Israël (naam): verschil tussen versies

10 bytes verwijderd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 9:
'Israël' is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ''sarah'', 'strijden' en de Hebreeuwse naam ''El'', 'God'.
 
Van Ronkel<ref name=":0">S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld.'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Israël. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref> geeft als mogelijke betekenis "die om de voorrang strijdt met een goddelijk wezen", indien de naam is afgeleid van het werkwoord ''Saroh'' of ''Sôr'', 'om de voorrang strijden' en ''El''. (Hos. 12:4-5). Anderen geven een betekenis op etymologische gronden, bijv. "een vorst Gods, of die vorstelijke macht heeft met God"<ref name=":1">Kanttekeningen op de Statenvertaling, bij Gen. 32:28</ref>. Van Ronkel<ref name=":0" /> geeft als mogelijke betekenis "vorst Gods" of "held Gods", van ''sarôr'', 'heer zijn, heersen', Gen. 35:10. Volgens Van Griethuijsen is de vertaling 'vorst van God" moeilijk te verdedigen<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op gen. 32:28. </ref>.
 
De strijd of het gevecht van Jacob aan de Jabbok was een ''worsteling.'' Jacob worstelde met een man, met een verschijning, ''met Iemand in mannelijke gestalte.'' De worsteling ''duurde tot'' de dag aanbrak. Jacob ''overmocht''. Dat betekent: Jacob heeft de worsteling "uitgestaan, die God hem aandeed, en overwonnen"<ref name=":1" />. Jacob verduurde, hield stand en zó overwon hij. Uit deze worsteling komt Jacob echter kreupel, ''mank'' te voorschijn, doordat hij door de man aan zijn heup geslagen is.
Anderen geven een betekenis op etymologische gronden, bijv. "een vorst Gods, of die vorstelijke macht heeft met God"<ref name=":1">Kanttekeningen op de Statenvertaling, bij Gen. 32:28</ref>. Van Ronkel<ref name=":0" /> geeft als mogelijke betekenis "vorst Gods" of "held Gods", van ''sarôr'', 'heer zijn, heersen', Gen. 35:10. Volgens Van Griethuijsen is de vertaling 'vorst van God" moeilijk te verdedigen<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op gen. 32:28. </ref>.
 
De strijd of het gevecht van Jacob aan de Jabbok was een ''worsteling.''
 
Jacob worstelde met een man, met een verschijning, ''met Iemand in mannelijke gestalte.''
 
De worsteling ''duurde tot'' de dag aanbrak.
 
Jacob ''overmocht''. Dat betekent: Jacob heeft de worsteling "uitgestaan, die God hem aandeed, en overwonnen"<ref name=":1" />. Jacob verduurde, hield stand en zó overwon hij.
 
Uit deze worsteling komt Jacob echter kreupel, ''mank'' te voorschijn, doordat hij door de man aan zijn heup geslagen is.
 
De naam Israël wordt '''in de Schrift''' meer als volksnaam, terwijl die van Jakob meer als persoonsnaam gebezigd wordt; zoals: ''Kinderen van Israël (Israëlieten)'', Gen. 32:32vv.; ''Huis Israëls,'' Ex. 36:31vv; ''Gemeente'', ''Vergadering'' en ''Land van Israël'', Exod. 12: 3, Deut. 31: 30, 1 Sam. 13:19vv.