k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 32:
'''Apostelen.''' De werkzaamheden van de apostelen zijn, behalve wat het boek ''Handelingen'' meldt, weinig bekend. Overleveringen van welke enige weinig geloof verdienen, doen Petrus te Rome sterven, Mattheus in Ethiopië (Abyssinië) met de kamerling van Candacé arbeiden, Marcus Egypte evangeliseren, Andreas naar Scythië reizen, Stachys aanstellen als eerste bisschop van Byzantium (Constantinopel) en te Patras in Achaïa de marteldood ondergaan, Filippus van Bethsaïda in Gallië prediken, en te Hiërapolis in Phrygië gedood worden, Bartholomeus naar Indië (anderen zeggen Arabië) reizen en te Albanopolis in Armenië gekruisigd worden, Thomas Didymus, te Edessa in Mesopotamië de Koning Abgar bekeren, naar Arabië, Perzië, Indië ja tot Ceylon toe het evangelie brengen, en de kerken stichten van de zogenoemde Christenen van St. Thomas op de kust van Malabaar, Jacobus de zoon van Alpheus in Spanje arbeiden, Judas Thaddeus na Arabië en Mesopotamië geëvangeliseerd te hebben, in Perzië de marteldood ondergaan, Matthias Macedonië en Simon de Kanaäniet het noorden van Afrika tot arbeidsveld kiezen. Er zijn er die menen dat de Simon de zoon van Cleopas die gedood werd in 106, deze Simon de Kaäniet geweest is.
'''
* [[Clemens
* Hermas
* Barnabas, Paulus reisgenoot, onder wiens naam mede
* [[Ignatius
*
'''Dwalingen, ketters en sekten.''' Het was niet enkel licht en groei in de eerste eeuw ; de schaduwzijden vertoonden zich toen ook reeds. Er kwam verschil van mening. Er waren onder de christenen mensen, die meenden dat men verplicht was de Joodse wetten te onderhouden. Dat waren de joods-christenen, die tamelijk scherp stonden tegenover Paulus en zijn volgelingen, de christenen uit de Heidenen, die deze noodzakelijkheid ontkenden.
Regel 140:
Plinius, de bovengenoemde landvoogd van Bythinië, legt het volgende loffelijke getuigenis van hen af: „Op een vastgestelde dag komen ze vóór zonsopgang bijeen en heffen lofzangen aan ter ere van Christus, hun God; ook verplichten ze zich bij eede, geen roof of echtbreuk, noch enig andere misdaad te bedrijven, hun beloften te houden, geen goed van anderen ten eigen bate aan te wenden.”<ref name=":0">Aangehaald in: H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 52.</ref> enz.
In de [[brief aan Diognetus]] (
ln 259 woedde de pest te [[Alexandrië]], een stad in het noorden van [[Egypte]]. De geschiedschrijver [[Eusebius van Caesarea|Eusebius]] verhaalt, hoe velen, die het lichaam van hun christenbroeders in hun armen of op hun schoot namen, hun ogen en mond toedrukten en ze met alle zorg begroeven, hen weldra in den dood volgden. Ook tot niet-christenen strekte hun mededogen zich uit.
|