Mesopotamië na de torenbouw van Babel: verschil tussen versies

kleine aanvulling op de tekst
(Aanvullingen op de tekst)
(kleine aanvulling op de tekst)
 
Regel 12:
'''3400 (ca) Mislukking van de torenbouw.''' Tijdens de torenbouw ontstond er in de vlakte van Sinear een omvangrijke bevolkingstoename. De regio heeft waarschijnlijk een grote aantrekkingskracht gehad op de bevolking in de wijde omgeving, waardoor de bevolking explosief groeide. Het zal duidelijk zijn dat onder leiding van de 'Kaïniet' Nimrod de dienst aan de Ware God vaarwel werd gezegd. Daarvoor in de plaats vereerde men voorouders en zichzelf.
 
De Kaïniet Lamech stond later onder de Grieken bekend als de geweldenaar Herakles. Hij was de leeuwendoder. Hij was degene die de oude reus Nereus (Noach) zijn gezag afnam. Een andere belangrijke persoon die met goddelijke eer in deze occulte wereld werd bekroond was Naëma (Gen. 4:22). Zij zal de geschiedenis in gaan als de godin Nammu. De godin (Sum.) Nammu heeft hemel en aarde voortgebracht. Ze vertegenwoordigt de zee en om die reden denkt men dat ze als vrouw van Cham de vloed heeft overleefd. Ze is de slangengodin van de grote waterdiepte. Ze werd na de torenbouw algemeen aanbeden in de oudheid onder verschillende namen: Namma, Artemis, Astarte, Hathor, Isis, Ishtar, Ashera (Kan., de dame van de zee), Amaunet (Egypte, moedergodin, voortgekomen uit de wateren van de voortijd) en Athena. 2) Kenmerkend voor deze godin is, dat ze de leer van de slang na de vloed heeft ingevoerd. Al deze moedergodinnen dragen dezelfde kenmerken en zijn terug te voeren tot Naëma (Gen. 4). Ze worden afgebeeld als een soort vruchtbaarheidsgodin met slangen of water. Ze hebben alles na de vloed voortgebracht. Of Naëma nog leefde tijdens of na de torenbouw weten we niet.
 
Hemel en aarde werden voorgesteld als een berg. Aan de voet van de berg is de aarde. Boven op de berg is de hemel. Boven op de berg wonen zij die met goddelijke macht gezegend zijn.
Regel 26:
Er begint in het land van Mesopotamië duidelijk een nieuw tijdperk. Het staat in de geschiedenis bekend als het '''middenchalcolithicum'''. Dit beslaat de periode tussen ca. 3400 v. Chr. tot 2659 v. Chr. de geboorte van Peleg, een periode van bijna 800 jaar (zie [[Chronologie: Noach tot Abraham]]). Het is de wereld geweest van de aartsvaders Selah en Heber. De gangbare geschiedschrijving plaatst het middenchalcolithicum tussen 6500 v. Chr. en 3100 v. Chr.
 
De groepen emigranten die richting Europa getrokken zijn, zullen zich vooral in de zuidelijke helft van Europa gevestigd hebben, hoewel ten noorden van de Alpen zich een interessant jachtgebied ontwikkelde van trekkende kudden dieren. Als vestigingsklimaat was de noordelijke helft van Europa minder geschikt, vanwege de strenge koude die er heersen kon (in Europa bekend als het '''pleistoceen'''). De alpiene gebergten zoals de Alpen, de Pyreneeën en, de Karpaten, maar ook het Zagros Gebergte, oostelijk van Mesopotamië, waren oorzaak geworden van een koud klimaat of sterk veranderend klimaat. Gelijktijdig aan het middenchalcolithicum van Mesopotamië bevond Europa zich in de '''<nowiki/>'Würm-ijstijd'<nowiki/>''' of  '''<nowiki/>'Weichsel-ijstijd''''. Tijdens de torenbouw woonden verspreid over Europa Neanderthaler gemeenschappen. Zij waren de dragers van de Moustérien-cultuur. Hun cultuur verdween als gevolg van die koude of werd opgenomen in de nieuwe ijstijdcultuur van het '''Châtelperronien''' (Spanje, Frankrijk). De diverse ijstijdculturen hebben in Europa hun mooie grotschilderingen nagelaten.
 
Met de stichting van '''Ninevé''' (ca 3400 v.Chr.) begon in Mesopotamië het middenchalcolithicum. Al spoedig begon de regio van '''Ubaid (Eridoe)''', later gevolgd door '''Uruk''' (Erech of Warka), cultureel bepalend te worden. Beide plaatsen liggen in de zuidelijke helft van Mesopotamië. In Kanaän ontwikkelde zich na de torenbouw de '''Ghassoel-cultuur'''. Uruk verkreeg zijn dominante positie na een periode van grote onrust (vanwege natuurgeweld of oorlog). Die periode staat bekend als de tijd van '''Hajji Muhammad'''. Tijdens deze onrustige periode verdween de Ghassoel-cultuur van Kanaän. De periode van Uruk, na Hajji Muhammad, laat een sterke ontwikkeling zien van schrift, techniek en cultuur.