Jacqueline Elisabeth van der Waals (1868 – 1922) was een Nederlandse dichteres, schrijfster, vertaalster en lerares.

Familie en loopbaan

Ze werd op 26 juni 1868 te Den Haag geboren als dochter van de natuurkundige J.D. van der Waals[1]. Jacqueline doorliep de HBS en studeerde thuis voor de hulpakte voor het onderwijs en de M.O.-akte voor geschiedenis.

Ze was lerares in Doorn, Bloemendaal, Baarn (dameskostschool Erica) en Amsterdam. Daarnaast vertaalde zij onder meer uit de Scandinavische talen en schreef essays over Søren Kierkegaard, Henrik Ibsen en Selma Lagerlöf. Gedichten schreef zij aanvankelijk onder het pseudoniem Una Ex Vocibus (Latijn voor 'Een van de stemmen'). De beginletters hiervan komen overeen met die van Ursule Eleonora Velt, de hoofdpersoon van haar autobiografische roman Noortje Velt (1901).

Van der Waals deed aan tennissen, schaatsen, wandelen en bergbeklimmen, activiteiten die in haar gedichten terugkomen. Ook nam ze deel aan studiegroepen waar ze filosofen als Kierkegaard en Nietzsche besprak.

Dichteres

In het voorbericht van haar debuutbundel Verzen schreef ze: "Want ik wil niets zijn dan een stem, één van die vele stemmen, die luid of stil uit menschenharten omhoog klinken. Moge mijn geluid dan liefelijk zijn en, zij het ook slechts aan enkelen, vreugde geven."

In haar gedichten zijn thema's te ontdekken als

  • de natuur
  • God
  • de dood

De herdersfluit
Uit: Nieuwe verzen (1910)

Eens ging ik langs het lage riet,
Dat ruischen kan en anders niet,
Toen, langs mijn pad, een herder kwam,
Die één van deze halmen nam,
En dien besnoeide en besneed,
En maakte tot zijn dienst gereed.
Door dit gekorven rietje, dat
Als dood hij in zijn handen had,
Dien stemmeloozen stengel zond
Hij straks den adem van zijn mond,
En, als hij blies, zoo zong het riet,
En, als hij zweeg, verstomde 't lied:
De zoete, pas ontwaakte stem
Bestond en leefde slechts door hem.

Zoo gaf ik gaarne wensch en wil
In 's Heeren hand en hield mij stil.
Zoo dan, als door een rieten fluit,
Bij zwijgend eigen stemgeluid,
Gods adem door mij henen blies,
Hoe groote winst bij kleen verlies!

Jacqueline E. van der Waals

Geschriften

Onder meer:

  • Verzen (1900)
  • Noortje Velt (1901)
  • Nieuwe Verzen (1910)
  • Iris (1918)
  • Laatste Verzen (1923)

Levenseinde

In 1921 wordt maagkanker bij haar geconstateerd. In haar gedichten wordt duidelijk dat ze, juist nu ze weet dat ze binnenkort zal sterven, het leven nog intenser beleeft. Ze komt tot een aanvaarding van het leven en de dood. In haar laatste levensjaren werd het religieuze element in haar werk steeds belangrijker. Zij schreef voor haar dood het bekende lied Wat de toekomst brengen moge. Het wordt nog altijd gezongen tijdens begrafenis- en trouwdiensten.

Jacqueline van der Waals overleed op 29 april 1922 te Amsterdam op 53-jarige leeftijd.

Populaire liederen

In het Liedboek voor de Kerken is een aantal liederen van Van der Waals opgenomen. De liederen Wat de toekomst brengen moge (Lied 293) en De dag door uwe gunst ontvangen (Lied 393) behoren tot de populaire liederen.

Biografie en verzameld werk

In 1982 verscheen haar biografie Jacqueline E. van der Waals, Haar leven en haar werk, geschreven door Anton Ent en Jacoba Kramer-Vreugdenhil.

Van der Ent bezorgde in 1994 haar poëzie onder de titel Jacqueline E. van der Waals, Verzamelde Gedichten.

Meer informatie

Artikel Jacqueline E. van der Waals, Wikipedia.nl. Tekst hiervan is verwerkt op 27 nov. 2016.

Jacqueline van der Waals, UVA.nl. Bevat veel teksten van de schrijfster.

Sipke van der Land, De mooiste gedichten van Jacqueline van der Waals. Kampen: J.H. Kok, zonder jaar.

Bron

Artikel Jacqueline E. van der Waals, Wikipedia.nl. Tekst hiervan is verwerkt op 27 nov. 2016.

  1. Haar vader was een wereldberoemd natuurkundige en Nobelprijswinnaar (1910), naar wie de vanderwaalskracht is genoemd.