Hooglied/Hoofdstuk 8: verschil tussen versies

3.291 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 195:
'''Baäl-hamon.''' Zie artikel [[Baäl-Hamon]].
 
'''Zilverlingen'''. Zie artikel [[Zilverling]].
 
== Hoogl. 8:12 ==
Hoo 8:12  Mijn wijngaard, dien ik heb, is voor mijn aangezicht; de duizend zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd zijn voor de hoeders van deszelfs vrucht. (SV)
'''Mijn wijngaard.''' De wijngaard die zij voor Salomo beheerde. Haar broers waren eens kwaad op haar en hadden haar aangesteld als bewaakster van wijngaarden, maar zij heeft haar wijngaard niet bewaakt (1:6).
 
Sommige uitleggers<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987). </ref> menen dat de bruidegom hier spreekt.
 
'''De duizend zilverlingen zijn voor u, o Salomo! maar tweehonderd zijn voor de hoeders van deszelfs vrucht.''' De hele wijngaard kwam aan Salomo toe, die 1000 zilverlingen zijn voor Hem en voor Hem alleen, maar van hetgeen Zijn eigendom, volkomen eigendom was, geef ik 200 zilverlingen aan de hoeders.<ref name=":1" />
 
<u>Toepassing op de gemeente van Christus.</u> Al wat de opzieners, de ouderlingen van Christus' gemeente ontvangen, is van het kapitaal van de grote Koning en Heer.
 
''1Co 9:7  Wie doet ooit dienst als soldaat op eigen kosten? Wie plant een wijngaard en eet niet zijn vrucht? Of wie hoedt een kudde en eet niet van de melk van de kudde?'' (Telos)
 
''1Co 4:5  Oordeelt daarom niets voor de tijd, totdat de Heer komt, die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal ieder zijn lof ontvangen van God. (Telos)''
 
== Hoogl. 8:13 ==
Hoo 8:13   O gij bewoonster der hoven! de metgezellen merken op uw stem; doe ze Mij horen. (SV)
'''Bewoonster der hoven.''' Van de tuinen. De bruidegom noemt haar zo, omdat zij veilig en welbewaard in lusthoven is, omdat zij aan een plaats van vrede en pracht is.
 
'''De metgezellen merken op uw stem.''' Waar zij tot haar metgezellen spreekt, daar vermaant Hij haar, dat zij ook tot hem spreekt. "De metgezellen" kan ook betrekking hebben op de metgezellen, de vrienden van de bruidegom.
 
<u>Toepassing op de gemeente van Christus.</u> Het is goed onze gedachten en wensen, noden en vreugden aan medegelovigen bekend te maken, maar het allermeest en allereerst aan onze Heiland, die alleen al onze beden kan vervullen.
 
== Hoogl. 8:14 ==
Hoo 8:14  Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen. (SV)
'''Kom haastelijk, mijn Liefste!''' Nu doet zij haar stem horen, wat de bruidegom wenst (vers 13).
 
''Hoo 2:17  Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether. (SV)''
 
Het Hooglied begint en eindigt met de woorden van de bruid. Haar laatste woorden doen denken aan de woorden in de laatste verzen van de Bijbel:
 
''Opb 22:17  En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom! En laat hij die dorst heeft, komen; laat hij die wil, het levenswater nemen om niet. (...) Opb 22:20  Hij die deze dingen getuigt, zegt: Ja, Ik kom spoedig! Amen, kom, Heer Jezus!'' (Telos)
 
'''Een welp der herten.''' Een jong hert.
 
'''De bergen der specerijen.''' De met geurige bloemen en planten bedekte bergen.
<br />
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hoogl. 8. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt.