Numeri 4: verschil tussen versies

1.376 bytes toegevoegd ,  11 maanden geleden
k
Regel 1:
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Numeri|Bijbelboekpagina=Numeri|Bijbelboek=Numeri|Aantalhoofdstukken=36|Aantalverzen=49}}
== Samenvatting ==
1-1615 God beveelt Mozes de dienstplichtige KehathietenKohathieten te tellen, en schrijft hun hun taak voor bij het afbreken, vervoeren en opslaan van de tabernaketabernakel. 16 Eleazar moet het opzicht houden over de tabernakel en zijn toebehoren. 17-20 Men drage zorg dat de KehathietenKohathieten geen priesterwerk verrichten, waardoor zij zouden omkomen. 21-28 Daarna beveelt God Mozes, de Gersonieten te tellen en hun hun taak voor te schrijven. 29-33 Desgelijks ten aanzien van de Merarieten. 34-49 Jahweh's bevelen worden ten uitvoer gelegd; de uitkomst van de telling der drie Levietische geslachten.
 
== 3 ==
Regel 26:
<onlyinclude><sup>13</sup> En zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen daarover een kleed van purper uitspreiden. </onlyinclude>(SV)
'''Een kleed van purper.''' De offers op het brandofferaltaar spreken van het Lam van God, dat geofferd is voor onze zonden. Purper spreekt van voornaamheid, koninklijke waardigheid. De Koning der Joden werd 'bespottelijk' bekleed met een doornenkroon en een purperen mantel. <blockquote>''Joh 19:2 En de soldaten vlochten een kroon van doornen, zetten die op zijn hoofd en wierpen Hem een purperen mantel om, Joh 19:3 en zij traden op Hem toe en zeiden: Gegroet, koning der Joden. En zij gaven Hem slagen in het gezicht. Joh 19:4 En Pilatus ging opnieuw naar buiten en zei tot hen: Zie, ik breng Hem tot u naar buiten, opdat u weet dat ik geen enkele schuld in Hem vind. Joh 19:5 Jezus dan ging naar buiten met de doornenkroon op en het purperen kleed aan. En hij zei tot hen: Zie, de mens!'' (TELOS) </blockquote>In werkelijkheid was Hij, die zich ten offer voor ons gaf, een koning, wie een purperen gewaad waardig is.
 
== 15 ==
<onlyinclude><sup>15</sup> Als nu Aäron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van Kohath komen om te dragen; maar zij zullen dat heilige niet aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kohath, in de tent der samenkomst. </onlyinclude>(SV)
'''Zij zullen dat heilige niet aanroeren, dat zij niet sterven.''' Aäron en zijn zonen, de priesters dus, mochten de heilige voorwerpen wél aanraken, de Kothatieten, die andere Levieten waren, niet. De taak van de laatsten was de ingepakte voorwerpen te dragen aan draagstokken. De dienst der niet-priesterlijke Levieten bepaalde zich tot het uitwendig heiligdom. In alle zaken van het altaar daarentegen en binnen het voorhangsel dienden alleen de priesters.<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 1 juni 2023. </ref>
 
== Nabeschouwing ==