Maonieten: verschil tussen versies

509 bytes toegevoegd ,  7 jaar geleden
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''Maonieten''' waren een volk dat Israël onderdrukt had en van welke onderdrukking God zijn volk verlost had. Zij worden alleen genoemd in Richt. 10:12. Het is niet zeker om welk volk het gaat, misschien Midianieten of Meünieten of de oude bewoners van Maon.<blockquote>''Ri 10:11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars [verlost], en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, Ri 10:12 en van de Sidoniërs, de Amalekieten en de <u>Maonieten</u>, toen zij u onderdrukten en u tot Mij riep en Ik u uit hun hand verloste? (HSV)''</blockquote>Het Hebreeuws van dit vers heeft 'Maon'. Van dezede genoemde volken worden de Maonieten voor het eerst hier in de Schrift genoemd. Er zijn verschillende verklaringen geopperd:
# DeHet betreft de oude bewoners van Maon, een stad in het zuiden van Juda, in de bergen van Juda (Joz. 15:55; 1 Sam. 25:2). In de buurt van deze stad was een wildernis van deze naam, 'de woestijn van Maon' (1 Sam. 23:24)<ref>John Trapp merkt in zijn commentaar op dat God meer voor Zijn volk schijnt te hebben gedaan dan eerder is opgeschreven, doch Hij houdt het bij.</ref>.
# Te lezen als "de inwoners van het land". Deze lezing houden de Kanttekenaren van de Statenvertaling voor mogelijk.
# Een van de stammen van de 'kinderen van het Oosten', die met de Midianieten en Amalekieten in de tijd van Gideon kwamen. Mogelijk vielen ze op door hun vijandigheid tegenover Israël, en hun bijdrage aan de nederlaag van Israël, hoewel de bijbelse geschiedenis daarvan niets vermeldt<ref>Albert Barnes' notes bij Richt. 10:12</ref>. Ze worden "Meünieten" genoemd in 2 Kron. 26: 7. Misschien dezelfde als het volk van Arabië genoemd door Strabo (Geograph. l. 16. p. 528.) en Diodorus Siculus (Bibliothec. l. 3. p. 176.), de Mineërs.
# De Septuaginta leest "Midianieten". Deze lezing schijnt de oorspronkelijke te zijn; deze heeft bovendien dit voor, dat het anders onbegrijpelijk blijft, waarom in de opnoeming van de wonderbare reddingen van God de verlossing van de vreselijke verdrukking van de Midianieten door Gideon (Richt. 6:1vv.) met geen syllabe herdacht wordt. Daarvoor pleit ook de plaats, waarop zij gesteld worden onder deze volken, die na elkaar Israël verdrukt hebben; en waarin de laatst vermelde Amalekieten (Richt. 6:3), wegens hun oudere vijandschap tegenover Israël, hier met recht vóór de Midianieten (Richt. 6:1 ) gesteld zijn. De verklaring "Midianieten" worden gegeven door het commentaar van Jamieson, Fausset en Brown.
# De Maonieten zijn voor dezelfde als de Edomieten te houden.
# De Vulgata leest hier in plaats van Maonieten "de Kanaänieten".