Johannes 9: verschil tussen versies

1.917 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{Johannes commentaar}}
== Samenvatting ==
In 't kort: de genezing van een blindgeborene. 1-5 De oorzaak van de blindheid. 6-7 Genezing van de blindgeborene. 8-9 Reacties van mensen. 10-18 De blindgeborene bevraagd. 19-24 Zijn ouders bevraagd. 25-34 De tweede bevraging door de farizeeën eindigt in zijn verwerping. 35-39 Jezus hoort ervan, zoekt hem op en spreekt met hem. 40-41 Jezus wijst de farizeeën op hun (geestelijke) blindheid en zonde.
De genezing van een blindgeborene, die een aanbidder wordt, nadat hij uit de synagoge geworpen is. Opnieuw een openbaring van haat.
 
De Heer Jezus geeft gezichtsvermogen aan een blindgeborene. Hier is het Zijn ''werk'' dat van de Heer getuigt. De leiders van de Joden waren zelf blind. Ze zeiden aangaande van Jezus: "Wij weten dat deze man een zondaar is." De blindgeborene weerlegt hun bewering door een eenvoudige redenering. Maar zij werpen hem uit hun synagoge. Jezus openbaart zich aan hem als de Mensenzoon. De blindgeborene gelooft in Jezus en aanbidt hem. Hoewel uitgeworpen door mensen, behoort Hij nu de Heer toe. Hij werd ziende, maar de ziende Farizeeën (9:15), de Joden (9:18) die Jezus verwierpen, waren blind geworden (9:39).
 
== 1 ==
Regel 34 ⟶ 32:
Joh 9:13 Zij brachten hem die vroeger blind was geweest, naar de farizeeën. (Telos)
De man was een levend teken voor de farizeeën.
 
== 17 ==
Joh 9:17  Zij zeiden dan opnieuw tot de blinde: Wat zegt u van Hem, omdat Hij uw ogen heeft geopend? En hij zei: Hij is een profeet. (Telos)
'''Hij is een profeet.''' Hij moet van God zijn, aldus de blindgeborene (vs. 33).
 
== 24 ==
Joh 9:24 Zij riepen dan voor de tweede keer de mens die blind was geweest en zeiden tot hem: Geef God heerlijkheid; wij weten dat deze mens een zondaar is. (Telos)
'''Geef God heerlijkheid.'''
 
''Joz 7:19 Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn zoon! Geef toch den HEERE, den God van Israël, de eer, en doe voor Hem belijdenis; en geef mij toch te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet. (SV)''
 
'''Dat deze mens een zondaar is.''' Zie vs. 16: "een zondig mens".
 
''Joh 18:30 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Als Hij geen boosdoener was, zouden wij Hem niet aan u hebben overgeleverd.''
 
== 31 ==
Joh 9:31  Wij weten dat God geen zondaars hoort, maar als iemand godvrezend is en zijn wil doet, die hoort Hij. (Telos)
De verzen 31 - 33 zijn nog van de blindgeborene.
 
== 41 ==
Joh 9:41  Jezus zei tot hen: Als u blind was, zou u geen zonde hebben; maar nu zegt u: Wij zien; dus blijft uw zonde. (Telos)
'''Als u blind was, zou u geen zonde hebben.''' De farizeeën hadden tegen de blindgeborene gezegd: "u bent geheel in zonden geboren" (34). Het is alsof de Heer het omgekeerde beweert, om hen tot nadenken te prikkelen. Als de farizeeën hun geestelijke blindheid zouden erkennen en geloven dat Jezus de Christus is, dan zouden ze geen zonde meer hebben. Hun zonden zouden vergeven zijn.
 
== Nabeschouwing ==
In dit hoofdstuk zien wij opnieuw een openbaring van haat jegens de Heer Jezus. De Heer Jezus geeft het gezichtsvermogen aan een blindgeborene. Hier is het Zijn ''werk'' dat van de Heer getuigt. De leiders van de Joden waren zelf blind. Ze zeiden aangaande van Jezus: "Wij weten dat deze man een zondaar is." De blindgeborene weerlegt hun bewering door een eenvoudige redenering. Maar zij werpen hem uit hun synagoge. Jezus openbaart zich aan hem als de Mensenzoon. De blindgeborene gelooft in Jezus en aanbidt hem. Hoewel uitgeworpen door mensen, behoort Hij nu de Heer toe. Hij werd ziende, maar de ziende Farizeeënfarizeeën (9:15), de Joden (9:18) die Jezus verwierpen, waren blind geworden (9:39).
 
== Voetnoot ==