Hethieten: verschil tussen versies

2 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 14:
[[Ezau]] huwde de Hethitische vrouwen Judith (Gen. 26:34) en Ada (Gen. 36:2), naast anderen.
 
De twaalf verspieders die Kanaän hadden verkend, noemden in hun relaas de streek waar de Hethieten woonden: <blockquote>''Nu 13:29 In het Zuiderland woont Amalek, in het bergland [wonen] de <u>Hethieten</u>, de Jebusieten en de Amorieten, aan de zee en aan de oever van de Jordaan wonen de Kanaänieten. (HSV)''</blockquote>Ze waren meerder en machtiger dan de Israëlieten.<blockquote>''De 7:1 Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de <u>Hethieten</u>, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kanaänieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, die meerder en machtiger zijn dan gij; (SV)''</blockquote>Aangaande het beloofde land zei God tegen [[Jozua (zoon van Nun)|Jozua]]: <blockquote>''Joz 1:4  Van de woestijn en dezen Libanon af tot aan de grote rivier, de rivier Frath, het ganse land der <u>Hethieten</u>, en tot aan de grote zee, [tegen] den ondergang der zon, zal ulieder landpale zijn.'' (SV) </blockquote>Het 'gehele land van de Hethieten' slaat waarschijnlijk op het land Kanaän, waar de Hethieten een machtige volksstam waren, evenals de Amorieten. Een dergelijke aanduiding van het geheel (het land Kanaän) door een deel (het land der Hethieten) heet een [[synecdoche]].
 
Het 'gehele land van de Hethieten' slaat waarschijnlijk op het land Kanaän, waar de Hethieten een machtige volksstam waren, evenals de Amorieten. Een dergelijke aanduiding van het geheel (het land Kanaän) door een deel (het land der Hethieten) heet een [[synecdoche]].
 
De Israëlieten verdreven niet alle Hethieten.<blockquote>''Ri 3:5 Toen nu de Israëlieten te midden van de Kanaänieten, de <u>Hethieten</u>, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten woonden,<br>Ri 3:6 namen zij hun dochters voor zich tot vrouwen en gaven zij hun [eigen] dochters aan hun zonen. En zij dienden hun goden. (HSV)''</blockquote>