Numeri 10: verschil tussen versies

3.957 bytes toegevoegd ,  10 maanden geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 66:
<onlyinclude><sup>21</sup> Toen togen op de Kohathieten, dragende het heiligdom; en [de] [anderen] richtten den tabernakel op, tegen dat dezen kwamen. </onlyinclude>(SV)
'''De Kohathieten.''' Hun kampement was aan de zuidzijde van de tabernakel, tussen enerzijds de legerplaatsen van Ruben, Simeon en Gad en anderzijds de tabernakel (zie afbeelding boven).
 
== 22 ==
<onlyinclude><sup>22</sup> Daarna toog op de banier van het leger der kinderen van Efraïm, naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de zoon van Ammihud. </onlyinclude>(SV)
Efraïm was gelegerd aan westkant van de tabernakel.
 
'''Elisama.''' Namens zijn stam had hij op de zevende dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 23 ==
<onlyinclude><sup>23</sup> En over het heir van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliël, de zoon van Pedazur. </onlyinclude>(SV)
Manasse was gelegerd aan de westkant van de tabernakel. Over het optrekken wordt niets gezegd, maar het wordt ondersteld, evenals dat van de derde stam aan de westzijde. Vergelijk ook de verzen 26 en 27, die achter Dan volgen.
 
'''Gamaliël.''' Namens zijn stam had hij op de achtste dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 24 ==
<onlyinclude><sup>24</sup> En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. </onlyinclude>(SV)
Benjamin was gelegerd aan de westkant van de tabernakel.
 
'''Abidan.''' Namens zijn stam had hij op de negende dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 25 ==
<onlyinclude><sup>25</sup> Toen toog op de banier van het leger der kinderen van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiëzer de zoon van Ammisaddai. </onlyinclude>(SV)
Dan was gelegerd aan de noordkant van de tabernakel.
 
'''Samensluitende.''' De achterhoede vormend, met de twee andere stammen die aan de noordkant van de tabernakel gelegerd waren. Voerde Dan de achterhoede, bestaande uit de laatste drie stammen, aan, of was Dan echt het allerlaatste leger in de optocht? De eerste gedachte is waarschijnlijker, gezien "de tochten" ("marsorde") in vs. 28.
 
'''Ahiëzer.''' Namens zijn stam had hij op de tiende dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 26 ==
<onlyinclude><sup>26</sup> En over het heir van den stam der kinderen van Aser was Pagiël, de zoon van Ochran. </onlyinclude>(SV)
Aser was gelegerd aan de noordkant van de tabernakel.
 
'''Pagiël.''' Namens zijn stam had hij op de elfde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 27 ==
<onlyinclude><sup>27</sup> En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon van Enan. </onlyinclude>(SV)
Nafthali was gelegerd aan de noordkant van de tabernakel.
 
'''Ahira.''' Namens zijn stam had hij op de twaalfde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.
 
== 28 ==
<onlyinclude><sup>28</sup> Dit waren de tochten der kinderen Israëls, naar hun heiren, als zij reisden. </onlyinclude>(SV)
'''De tochten.''' Anderen hebben "de orde" (Leidse vertaling, NBG51), "de volgorde" (WV95, NBV'04), "de volgorde van het opbreken" (HSV), "het opbreken" (NaB), "de rangschikking" (Canis), "die Marschordnung" (Elberfelder Bibel, 1915).
 
== 29 ==
<onlyinclude><sup>29</sup> Mozes nu zei tot Hobab, de zoon van Rehuel, de Midianiet, de schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke Jahweh gezegd heeft: Ik zal u die geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want Jahweh heeft over Israël het goede gesproken. </onlyinclude>(CP<ref name=":0" />)
'''Wij reizen naar die plaats, van welke Jahweh gezegd heeft: Ik zal u die geven.''' Ook wij zijn op reis naar een land, ons beloofd, een hemels vaderland. <blockquote>''Heb 11:14  Want wie zulke dingen zeggen, tonen duidelijk dat zij een vaderland zoeken. Heb 11:15  En als ze terugdenken aan dat waaruit zij weggetrokken zijn, zouden zij tijd hebben terug te keren; Heb 11:16  maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad bereid.'' (Telos)</blockquote>'''En wij zullen u weldoen.''' Zie ook vs. 32.
 
'''Jahweh heeft over Israël het goede gesproken.''' Ook over ons, discipelen van Jezus, heeft God het goede gesproken.
 
==Voetnoot==