Jesaja (boek)/Hoofdstuk 10: verschil tussen versies

5.677 bytes toegevoegd ,  4 jaar geleden
k
Regel 15:
 
'''De roede van Mijn toorn'''. De stok waarmee God in zijn verbolgenheid Israël en Juda zal tuchtigen. In vers 15 wordt de koning van Assyrië vergeleken met een bijl en een zaag en een staf en een stok in de hand van God.
 
''Jes 10:15  Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een <u>staf</u> bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout? (SV)''
 
''Jes 10:24  Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de <u>roede</u> zal slaan, en hij zijn <u>staf</u> tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; (SV)''
 
== Jes. 10:7 ==
Regel 28 ⟶ 32:
== Jes. 10:9 ==
Jes 10:9 Is niet Kalno gelijk Karchemis? Is Hamath niet gelijk Arfad? Is niet Samaria gelijk Damaskus? (SV)
Kalno is hem evenzeer onderdanig als Karchemis, Hamath evenzeer onderworpen als Afraf, enz. De trotse koning ven Assyrië noemt hier de hoofdsteden op van de landen en koninkrijken, die door hem veroverd waren.<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt.</ref>
 
== Jes. 10:10 ==
Regel 38 ⟶ 42:
 
'''Dan zal ik te huis zoeken.''' Na Juda getuchtigd te hebben, zal God afrekenen met de koning van Assyrië.
 
== Jes. 10:15 ==
Jes 10:15  Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een <u>staf</u> bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout? (SV)
'''Staf.'''
 
''Jes 10:24  Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn <u>staf</u> tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; (SV)''
 
== Jes. 10:16 ==
Regel 71 ⟶ 81:
''Jes 10:18 Hij zal ook de luister van zijn wouden en zijn vruchtbare velden vernietigen met alles wat daar leeft. En hij zal zijn als een wegkwijnende zieke.''
 
== Jes. 10:20 ==
Jes 10:20  En het zal geschieden te dien dage, dat het overblijfsel van Israël, en de ontkomenen van het huis Jakobs niet meer steunen zullen op dien, die ze geslagen heeft; maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige Israëls, oprecht. (CP<ref name=":0" />)
'''Te dien dage.''' Dat ziet in de eerste plaats op de dagen wanneer de macht van Assyrië zou verbroken zijn, maar ook op de dagen van de nieuwtestamentische bedeling. De Profeet overziet hier met zijn profetische blik de gehele tijdkring, die er verlopen zou tussen de dagen die na de tuchtoefening van Assyrië zouden komen tot op de dagen, wanneer Israël tot God, de Sterke, dat is tot God in Christus, de toevlucht zou nemen, de messias zou aannemen en een nieuw verbond met God aangaan.<ref name=":1" />
 
'''Het overblijfsel van Israël.''' Zie ook de volgende verzen.
 
'''Steunen op dien, die ze geslagen heeft.''' Dat is Assyrië. Israël (tweestammenrijk) onder koning Achaz had de hulp ingeroepen van Assyrië.
 
''2Kon 16:7  Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrië, en uit de hand van den koning van Israël, die zich tegen mij opmaken. (SV)''
 
'''Oprecht.''' Steunen op God en wel niet met een huichelachtig en verdeeld hart, maar oprecht en getrouw. Gelijk koning Hizkia zegt te hebben gedaan:
 
''Jes 38:3  En hij zeide: Och HEERE, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb. En Hizkia weende gans zeer. (SV)''
 
== Jes. 10:21 ==
Jes 10:21  Het overblijfsel zal weerkeren, het overblijfsel van Jakob, tot de sterke God! (CP<ref name=":0" />)
'''Het overblijfsel.''' Dat is van Israël (vs. 20, 22).
 
''Jes 10:22  Want ofschoon uw volk, o Israël! is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan wederkeren; de verdelging is vastelijk besloten, overvloeiende met gerechtigheid.'' (SV)
 
'''Zal wederkeren.''' En zal zich bekeren. Jesaja's oudste zoon heette veelzeggend 'Overblijfsel bekeert zich' ([[Sjear-Jashub]]).
 
'''De sterke God.''' Zo wordt ook de Zoon 'ons gegeven', genoemd:
 
''Jes 9:6  (9-5) Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;'' (SV)
 
== Jes. 10:22 ==
Jes 10:22  Want ofschoon uw volk, o Israël! is gelijk het zand der zee, zo zal toch maar het overblijfsel daarvan wederkeren; de verdelging is vastelijk besloten, overvloeiende met gerechtigheid. Jes 10:23 Want een verdelging, die vastelijk besloten is, zal de Heere HEERE der heirscharen doen in het midden dezes gansen lands. (SV)
'''Het overblijfsel.''' Zie ook de vorige verzen.
 
== Jes. 10:24 ==
Jes 10:24  Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; (SV)
'''Mijn volk, dat te Sion woont.''' [[Sion]] is hier Jeruzalem. Dit woord, aldus Christoph Drechsler (1804-1850)<ref name=":1" />, komt niet alleen tot Jeruzalem en zijn inwoners als bewoners van Sion; allen, die door jaarlijkse feestreizen naar het heiligdom bekenden dat zij daar werkelijk thuis waren, worden hiermee ingesloten.
 
''Jes 12:6  Juich en zing vrolijk, gij inwoners van Sion! want de Heilige Israëls is groot in het midden van u. (SV)''
 
'''Met de roede zal slaan.'''
 
''Jes 10:5 Wee de Assyriër, die de roede van Mijn toorn is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand! (CP<ref name=":0" />)''
 
'''Zijn staf.'''
 
''Jes 10:15  Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een <u>staf</u> bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout? (SV)''
 
'''Naar de wijze der Egyptenaren.''' Zoals de Egyptenaren tegen uw vaders deden. Israël was in Egypte in 'harde dienstbaarheid' (Ex. 6:9; 1:13-14).
 
''Ex 1:13  En de Egyptenaars deden de kinderen Israëls dienen met hardigheid; Ex 1:14  Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid. (SV)''
 
== Jes. 10:25 ==
Jes 10:25  Want nog een klein weinig, zo zal volbracht worden de gramschap, en Mijn toorn tot hun vernieling. (SV)
'''Hun vernieling.''' In 612 v.C. vallen de Assyrische hoofdsteden Assur en Ninevé. De Meden, Babyloniërs en Perzen veroveren de stad Assur. Babyloniërs en Meden verwoesten de stad Ninevé.
 
== Voetnoten ==