Juk: verschil tussen versies

1.170 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2:
 
In '''figuurlijke''' en ongunstige zin spreekt men bijvoorbeeld van ‘het juk van de slavernij’, ‘het Babylonisch juk’, ‘het Spaanse juk’. De laatste uitdrukking verwijst naar de heerschappij of dwingelandij van Spanje, waaronder Nederland eens gebracht was.
[[Bestand:Yoke (PSF).png|miniatuur|402x402px|Twee runderen onder een gezamenlijk juk.]]
 
Stieren (1 Kon. 19 : 19 vv.; Job. 1: 14; Amos 6 : 12), en koeien (Richt. 14 : 18) , ook ezels (Ex. 23 : 2; Jes. 30 : 24; 32: 20), maar niet gemengd (Deut. 22 : 10), trokken paarsgewijze (1 Sam. 11 : 5; 1 Kon. 19 : 19), aan het juk. Vandaar dat een paar ook heet een juk (Job 1:3 ; 42: 12; Jes. 51: 23; Luk. 14: 19), en de rijkdom aan vee naar jukken berekend werd.
 
Regel 13:
Tot aandrijving had de landman een zweep , die alleen Jes. 10 : 26 en Nah. 3 : 2 genoemd wordt. Verder een zogenoemde '''ossenstok''', dienende om de aan de ploeg klevende aardkluiten af te stoten, eens door Samar als krijgswapen gebruikt , Richt. 3 : 31. Beeldsprakig gebruikt in Jes. 9 : 4 en, als spreekwoord in Hand. 9 : 5, tegen de prikkels achteruitslaan: zich door weerspannigheid leed berokkenen.
 
De '''Heer Jezus''' schijnt vóór zijn profetische bediening het beroep van zijn vader gevolgd te hebben (Matt. 13: 55; Mark. 6: 3). Justinus in het begin der tweede eeuw zegt van Hem: „Hij verrichtte, onder de mensen levend, het werk van een timmerman, hij maakte ploegen en jukken."<ref>Aangehaald in: H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk.'' Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) blz. 527.</ref> De Heer Jezus roept ons, zijn leerlingen, op zijn (figuurlijke) juk, dat zacht is, op te nemen (Matth. 11:30). Zijn juk is zacht. Als hij meedraagt, dan moet Hij zich buigen om Zich onder het juk te plaatsen. Hij draagt dan met ons. Met Hem kunnen wij het werk aan.  
 
De Heer Jezus roept ons, zijn leerlingen, op zijn (figuurlijke) juk, dat zacht is, op te nemen (Matth. 11:30). <blockquote>''Mt 11:28 Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. Mt 11:29 <u>Neemt mijn juk op u</u> en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en u zult rust vinden voor uw zielen; Mt 11:30 want <u>mijn juk is zacht</u> en mijn last is licht. (TELOS)''</blockquote>De uitdrukking ‘het juk opnemen’ was een gangbare uitdrukking voor het op zich nemen van de verplichtingen van de wet<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987), commentaar bij Matth. 11:29. </ref>. Zijn juk is zacht. Als hij meedraagt, dan moet Hij zich buigen om Zich onder het juk te plaatsen. Hij draagt dan met ons. Met Hem kunnen wij het werk aan.  
 
== Wet van Mozes ==
De wet van Mozes is goed en heilig, maar wij mensen blijken niet in staat het juk van deze wet te dragen. Het is daarom niet goed om dat juk aan gelovigen op te leggen. Petrus betoogde dat in een vergadering te Jeruzalem over het [[judaïsme]]. <blockquote>''Hnd 15:10 Nu dan, waarom verzoekt u God door een juk op de hals van de discipelen te leggen, dat noch onze vaderen noch wij in staat zijn geweest te dragen? (TELOS)''</blockquote>
 
== Ongelijk juk ==
Regel 19 ⟶ 24:
 
De afgodendienaars meenden door zo’n samenspanning hun akkers vruchtbaarder te maken. Zonder zo’n bijgelovige mening zou het onbegrijpelijk zijn, dat men dieren zo ongelijk in kracht zou samenspannen<ref>Aldus Patrik, aangehaald in Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Deut. 22:10.</ref>.
 
[[Bestand:Ongelijk juk ploegen c1890.jpg|centre|thumb|1024x1024px860x641px|''Ongelijk span met Palestijnse boer, ca. 1890.'']]
 
[[Bestand:Ongelijk jug koe dromedaris-American Colony 1898-1911.jpg|centre|thumb|1115x1115px800x1133px|''Ongelijk juk van koe en dromedaris, ca. 1898-1911, door American Colony.'']]
 
Geestelijk toegepast: wij moeten niet door vereniging met wettelozen of ongelovigen samen met hen optrekken.<blockquote>''2Co 6:14 Gaat niet met ongelovigen onder een ongelijk juk. Want welk deelgenootschap hebben gerechtigheid en wetteloosheid? Of welke gemeenschap heeft licht met duisternis?<br>2Co 6:15 En welke overeenstemming heeft Christus met Belial? en welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?<br>2Co 6:16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft; ‘Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’.<br>''(TELOS)</blockquote>Een gelovige kan daarom niet met een ongelovige trouwen. In bestuurlijke functies kan vereniging met ongelovigen problemen geven.  
Regel 27 ⟶ 33:
== Bron ==
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk.'' Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Akkerbouw. Hieruit is op 19 maart 2013 tekst genomen en verwerkt.
 
== Voetnoten ==