Numeri 14

Uit Christipedia

Numeri 14 is een hoofdstuk van Numeri, een geschrift in de Bijbel, en telt 33 verzen.

Hoofdstukken van Numeri samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31
Verzen van Numeri 14 becommentarieerd: · 2 · 9 · 11 · 21 · 22 · 25 · 33

Samenvatting

1-4 Het volk Israël barst in weeklachten uit en wil onder een nieuwe leider terugkeren naar Egypte. 5-9 Ten aanschouwen van het volk vallen Mozes en Aäron op hun aangezicht, terwijl Jozua en Kaleb, die tot de verspieders behoren, hun metgezellen weerspreken, het land roemen, en het volk vermanen op Jahweh te vertrouwen en niet te vrezen. 10-19 Wanneer daarop het volk hen wil stenigen, vertoont zich Gods heerlijkheid. God geeft aan Mozes zijn voornemen te kennen, Israël te verdelgen en hem tot stamvader van een sterker volk te maken; maar Mozes bidt voor Israël. 20-32 Op Mozes' bede schenkt God het volk vergiffenis. Hij kondigt Mozes en Aäron evenwel aan, dat alle Israëlieten die bij de monstering twintig jaar oud waren in de woestijn zullen sterven, uitgezonderd Kaleb en Jozua. De kinderen zullen het versmade land leren kennen. 33-35 Veertig jaren lang zal het volk rondzwerven. 36-38 De verspieders die het volk tot morren verleid hebben sterven plotseling. 39-45 Als Mozes het vonnis van Jahweh overbrengt, bedrijft het volk rouw en trekt de volgenden dag, tegen Mozes’ uitdrukkelijke waarschuwing, het gebergte in, waar het de nederlaag lijdt.

2

2 En al de kinderen Israëls murmureerden tegen Mozes en tegen Aäron; en de gehele vergadering zeide tot hen: Och, of wij in Egypteland gestorven waren! of, och, of wij in deze woestijn gestorven waren! (SV)  

Och, of wij in deze woestijn gestorven waren! Die wens is vervuld - als straf.

1Co 10:1 Want ik wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, 1Co 10:2  allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, 1Co 10:3  allen hetzelfde geestelijke voedsel aten 1Co 10:4  en allen dezelfde geestelijke drank dronken. (Want zij dronken uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.) 1Co 10:5  Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn. 1Co 10:6 en deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben, zoals zij er begeerte in hadden. (Telos)

9

9 Alleen zijt tegen den HEERE niet wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! (SV)  

Want zij zijn ons brood. D.i. wij zullen hen met zo weinig moeite ten onder brengen, ja te niet maken, als men een stuk brood opeet; zij zullen niet ons, wij zullen hen verslinden[2].

Nu 24:8  God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten. (SV)

De 7:16  Gij zult dan al die volken verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet verschonen, ... (SV)

Hun schaduw is van hen geweken. In het Oosters spraakgebruik komt 'schaduw' zeer dikwijls voor in de betekenis van 'bescherming', terwijl de 'hitte van de zon' dan verdrukking aangeeft. 'Schaduw' in de betekenis van 'bescherming van God' komt gedurig voor in de Heilige Schrift. Tot nog toe had God de bewoners van Kanaän gespaard, omdat hun zonde nog niet volkomen was, maar nu was de tijd van de bezoeking daar en zou God ophouden, Zijn beschermende of sparende hand over hen uit te strekken.[2]

11

11 En de HEERE zeide tot Mozes: Hoe lang zal mij dit volk terge[1]n? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven, door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? (SV)  

En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven, door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb? God had grote tekenen onder hen gedaan. Desondanks geloofden zij niet God hen veilig in het beloofde land zou brengen. Hetzelfde wedervoer de Heiland. De overpriesters en de farizeeën erkenden dat Jezus "vele tekenen" had gedaan, maar zij geloofden Hem helaas niet.

Joh 11:47  De overpriesters dan en de farizeeen riepen de Raad bijeen en zeiden: Wat doen wij? want deze mens doet vele tekenen. ... Joh 11:53  Van die dag af dan beraadslaagden zij om Hem te doden. (Telos)

Hun geloof deed hen besluiten om Hem te doden. Het ongeloof van Israël deed het volk besluiten Jozua en Kaleb te stenigen. God verhinderde de steniging van deze geloofsmannen, maar niet de kruisiging van Zijn rechtvaardige knecht Jezus.

21

21 Echter, zo waar ik leef en de aarde met de heerlijkheid van Jahweh vervuld zal worden, (CP[1])

De heerlijkheid van Jahweh. Die gezien is door de ongehoorzame mannen (vs. 22).

22

22 Omdat al de mannen, die gezien hebben Mijn heerlijkheid, en Mijn tekenen, die Ik in Egypte en in de woestijn gedaan heb, en Mij nu tienmaal verzocht hebben, en Mijner stem niet zijn gehoorzaam geweest; (CP[1]) 

Mijn heerlijkheid. Zie vs. 21.

25

25  De Amalekieten nu en de Kanaänieten wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. (SV) 

De Amalekieten nu en de Kanaänieten. Zie ook vs. 43. Van hen zeiden de tien verspieders: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want zij zijn ons te sterk (13:31).

Nu 13:29  De Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, en de Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaänieten wonen aan de zee, en aan den oever van de Jordaan. Nu 13:30  Toen stilde Kaleb het volk voor Mozes, en zeide: Laat ons vrijmoedig optrekken, en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen! Nu 13:31  Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij. (SV)

Wonen in het dal. In dat dal, aan de overzijde van het thans voor Israël gelegen gebergte. Zij zouden thans, nu het volk zo tegen God rebelleert, inderdaad te sterk zijn; Israël kan dus niet tegen hen optrekken, noch hun aanval afwachten[2].

Wendt u morgen enz. Israël moest zich omwenden en zijn reis weer terug maken naar de woestijn, op de weg naar de Schelfzee, en dus in de richting van de plaats, van het volk gekomen was[2].

33

33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn. (SV) 

Weiden in deze woestijn. D.i. een leven leiden als de herders, die steeds van plaats moeten veranderen, om voedsel voor hun vee te zoeken. Het leven van Israël zou zijn, een voortdurend hier- en daarheen zwerven, veertig jaar lang, totdat zij in Kanaän zouden gekomen zijn.[2]

Uw hoererijen. Israëls trouweloosheid jegens en afval van God wordt hoererij genoemd, omdat Hij met dit volk in de nauwste betrekking, een betrekking als die van het huwelijk, getreden was[2]. Bovendien hadden sommige Israëlieten afgodische zaken bij zich.

Am 5:25  Hebt gij Mij veertig jaren in de woestijn slachtofferen en spijsoffer toegebracht, o huis Israëls? Am 5:26  Ja, gij droegt de tent van uw Melech, en den Kijun, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt. (SV)

Joz 24:22  Jozua nu zeide tot het volk: Gij zijt getuigen over uzelven, dat gij u den HEERE verkoren hebt, om Hem te dienen. En zij zeiden: Wij zijn getuigen. Joz 24:23  En nu, doet de vreemde goden weg, die in het midden van u zijn, en neigt uw harten tot den HEERE, den God van Israël. Joz 24:24  En het volk zeide tot Jozua: Wij zullen den HEERE, onzen God, dienen, en wij zullen Zijner stem gehoorzamen. (SV)

43

43 Want de Amalekieten, en de Kanaänieten zijn daar voor uw aangezicht, en u zult door het zwaard vallen; want, omdat u zich afgekeerd hebt van Jahweh, zo zal Jahweh met u niet zijn. (SV) 

De Amalekieten, en de Kanaänieten zijn daar voor uw aangezicht. Zie vs. 25.

Omdat u zich afgekeerd hebt van Jahweh, zo zal Jahweh met u niet zijn. Dit is een geval van wedervergelding: wij niet bij God, Hij niet bij ons.

Bron

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Numeri 14 is onder wijziging verwerkt op 11 okt 2023.

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 2,5 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 22 en 27 sept en 6 okt. 2023.