Oude kerkgeschiedenis: verschil tussen versies

1.785 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 33:
 
'''<nowiki/>'Kerkvaders'.''' Naast en na de apostelen zijn de oudste ''''kerkvaders'''<nowiki/>' en bepaaldelijk de vijf 'apostolische kerkvaders' tot deze eeuw te brengen, namelijk
 
 
 
* Clemens (Filip. 4:3), ouderling te Rome, onder wiens naam wij twee brieven aan de Corinthiërs bezitten van welke de eerste waarschijnlijk echt is,
Regel 198 ⟶ 196:
 
'''Veroordeling van deze dwalingen.''' De Pausen en de, in gewestelijke Synoden vergaderde, bisschoppen veroordeelden al deze dwalingen, ook het [[chiliasme]] (zie volgende paragraaf), en sloten de verbreiders en aanhangers buiten de gemeenschap der Kerk. Zij beriepen zich daarbij niet zozeer op de Heilige Schrift (want deze werd door elke ketter op zijn manier uitgelegd), als op de ''Traditie'' of „Overlevering”: “Zó is het ons door de apostelen over overgeleverd”
 
'''Twisten.''' Behalve de dwaalleringen waren er in de gemeente van God ook scheuringen en twisten. Volgens een geschiedschrijver liet God ze toe, "opdat de waarheid des te schoner zou uitblinken"<ref>H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 58.</ref>.
 
a) Inzonderheid was het de tijd der viering van het Paasfeest, welke tot tweespalt aanleiding gaf. Terwijl namelijk de meeste gemeenten, met name die van Rome, het Paasfeest steeds op een zondag vierden, en wel op de eerste zondag na de volle maan, welke volgt op de 21ste maart, werd het feest ook wel in sommige gemeenten van het Oosten, evenals bij de Joden, op een andere dag gevierd. Deze 'afwijking' werd, omdat ze niet de kern van het christendom raakte, in het begin geduld. Later echter eisten de pausen het volgen van het Romeins gebruik. Zo ontstond er een hooggaande twist, welke eerst op het Concilie van Nicéa (325) werd beslecht, toen werd vastgesteld dat ook de Oosterse kerken het Paasfeest moesten vieren op dezelfde dag als de pausen vroeger hadden beslist.
 
b) Veel gewichtiger was een andere strijd, welke omstreeks 250 tussen paus Stephanus I (paus 254-257) en bisschop [[Cyprianus]] (bsscip 248-258) ontbrandde. Het gold de vraag, of de doop door ketters toegediend, geldig was of niet, een vraag waaromtrent de Kerk destijds destijds nog geen eindbeslissing had genomen. Cyprianus beweerde dat deze doop ongeldig was, en dat allen, welke uit de dwaling weer in de schoot der Kerk terugkeerden, opnieuw gedoopt moesten worden. De paus daarentegen verklaarde, dat iedere doop, in de naam van de Drieëenheid goed toegediend, geldig was en daarom niet herhaald mocht worden. Dit werd echter eerst in de vierde eeuw als geloofspunt vastgesteld.
 
=== Chiliasten ===