijzen (Hos. 6:1-6; Ezech. 37:1-14). Ook de volgende teksten spreken over een wederopstanding: 1Sam. 2:6; 2 Sam. 12:23; Job 19:25-27; Ps. 17:15; Ps. 49:16; Ps. 73:24; Jes. 11:6-9; Jes. 33:24; Jes. 65:17-25; Dan. 2:44. Het Nieuwe Testament openbaart ons nadrukkelijk dat er een wederopstanding uit de doden zal plaats hebben, dit in tegenstelling tot de gedachte dat de zielen van Gods gunstgenoten voorlopig reeds in de hemel der hemelen zouden zijn (Matth. 8:11-12; Matth. 21:43; Matth. 22:12-13; Matth 25:32-33; Markus 13:27; Markus 14:25; Luk. 13:29; Luk. 23:43; 1Kor. 15; 2Kor. 12:4; Filipp. 1:23-24; 1 Thess. 4:13-17; 2Thess. 1:10; Joh. 17:24; Openb. 2:7; Openb. 4:1; Openb. 7:17; Openb. 19:7-9). Wie zijn Schepper eert, dient, vreest en van genade moet leven, heft zijn ogen op naar omhoog, naar de hemel, naar de 'bergen'. Zijn ziel verlangt naar God. Jezus zelf moedigt ons daartoe aan (Lukas 21:28). Troostvolle teksten in Gods Woord spreken daarover. Het opzien naar de hemel heeft mogelijk de gedachte gevoed dat de zielen van Gods' kinderen voorlopig daar zijn.
Regel 91:
'''Gedachten over de ziel'''
Het algemeen gevoelen onder 'ons' is, dat de zielen van Gods kinderen direct na hun overlijden
Het valt ook op dat de personen, die Jezus uit de dood heeft opgewekt, geen getuigenis hebben gegeven van hun ervaring in de Hemel. Zijn ze wel in de hemel geweest? Hebben ze het Lam ook gezien naast de Troon? Of bleef na hun overlijden slechts hun dode lichaam over, onderhevig aan de ontbinding? Later zijn ze wel allen overleden, verwachtend de herschepping bij de wederopstanding.
In een gesprek met
'''De ziel als een Hemelse garantie voor het eeuwig voortbestaan'''
|