Jozua (boek)/11: verschil tussen versies

2.926 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
 
Regel 27:
 
== Joz. 11:5 ==
Joz 11:5  Al deze koningen werden vergaderd, en kwamen en legerden zich samen aan de wateren van [[Merom]], om tegen Israël te krijgen. (SV)
'''De wateren van Merom.''' De ligging van deze wateren (bronnen) is onbekendniet met zekerheid aan te wijzen. De heersende mening is dat de wateren bij het dorp Maroen al-Ras waren<ref>Zie het artikel op de Hebreeuwse wikipedia:https://he.wikipedia.org/wiki/%D7%9E%D7%90%D7%A8%D7%95%D7%9F_%D7%90-%D7%A8%D7%90%D7%A1 </ref>, een dorp dat thans in Zuid-Libanon ligt, aan de grens met Israël. EenZie andereverder meningbij zoekt de plaats in de vallei van het Hoele-meer[[Merom]].
 
Hier verzamelen zich de bondgenoten van de ko­ning van Hazor, wellicht met de bedoeling om straks zuidwaarts te trekken en slag te leveren in de vlakte van Jizreël, waar hun paarden en wagens zich vrij kunnen ontplooien. Maar Jozua laat hun daartoe geen gelegenheid.
Sommigen<ref>Zo Ger de Koning in zijn [https://www.kingcomments.com/nl/bijbelstudies/Jz/11 commentaar op Joz. 11]. Geraadpleegd 2 jan. 2020.</ref> zien de slag bij Merom een schaduwbeeld van de strijd te [[Harmagedon]] in het dal van Jizreël. Ook die slag grijpt plaats in het noorden van Israël.
 
Opb 16:13  En ik zag uit de mond van de draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen als kikkers;
 
''Opb 16:14  want het zijn geesten van demonen die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van het hele aardrijk, om hen te verzamelen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. Opb 16:15  Zie, Ik kom als een dief. Gelukkig hij die waakt en zijn kleren bewaart, opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet.          Opb 16:16  En Hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.'' (Telos)
 
== Joz. 11:6 ==
Regel 51 ⟶ 47:
 
Daarbij hebben wij op God te vertrouwen, die de overwinning geeft.
 
== Joz. 11:7 ==
Joz 11:7  En Jozua, en al het krijgsvolk met hem, kwam snellijk over hen aan de wateren van Merom, en zij overvielen hen. (SV)
Sommigen<ref>Zo Ger de Koning in zijn [https://www.kingcomments.com/nl/bijbelstudies/Jz/11 commentaar op Joz. 11]. Geraadpleegd 2 jan. 2020.</ref> zien de slag bij Merom een schaduwbeeld van de strijd te [[Harmagedon]] in het dal van Jizreël. Ook die slag grijpt plaats in het noorden van Israël.
 
''Opb 16:13  En ik zag uit de mond van de draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen als kikkers; Opb 16:14  want het zijn geesten van demonen die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van het hele aardrijk, om hen te verzamelen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. Opb 16:15  Zie, Ik kom als een dief. Gelukkig hij die waakt en zijn kleren bewaart, opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet.          Opb 16:16  En Hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.'' (Telos)
 
'''Zij overvielen hen.''' Ook nu gesterkt door het woord des Heeren om toch niet te vrezen, past Jozua op zijn vijanden dezelfde taktiek toe, die Adoni-Zedek en de zijnen in de slag bij Gibeon zo noodlottig was geworden. Voordat de koning van Hazor en zijn bond­genoten erop verdacht zijn, komt Jozua uit het zuiden oprukken en overvalt hij hen met zijn gehele krijgsmacht. Waarschijnlijk geschiedde dit ook nu in de vroege morgen, wanneer de vijand nog rust neemt in het le­gerkamp (vgl. Richt. 7 :19). Daardoor wordt deze beroofd van de mogelijkheid gebruik te maken van zijn voornaamste wapen: zijn paarden en wagens, die nu veeleer in het kamp de bewegingsvrijheid van de voet­knechten belemmeren.
 
== Joz. 11:8 ==
Joz 11:8  En de HEERE gaf hen in de hand van Israël, en zij sloegen hen, en joegen hen na tot groot Sidon toe, en tot Misrefoth-maïm, en tot het dal Mizpa tegen het oosten; en zij sloegen hen, totdat zij geen overigen onder hen overlieten. (SV)
Jozua en zijn mannen kunnen ten volle van de verrassing gebruik ma­ken. Gemakkelijk worden de met ijzeren platen ver­sterkte houten wagens in brand gestoken en de paar­den losgemaakt, die nu door het kamp draven en de verwarring vermeerderen. Aan tegenstand in het kamp zelf valt dan ook niet te denken. Alleen snelle vlucht kan hier redding brengen. Natuurlijk is de weg naar het zuiden afgesneden. Maar die naar het noorden, het eesten en het oosten liggen open. Zo vluchten de vijanden naar Sidon, naar Misrefot-Majim en naar de vallei van Mizpa (of Mispe), achtervolgd door Israëls krijgers, die nergens kwartier geven en niet rusten, voordat allen uiteen zijn geslagen.
 
== Joz. 11:9 ==
Joz 11:9  Jozua nu deed hun, gelijk hem de HEERE gezegd had; hun paarden verlamde hij, en hun wagenen verbrandde hij met vuur. (SV)
Zie de opdracht van God in vers 6. De buit gemaakte paarden worden alle waardeloos gemaakt, doordat de pezen van de achterpoten worden doorgesneden, waar­door ze ongeschikt worden voor ieder zwaar werk.
Zie de opdracht van God in vers 6.
 
== Joz. 11:10 ==
Joz 11:10  En Jozua keerde weder ter zelver tijd, en hij nam Hazor in, en haar koning sloeg hij met het zwaard; want Hazor was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. (SV)
Na de overwinning ligt geheel Noord-Kanaän aan de voeten van de overwinnaar, die nu de laatsten tegenstand kan breken door — evenals hij na de slag bij Gibeon had gedaan — de steden, wier koningen aan het hoofd van de coalitie hadden gestaan, met de ban te treffen, waar­ bij echter alleen Hazor zelf met vuur wordt verbrand (vers 11).
 
== Joz. 11:11 ==
Regel 67 ⟶ 79:
 
== Joz. 11:14 ==
Joz 11:14  En al dende roof dezer steden, en het vee, roofden de kinderen Israëls voor zich; alleenlijkalleen sloegen zij al de mensen met de scherpte des zwaards, totdat zij hen verdelgden; zij lieten niet overblijven wat adem had. (SVCP<ref name=":0" />)
'''Al de roof.''' Een ontzaglijke buit valt Israël ten deel, zowel uit de steden als van het platteland, waarbij vooral het vele vee van grote waarde is.
 
'''Zij lieten niets overblijven wat adem had.''' Zie vers 11.
 
Regel 127 ⟶ 141:
 
== Bronnen ==
A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst van blz. 46, hiervan49 is onder wijziging verwerkt in dec. en jan. 2020.
 
Ger de Koning, [https://www.kingcomments.com/nl/bijbelstudies/Jz/11 Commentaar op Jozua 11], op KingComments.com.