Abib (Hebr.)
Abib of Nisan is de eerste maand van de oud-Israëlitische kalender en valt in onze periode maart/april.
De Bijbel spreekt van de “maand van de Abib” (Hebr. Hodesh Ha’Abib). De maand heet niet “maand Abib” maar “maand van de Abib”. De Abib is het koren in een bepaald groeistadium, te weten wanneer het koren vers en rijp in de aren staat. Abib betekent dus niet “groene aren”, zoals de oude vertalingen Statenvertaling en King James vertalen, want het gaat om rijpe korenaren.
De maand van de jonge en rijpe korenaren moest als de eerste der maanden gelden:
Ex 12:2 Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn.
'Nisan'. Later, na de Babylonische ballingschap, werd de maand Nisan genoemd.
Ne 2:1 Toen geschiedde het in de maand Nisan, in het twintigste jaar van den koning Arthahsasta, [als] [er] wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam, en gaf [hem] den koning; nu was ik nooit treurig geweest voor zijn aangezicht.
Es 3:7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp men het Pur, dat is, het lot, voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. (SV)
Merk op dat ook Nisan 'de eerste maand' wordt genoemd.
Aanvang. De maand begint met de nieuwe maan die onmiddellijk voorafging aan de rijpe korenaren.
Hoogtijden in de maand. Op de veertiende van de maand wordt het paasfeest gehouden.
Le 23:5 In de eerste maand, op den veertienden der maand, tussen twee avonden is des HEEREN pascha.
Op de vijftiende van de maand van de rijpe korenaren is het feest van de ongezuurde broden.
Le 23:6 En op den vijftienden dag derzelver maand is het feest van de ongezuurde [broden] des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde [broden] eten.
Op de 16e van de maand werd een eerstelingsgarf van de gersteoogst bewogen voor het aangezicht van de HEER.
Le 23:9 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: Le 23:10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn, hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een garf der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. Le 23:11 En hij zal die garf voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat zal de priester die bewegen.