Oordelen is een woord met verschillende betekenissen[1]:

1. Een oordeel, een vonnis wijzen. "Een burgerlijke rechter alleen moet hier oordelen".

2. vonnissen.

3. uitspraak doen tussen. Synoniem: beslissen. "U mannen van Juda, oordeelt toch tussen Mij en tussen Mijn wijngaard" (Jes. 5:3)

4. door redeneren tot een gevolgtrekking komen. "Oordeel niet zo lichtzinnig over zaken die je niet goed kent", "oordeel (nu) zelf" (= trek zelf de conclusie, zeg je mening), "over iets oordelen als een blinde over de kleuren" (= als onbevoegde een ongegrond of verkeerd oordeel over iets vellen), "te oordelen naar" (= afgaande op)

5. keuren, achten. "Iets niet raadzaam oordelen".

6. een gevoelen, een mening over iets of iem. hebben. "Ik oordeel, dat wij dadelijk de gehele toeleg moeten openbaren".

Oordelen door de gelovigen

De Heer Jezus heeft ons gezegd niet te oordelen.

Mt 7:1 Oordeelt niet, opdat u niet wordt geoordeeld; Mt 7:2 want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u worden geoordeeld, en met de maat waarmee u meet, zal u worden gemeten. Mt 7:3 En wat ziet u de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog merkt u niet? Mt 7:4 Of hoe zult u tot uw broeder zeggen: Laat mij de splinter uit uw oog wegdoen, en zie, de balk is in uw oog? Mt 7:5 Huichelaar, doe eerst de balk uit uw oog weg, en dan zult u helder zien om de splinter uit het oog van uw broeder weg te doen. (TELOS)

Jak 4:11 Spreekt geen kwaad van elkaar, broeders. Wie van een broeder kwaad spreekt of zijn broeder oordeelt, spreekt kwaad van de wet en oordeelt de wet. Als u echter de wet oordeelt, bent u geen dader van de wet maar een rechter. Jak 4:12 Een is de Wetgever en Rechter, Hij die kan behouden en verderven. Maar wie bent u dat u uw naaste oordeelt? (TELOS)

Zijn broeder oordelen is hier hem als rechter vonnissen, met de bijgedachte van liefdeloos en onrechtvaardig. Aan de andere kant hebben de gelovigen binnen de gemeente wel te oordelen, ze mogen het kwaad niet laten voortbestaan, maar moeten de boze uit hun midden wegdoen.

1Co 5:3 Want ik, naar het lichaam afwezig maar naar de geest aanwezig, heb reeds, alsof ik aanwezig was, hem geoordeeld die dit zo bedreven heeft, in de naam van onze Heer Jezus Christus 1Co 5:4 (als u en mijn geest vergaderd zijn met de kracht van onze Heer Jezus) 1Co 5:5 zo iemand aan de satan over te geven tot verderf van het vlees, opdat de geest behouden wordt in de dag van de Heer Jezus. (...) 1Co 5:9 Ik heb u in de brief geschreven, dat u geen omgang moet hebben met hoereerders; 1Co 5:10 niet in het algemeen met de hoereerders van deze wereld, of de hebzuchtigen en rovers, of afgodendienaars, want dan zou u wel de wereld moeten uitgaan. 1Co 5:11 Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten. 1Co 5:12 Want wat heb ik hen die buiten zijn te oordelen? Oordeelt u niet hen die binnen zijn? 1Co 5:13 Maar hen die buiten zijn, zal God oordelen. Doet de boze uit uw midden weg. 1Co 6:1 Durft iemand van u, als hij een zaak heeft tegen de ander, recht te zoeken bij de onrechtvaardigen en niet bij de heiligen? 1Co 6:2 Of weet u niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen? En als door u de wereld wordt geoordeeld, bent u dan onwaardig voor de geringste rechtszaken? 1Co 6:3 Weet u niet, dat wij engelen zullen oordelen? Hoeveel te meer de dingen van dit leven? 1Co 6:4 Als u dan rechtszaken hebt over de dingen van dit leven, stelt dan daarover hen die in de gemeente niet geacht zijn! 1Co 6:5 Ik zeg het tot uw beschaming. Is er dan onder u niet een wijze, ook niet een, die uitspraak zal kunnen doen tussen zijn broeders? 1Co 6:6 Maar een broeder voert met een broeder een rechtsgeding, en dat bij ongelovigen! 1Co 6:7 Reeds in het algemeen nu is het een gebrek bij u, dat u rechtszaken met elkaar hebt. Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever te kort doen? 1Co 6:8 Maar u doet onrecht en doet te kort en dat aan broeders! (TELOS)

1Co 10:27 Als iemand van de ongelovigen u uitnodigt en u wilt er heengaan, eet dan alles wat u wordt voorgezet, zonder te onderzoeken om het geweten. 1Co 10:28 Maar als iemand tot u zegt: Dit is godenoffer, eet het dan niet ter wille van hem die u dat te kennen geeft en van het geweten. 1Co 10:29 Ik bedoel echter niet uw eigen geweten, maar dat van de ander; want waarom wordt mijn vrijheid door het geweten van een ander geoordeeld? 1Co 10:30 Als ik met dankzegging deelneem, waarom word ik gelasterd om datgene waarvoor ik dankzeg? (TELOS)

"Zijn vrijheid laten oordelen" is hier haar aan het oordeel van het geweten van een ander onderwerpen.

Bron

Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.

Voetnoot

  1. Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.