Makkéda is blijkens Joz. 10 : 10, 16 v., 21, 28v., 12 : 16 en 15 : 41 een stad geweest in de Sjefelá (laagvlakte) van de stam Juda.

Ligging. De precieze ligging is onbekend. Men heeft gezocht:

  1. ten oosten van het huidige Beth-Dsjibrin[1];
  2. ten noorden ervan, in het huidige Tell es-Safi[1];
  3. bij het huidige Mogar aan de zuidoostelijke helling van een rug van kalksteen, beroemd om zijn holen, ongeveer 23 km te zuidwesten van Ajalon, dus niet ver van het Sorek-dal, dat uit de kustvlakte opvoert naar Jeruzalem;[2]
  4. bij Khirbet Beit Magdun[3];
  5. bij Khirbet el-Qom, ten opzicht van Khirbet Beit Magdun een halve km naar het zuidwesten[3].

De stad werd door Jozua verwoest, die in een nabijgelegen spelonk de vijf bij Gibeon verslagen Kanaänitische koningen tot overgave dwong.

Vermoedelijke ligging van Makkeda (in het Engels: Makkedah).

Bron

F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Makkeda' is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. (Kampen: J.H. Kok, 1925-1931), s,v, Makkeda.
  2. A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 43.
  3. 3,0 3,1 J.J. Bimson, Encyclopedie van Bijbelse plaatsen (Kampen: Kok, 2007), s.v. Makkeda.