Numeri 10

Uit Christipedia

Numeri 10 is een hoofdstuk van Numeri, een geschrift in de Bijbel, en telt 36 verzen.

Hoofdstukken van Numeri samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33
Verzen van Numeri 10 becommentarieerd: · 3 · 5 · 7 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16 · 18 · 19 · 20 · 21

Samenvatting

1-10 God draagt Mozes op twee zilveren trompetten te maken voor het samenroepen van het volk en voor het optrekken ervan.

3

3 Als zij daarmee blazen zullen, dan zal de gehele vergadering tot u vergaderd worden, aan de deur van de tent der samenkomst. (SV)  

Als zij daarmee blazen zullen. Eén ononderbroken geluid makend, dus niet schetterend (7).

5

5 Als gij met een gebroken geklank blazen zult, dan zullen de legers, die tegen het oosten gelegerd zijn, optrekken. (SV)  

Met een gebroken klank blazen. Schetterend blazen[1].

7

7 Maar in het verzamelen van de gemeente, zult u blazen, doch geen gebroken geklank maken. (CP[2]) 

Maar in het verzamelen van de gemeente, zult u blazen. Zie vs. 3

11

11 En het geschiedde in het tweede jaar, in de tweede maand, op de twintigsten van de maand, dat de wolk verheven werd van boven de tabernakel der getuigenis. (CP[2]) 

In het tweede jaar, in de tweede maand, op de twintigsten van de maand. In het eerste jaar waren de Israëlieten uit Egypte vertrokken. Nu was het zes dagen na het pascha voor hen die de vorige maand onrein waren en het pascha toen niet konden vieren, zie Numeri 9.

12

12  En de kinderen Israëls trokken, naar hun tochten, uit de woestijn Sinaï; en de wolk bleef in de woestijn Paran. (CP[2])

Naar hun tochten. Van halte tot halte.

Uit de woestijn Sinaï ... in de woestijn Paran.

Woestijn Paran tussen de woestijn van Sinaï in het zuiden en het beloofde land Kanaän in het noorden

14

14 Want vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, de zoon van Amminadab. (SV) 

Vooreerst toog op de banier van het leger der kinderen van Juda. Eerst de stam Juda, die tegenover de ingang van de tabernakel was gelegerd.

Nahesson. Namens de stam Juda had Nahesson op de eerste dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

Naar hun heiren. Overeenkomstig de afdelingen waarin hun leger was ingedeeld.

Fig. De tabernakel in het leger van Israël.

15

15 En over het heir van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneël, den zoon van Zuar. (SV) 

Hun legerkamp was, van dit kamp uit gezien, rechts schuin tegenover de ingang van de tabernakel.

Nethaneël. Namens de stam Issaschar had hij op de tweede dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

16

16 En over het heir van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de zoon van Helon. (SV) 

Hun legerkamp was, van dit kamp uit gezien, links schuin tegenover de ingang van de tabernakel.

Eliab. Namens de stam Zebulon had hij op de derde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

18

18 Daarna toog de banier van het leger van Ruben, naar hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de zoon van Sedeur. (SV)  

Ruben was gelegerd in het midden aan de westzijde van de tabernakel.

Elizur. Namens zijn stam had hij op de vierde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

19

19 En over het heir van den stam der kinderen van Simeon was Selumiel, de zoon van Zurisaddai. (SV)  

Simeon was gelegerd aan de zuidwestkant van de tabernakel.

Selumiël. Namens zijn stam had hij op de vijfde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

20

20 En over het heir van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de zoon van Dehuel. (SV) 

Gad was gelegerd aan zuidoostkant van de tabernakel.

Eljasaf. Namens zijn stam had hij op de zesde dag van wijdingsgaven voor het altaar een gave gebracht.

21

21 Toen togen op de Kohathieten, dragende het heiligdom; en [de] [anderen] richtten den tabernakel op, tegen dat dezen kwamen. (SV)  

De Kohathieten. Hun kampement was aan de zuidzijde van de tabernakel, tussen enerzijds de legerplaatsen van Ruben, Simeon en Gad en anderzijds de tabernakel (zie afbeelding boven).

Voetnoot

  1. Canius-vertaling: "Maar laat ge ze schetteren, dan ..."
  2. 2,0 2,1 2,2 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.