Israël (naam): verschil tussen versies

26 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
(Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Israël''' is de naam van de aartsvader Jacob, van zijn nakomelingen ('volk Israel'), van het Tienstammenrijk ('Israel' onderscheiden van...')
 
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Israël''' is de naam van de aartsvader [[Jakob (aartsvader)|Jacob]], van zijn nakomelingen ('volk Israel'), van het Tienstammenrijk ('Israel' onderscheiden van 'Juda') en van het land dat God aan Abraham, Izak en Jacob heeft beloofd, zie [[Israël (land)]].
 
"Israël" - in het Hebreeuws als ''Jisraël'' uitgesproken - was de tweede naam van Jakob. [[God]] gaf hem de naam nadat Jacob geworsteld had met de man Gods aan de rivier [[Jabbok]]. Jacob noemde de plaats van de worsteling 'Pniël' = 'Aangezicht  van God'.<blockquote>''Ge 32:24 Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak.'' ''Ge 32:25 Toen deze zag, dat hij hem niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde. Ge 32:26 Toen zeide hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zeide: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Ge 32:27 Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob.'' ''Ge 32:28 Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar <u>Israel, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht</u>. (NBG51)''</blockquote><blockquote>''Ge 32:29 Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar.'' (NBG51)</blockquote><blockquote>''Ge 35:9 En God verscheen Jakob wederom, als hij van Paddan-aram gekomen was; en Hij zegende hem.''</blockquote><blockquote>''Ge 35:10 En God zeide tot hem: Uw naam is Jakob, uw naam zal voortaan niet Jakob genoemd worden, maar Israël zal uw naam zijn; en Hij noemde zijn naam Israël.'' ''(SV)''</blockquote>De naam Israël betekent volgens Gen. 32:27 "strijder Gods", d.w.z. de man die met God gestreden heeft. De Naardense vertaling heeft: <blockquote>Ge 32:28 (32:29) Hij zegt: niet ‘Jakob’, - ''hij licht de hiel'', zal nog worden gezegd als je naam, maar ‘Israël’, - ''vechter met God'' - want gevochten héb je, met God en met mensen en je hebt overmocht! (NB)</blockquote>'Israël' is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ''sarah'', 'strijden' en de Hebreeuwse naam ''El'', 'God'.
 
De naam Israël betekent volgens Gen. 32:27 "strijder Gods", d.w.z. de man die met God gestreden heeft. De Naardense vertaling heeft:
 
<blockquote>Ge 32:28 (32:29) Hij zegt: niet ‘Jakob’, - ''hij licht de hiel'', zal nog worden gezegd als je naam, maar ‘Israël’, - ''vechter met God'' - want gevochten héb je, met God en met mensen en je hebt overmocht! (NB)</blockquote>
 
'Israël' is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ''sarah'', 'strijden' en de Hebreeuwse naam ''El'', 'God'.
 
Van Ronkel<ref name=":0">S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld.'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Israël. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref> geeft als mogelijke betekenis "die om de voorrang strijdt met een goddelijk wezen", indien de naam is afgeleid van het werkwoord ''Saroh'' of ''Sôr'', 'om de voorrang strijden' en ''El''. (Hos. 12:4-5).
Regel 21 ⟶ 27:
Toen, na Salomo's dood, de scheuring van de stammen plaats had, voerde het rijk der '''tien stammen''' de naam van ''Israël'', en dat der stammen Juda en Benjamin die van ''Juda'', naar de machtige stam van die naam, 1 Kon. 12: 1-20.
 
In Openbaring 2:17 belooft de Heer Jezus een nieuwe naam te geven aan wie overwint. <blockquote>''Opb 2:17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.'' (TELOS)</blockquote>De naam Israël is overgedragen op het nageslacht van Jacob, het tienstammenrijk en de staat Israël.
In Openbaring 2:17 belooft de Heer Jezus een nieuwe naam te geven aan wie overwint.
 
''Opb 2:17 Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op de steen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan hij die hem ontvangt.''
 
(TELOS)
 
De naam Israël is overgedragen op het nageslacht van Jacob, het tienstammenrijk en de staat Israël.
 
== Bron ==