Maonieten
De Maonieten waren een volk dat Israël onderdrukt had en van welke onderdrukking God zijn volk verlost had. Zij worden alleen genoemd in Richt. 10:12. Het is niet zeker om welk volk het gaat, misschien Midianieten of Meünieten of de oude bewoners van Maon.
Ri 10:11 Maar de HEERE zei tegen de Israëlieten: Heb Ik u niet van de Egyptenaars [verlost], en van de Amorieten, de Ammonieten en de Filistijnen, Ri 10:12 en van de Sidoniërs, de Amalekieten en de Maonieten, toen zij u onderdrukten en u tot Mij riep en Ik u uit hun hand verloste? (HSV)
Het Hebreeuws van dit vers heeft 'Maon'. Van de genoemde volken worden de Maonieten voor het eerst hier in de Schrift genoemd. Er zijn verschillende verklaringen geopperd:
- Het betreft de oude bewoners van Maon, een stad in het zuiden van Juda, in de bergen van Juda (Joz. 15:55; 1 Sam. 25:2). In de buurt van deze stad was een wildernis van deze naam, 'de woestijn van Maon' (1 Sam. 23:24)[1].
- Te lezen als "de inwoners van het land". Deze lezing houden de Kanttekenaren van de Statenvertaling voor mogelijk.
- Een van de stammen van de 'kinderen van het Oosten', die met de Midianieten en Amalekieten in de tijd van Gideon kwamen. Mogelijk vielen ze op door hun vijandigheid tegenover Israël, en hun bijdrage aan de nederlaag van Israël, hoewel de bijbelse geschiedenis daarvan niets vermeldt[2]. Ze worden "Meünieten" genoemd in 2 Kron. 26: 7. Misschien dezelfde als het volk van Arabië genoemd door Strabo (Geograph. l. 16. p. 528.) en Diodorus Siculus (Bibliothec. l. 3. p. 176.), de Mineërs.
- De Septuaginta leest "Midianieten". Deze lezing schijnt de oorspronkelijke te zijn; deze heeft bovendien dit voor, dat het anders onbegrijpelijk blijft, waarom in de opnoeming van de wonderbare reddingen van God de verlossing van de vreselijke verdrukking van de Midianieten door Gideon (Richt. 6:1vv.) met geen syllabe herdacht wordt. Daarvoor pleit ook de plaats, waarop zij gesteld worden onder deze volken, die na elkaar Israël verdrukt hebben; en waarin de laatst vermelde Amalekieten (Richt. 6:3), wegens hun oudere vijandschap tegenover Israël, hier met recht vóór de Midianieten (Richt. 6:1 ) gesteld zijn. De verklaring "Midianieten" worden gegeven door het commentaar van Jamieson, Fausset en Brown.
- De Maonieten zijn voor dezelfde als de Edomieten te houden.
- De Vulgata leest hier in plaats van Maonieten "de Kanaänieten".
- De oude bewoners van Bethmeon en Baalmeon, Num. 32:38, Jer. 48:23.
Bronnen
Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Richt. 10:12. Enige tekst hiervan is verwerkt op 1 juli 2016.
John Gill's Expositor, commentaar bij Richt. 10:12. Enige tekst hiervan is vertaald en verwerkt op 1 juni 2016.