Oude kerkgeschiedenis: verschil tussen versies

6.076 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 15:
 
== De apostolische eeuw (c. 30 - c. 100 n.C.) ==
Het eerste tijdvak van de Oude Kerkgeschiedenis is de '''apostolische eeuw''' (30 - c. 100 n.C.), van de geboortedag van Christus' gemeente op de Pinksterdag tot circa 100. Deze periode heeft door het werk van de apostelen en de teboek­stelling van de Nieuw-Testamentische geschriften een grondleggend karakter gehad. Het boek „[[De Handelingen der Apostelen|De Handelingen van de apostelen]]", dat naast de apostolische brieven de oudste bron van de Kerkgeschiedenis is, tekent met sobere doch treffende woorden het ontstaan en het leven van de Jeruzalemse gemeente. De kerkgeschiedenis begint met de geboorte van de gemeente van Jezus Christus: de samenvoeging van de gelovigen, door de Heilige Geest, tot één lichaam, met als Hoofd de verheerlijkte Heer in de hemel. 
± 30 n.C. Stichting van de Christelijke kerk.
44 n.C. Jacobus, de broeder van johannes, gedood.
Regel 45:
Uit de apostolische brieven van het Nieuwe Testament blijkt, dat reeds in de eerste eeuw ketterijen en dwalingen de Kerk waren binnengeslopen, waartegen de apostelen met ernst en kracht optraden. Reeds tot deze eeuw behoren ketters''' '''en ketterse sekten, als Doceten, Gnostieken van verschillende benamingen, [[Ebionieten]], Nazareërs, Nazoreërs, [[Nicolaïeten]].
 
'''Vervolging.''' Ook wordt in dit eerste tijdvak reeds het voorspel gezien van de bloedige vervolging, waaraan de Kerk in de volgende eeuwen zou blootstaan. Men denke aan [[Stefanus]], [[Jakobus (naam en verwijzing)|Jacobus]], [[Paulus]], [[Petrus]] en [[Johannes (apostel)|Johannes]]. Paulus was eerst zelf een vervolger van de Gemeente. De eerste vervolging, in de eerste eeuw, kwam van de vijandige Joden, onder wie Saulus van Tarsus, en duurde betrekkelijk kort, maar daarop, reeds in de tweede helft van de eerste eeuw, volgde de vervolging door de heidenen, en deze vervolging was veel vreselijker. In drie perioden kan de vervolging door de heidense Romeinen verdeeld worden. De eerste periode valt in de 1e eeuw en is meer te beschouwen als uitbarstingen van persoonlijke wreedheid en willekeur van sommige Keizers, zoals Nero en Domitianus.
 
== Wording van de Katholieke kerk (100-323 n.C.) ==
Het tweede tijdvak van de oude kerkgeschiedenis is de tijd van de '''wording van de Katholieke kerk''' (100-323 n.C.): het ontstaan en de ontwikkeling van deze kerk. Dit tijdvak kenmerkt zich door strijd. Het oude Jodendom en het oude Heidendom riepen een strijd in het leven ''binnen ''de kerk en het geweld van de Romeinse staat en de Heihei­dense wetenschap bekampten haar ''van buiten. ''UitHet dezeis strijdde kwamtijd devan kerkvervolgingen alsvan de ''Katholieke ''zegevierend techristenen, voorschijn.vervolgingen Haardie overwinningreeds werdin bekroond,het toeneerste Constantijntijdvak (laterwaren bijgenaamdbegonnen. ''deDit Grote'')tweede aantijdvak deduurde regeringruim kwamtwee eeuwen (100-323).
 
Uit deze strijd kwam de kerk als de ''Katholieke ''zegevierend te voorschijn. Haar overwinning werd bekroond, toen Constantijn (later bijgenaamd ''de Grote'') aan de regering kwam. Het is dan ook de tijd van de wording van de Katholieke kerk: het ontstaan en de ontwikkeling van deze kerk.
 
Vond de eerste periode van vervolging in de eerste eeuw plaats, de tweede periode van ''vervolging'' begint tijdens de regering van keizer Trajanus (98-117) en duurt ongeveer anderhalve eeuw met grotere of kleinere tussenpozen voort. Deze periode bevat min of meer talrijke processen in verschillende delen van het uitgestrekte Romeinse rijk en op onderscheiden tijden. Reeds toen was het christendom een verboden godsdienst. De meest bekende martelaren en martelaressen waren gedurende deze periode Ignatius, Polycarpus, Justinus, Blandina, Ponticus en Perpetua.
98-117 n.C. Trajanus, keizer te Rome.
115. Ignatius van Antiochië martelaar geworden.
Regel 69 ⟶ 73:
± 200. [[Origenes]].
203. Dood van [[Perpetua van Carthago|Perpetua en Felicitas]].
'''Uitbreiding.''' Uit de getuigenissen van Justinus Martyr, Irenaeus, Tertullianus blijkt dat zich het Christendom gedurende de tweede eeuw niet slechts in het Romeinse rijk maar ook in de omliggende landen heeft uitgebreid, ofschoon de stichting van de meeste gemeenten in duisterheid ligt. Niettegenstaande de zware vervolgingen vermeerdert het aantal Christenen steeds en vormt in de staat een zeer machtige minderheid, zoals de Israëlieten door natuurlijke aanwas in Egypte.
 
'''Dwalingen.''' In de gemeente zelf ontstaan echter behalve de nagenoemde sekten, verscheidene dwaalbegrippen en verkeerde praktijken, als:
* een overdreven zucht naar het martelaarschap, waardoor in de 4e vervolging Christenen genoopt worden zich zelven aan te klagen;
* en daartegenover, het afkopen van vervolging door rijke gemeenten en particulieren bij heidense magistraten;
* het gebruik maken van onedele wapenen in de strijd voor de waarheid als van ondergeschoven en onechte boeken, drogredenen die men zelf weet vals te zijn, het beroep op de zogenoemde Sibyllynse orakels enz.
Langzamerhand sluipt een meer uitgebreide '''hierarchie '''in de kerk; er wordt onderscheid gemaakt tusschen Episcopus (bisschop of opziener) en Presbyter (priester of ouderling); vier orden van geestelijken ontstaan, bisschop, priester, diaken en lector (voorlezer.)
 
'''Hiërarchie.''' Langzamerhand sluipt een meer uitgebreide hierarchie'''hierarchie '''in de kerk; er wordt onderscheid gemaakt tusschentussen Episcopus (bisschop of opziener) en Presbyter (priester of ouderling); vier orden van geestelijken ontstaan, bisschop, priester, diaken en lector (voorlezer.)
Tegen het einde van de tweede eeuw verheffen zich de bisschoppen der hoofdsteden van provinciën, '''metropolitanen '''genaamd boven de opzieners van andere steden en plaatsen. De reden hiervan ligt in de concilies of synoden, kerkelijke vergaderingen, die van het midden der eeuw af eerst in Griekenland, daarna in geheel de Christenheid, in de hoofdplaatsen (metropolen) plegen samen te komen, en door de bisschop van die plaats worden voorgezeten en geleid. Deze '''concilies '''zijn tevens een stap tot de centralisatie van bestuur die in de volgende eeuwen zo sterk in de kerk toeneemt.
 
'''Metropolitanen.''' Tegen het einde van de tweede eeuw verheffen zich de bisschoppen der hoofdsteden van provinciën, metropolitanen genaamd boven de opzieners van andere steden en plaatsen.
Ook beginnen eenige uiterlijke '''plechtigheden '''in de kerk te sluipen, bijzondere dagen als Pasen en Pinksteren worden voor de doop afgezonderd, daarbij geschiedt afzwering van de duivel, indompeling, het teken van het kruis, handoplegging, zalving, en tenslotte het nuttigen van melk en honig. Sponsoren, of doopgetuigen zijn bij de plechtigheid aanwezig. Waarschijnlijk geraakt de kinderdoop in deze eeuw in zwang; het geven van het avondmaal ook aan kinderen schijnt mede gebruikelijk geweest te zijn misschien reeds in de eerste eeuw.
 
Tegen het einde van de tweede eeuw verheffen zich de bisschoppen der hoofdsteden van provinciën, '''metropolitanen Concilies.'''genaamd boven de opzieners van andere steden en plaatsen. De reden hiervan ligt in de concilies of synoden, kerkelijke vergaderingen, die van het midden der eeuw af eerst in Griekenland, daarna in geheel de Christenheid, in de hoofdplaatsen (metropolen) plegen samen te komen, en door de bisschop van die plaats worden voorgezeten en geleid. Deze '''concilies '''zijn tevens een stap tot de centralisatie van bestuur die in de volgende eeuwen zo sterk in de kerk toeneemt.
Bij het '''bidden '''neemt men de gewoonte aan zich naar het Oosten te keren.  
 
'''Plechtigheden.''' Ook beginnen eenigeenige uiterlijke '''plechtigheden '''in de kerk te sluipen, bijzondere dagen als Pasen en Pinksteren worden voor de doop afgezonderd, daarbij geschiedt afzwering van de duivel, indompeling, het teken van het kruis, handoplegging, zalving, en tenslotte het nuttigen van melk en honig. Sponsoren, of doopgetuigen zijn bij de plechtigheid aanwezig. Waarschijnlijk geraakt de kinderdoop in deze eeuw in zwang; het geven van het avondmaal ook aan kinderen schijnt mede gebruikelijk geweest te zijn misschien reeds in de eerste eeuw.
Onder de sekten bekleden de '''gnostieken''' (of ''gnostici'') een eerste plaats, zie artikel [[Gnostiek]] over de gnostieken in de 2e eeuw. 
 
Bij het '''bidden Bidden.''' Bij het bidden neemt men de gewoonte aan zich naar het Oosten te keren.  
 
'''Gnostieken.''' Onder de sekten bekleden de '''gnostieken''' (of ''gnostici'') een eerste plaats, zie artikel [[Gnostiek]] over de gnostieken in de 2e eeuw. 
 
'''Vervolging.''' In de derde en laatste periode van christenvervolgingen, die met keizer Decius (249-251) aanving, werd de strijd tussen christendom en heidendom op leven en dood gevoerd. Toen was de vervolging het hevigst, maar de worsteling eindigde met de volledige zegepraal van het christendoms. De meest bekende martelaar uit die tijd is Cyprianus. De vervolgingen in dit tweede tijdvak (100 -323) waren voor de Gemeente van Christus als een louterend vuur, waarin de geloofsmoed van de martelaars vaak helder aan het licht trad, maar ook het kaf van het koren werd gescheiden.
± 240. Bisschop Fabianus verdeelt de gemeente van Rome in zeven gemeenten.
± 242. Manicheïsme.
Regel 113 ⟶ 122:
317-397 Martinus van Tours.
323-337. Constantijn, eerste christelijke keizer; alleenheerser.
 
=== 313 ===
In het voorjaar van 313 vaardigde keizer Constantijn met zijn zwager Licinius het edikt van Milaan uit. Dit bevatte de volgende bepalingen:
 
# de vervolging van de Christenen moet gestaakt worden;
# alle staatsburgers mogen het Christendom omhelzen. Wie een anderen cultus willen volgen (op z'n minst 9/10 van de bevolking was niet-christen), genieten dezelfde vrijheid;
# alle geannexeerde kerken, begraafplaatsen en goederen moeten worden teruggegeven;
# de kerken en gemeenten moeten het recht van bezit en het erfrecht hebben.
 
Zó trad de kerk van Christus, na een verdrukking van drie eeuwen, glorierijk en zegepralend uit de strijd te voorschijn naar de belofte van haar Goddelijke Stichter: „Houdt moed! Ik heb de wereld overwonnen!” Christenen verlieten de catacomben.
 
Licinius overwon Maximinus in de slag van Adrianopel (april 313).
 
=== 316 ===
Licinius begon de Kerk weer te vervolgen (o.a. de veertig Martelaren van. Sebaste), doch hij wordt in 323 verslagen.
 
=== 323 ===
Licinius werd op 3 juli bij Byzantium door Constantijn verslagen. Constantijn was nu alleenheerser.
 
=== De uitbreiding van het christendom in deze periode ===
Regel 157 ⟶ 148:
De kerkhistoricus Adolf van Harnack (1851-1930) zegt dan ook: „Men mag gerust aannemen, dat zulke daden op niet-christenen een diepe indruk maakten en de propaganda machtig bevorderden.”<ref name=":0" /> Ook hun heldhaftige vergevingsgezindheid stemde de volksmening steeds gunstiger: de christenen peinsden niet op wraak, maar vergolden kwaad met goed.
 
<u>3. Standvastigheid van de martelaren</u>. Ook de standvastigheid van de martelaren wekte de verbazing en bewondering van de heidenen. „Kruisigt ons — roept Tertullianus (leefde ca. 160-220) uit — foltert ons, verbrijzelt ons! Wij winnen in aantal, naarmate we door u worden weggemaaid: een zààdzáád is het bloed van de christenen”<ref name=":0" />
 
Zelfs Jean Jacques Rousseau (18e eeuw) moest getuigen: „De christenen snellen naar het martelveld, en de volken stromen naar de doopvont. De geschiedenis van de eerste eeuwen van het christendom is een onafgebroken wonder.”<ref>Aangehaald in: H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 52-53.</ref> „Graag - zegt Pascal - gelooft men een mens die voor zijn getuigenis sterft.”<ref>Aangehaald in: H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk'' (Venloo: G. Mosmans senior, 1926) blz. 53.</ref>
Regel 171 ⟶ 162:
 
==== Heidense geleerden versus geloofsverdedigers ====
In dit tweede tijdvak werd de Gemeente echter niet alleen met brandstapel en moordbijl door de heidenen bestreden, maar ook de pen bleek in hun hand een scherp wapen te zijn. Reeds vroeg stonden er heidense geleerden op, die door woord en schrift, door spot en hoon, door leugen en laster de christelijken godsdienst bestreden en de wereldlijke overheid tot vervolging ophitsten.
Reeds vroeg stonden er heidense geleerden op, die door woord en schrift, door spot en hoon, door leugen en laster de christelijken godsdienst bestreden en de wereldlijke overheid tot vervolging ophitsten. Tegen zulke aanvallers stelden zich spoedig talrijke [[Apologeten]] of „Verdedigers van het geloof” te weer, die in hun voor een deel nog bewaard gebleven geschriften de lasteringen van de heidenen weerlegden, de dwalingen van het Heidendom aantoonden en de waarheid van Jezus' leer overtuigend bewezen. De beroemdste apologeten waren [[Justinus de Martelaar|Justinus]], [[Ireneüs van Lyon|Ireneüs]], [[Cyprianus]], [[Tertullianus]], [[Clemens van Alexandrië]] en [[Origenes]].
 
Tegen zulke aanvallers stelden zich spoedig talrijke [[Apologeten]] of „Verdedigers van het geloof” te weer, die in hun voor een deel nog bewaard gebleven geschriften de lasteringen van de heidenen weerlegden, de dwalingen van het Heidendom aantoonden en de waarheid van Jezus' leer overtuigend bewezen. De beroemdste apologeten waren [[Justinus de Martelaar|Justinus]], [[Ireneüs van Lyon|Ireneüs]], [[Cyprianus]], [[Tertullianus]], [[Clemens van Alexandrië]] en [[Origenes]]. Te Alexandrië in Egypte werd in de tweede eeuw zelfs een zogenaamde Katechetenschool gesticht met het doel, bekwame verdedigers van de christelijke waarheid te vormen.
 
Met de verdediging van de waarheid door de Apologeten werd tevens de kerkleer meer tot ontwikkeling gebracht.
 
==== Ketterijen ====
De gevaarlijkste vijanden van het christendomschristendom waren ten allen tijde de dwaalleeraarsdwaalleraars, welke uit hoogmoed hun verstand niet aan de het geloof wilden onderwerpen en daarom de leer van Christus vervalsten, en vele anderen meesleepten. Zulke dwaalleraars waren er reeds in de eerste eeuw, naar het woord van de apostel Paulus: <blockquote>''1Co 11:19  Want er moeten ook sekten onder u zijn, opdat ook de beproefden onder u openbaar worden. (Telos)''</blockquote>Men houde in het oog, dat niet allen die dwaalden, formele ketters waren. Tot de gewichtigste ketterijen van de eerste eeuwen behoren
 
* de [[Gnostiek|gnostieke]] leer van [[Cerinthus]], welke vermoedelijk door de apostel [[Johannes (apostel)|Johannes]] is bestreden;
* de [[Ebionieten]], die de Godheid van Christus loochenden;
* de Nazareërs;
* de Eskesaïeten, die Jodendom en christendom met astrologie en tovenarij vermengden.
 
Cerinthus en de andere genoemde ketters waren Joden-christenen. Zij wilden zich niet losmaken van de Mozaïsche Wet en dwaalden weldra geheel af.
Regel 204 ⟶ 197:
 
=== Chiliasten ===
De ''Chiliasten'' of ''Millenarii'' (van ''mille'' = duizend) beweerden, dat na een zesduizendjarig bestaan van deze wereld de Antichrist zal komen en zegepralen. Na een heerschappij van drie en een half jaar zal de Christus overwinnen. Dan begint het [[Duizendjarige rijk|duizendjarige rijk]], dat zijn zetel te Jeruzalem heeft. Christus beheerst de wereld, die in een paradijs-toestand zal verkeren. Al die tijd blijft satan machteloos. Na die tijd hervat hij de strijd, die eindigt met zijn volslagen nederlaag en het Laatste Oordeel.
 
Helaas rekende de paus en andere bisschoppen ook het chiliasme, dat het Schriftgedeelte over het duizendjarig rijk letterlijk neemt, tot de dwalingen.
 
Zie [[Chiliasme]] voor het hoofdartikel.
 
=== 313 ===
In het voorjaar van 313 vaardigde keizer Constantijn met zijn zwager Licinius het edikt van Milaan uit. Dit bevatte de volgende bepalingen:
 
# de vervolging van de Christenen moet gestaakt worden;
# alle staatsburgers mogen het Christendom omhelzen. Wie een anderen cultus willen volgen (op z'n minst 9/10 van de bevolking was niet-christen), genieten dezelfde vrijheid;
# alle geannexeerde kerken, begraafplaatsen en goederen moeten worden teruggegeven;
# de kerken en gemeenten moeten het recht van bezit en het erfrecht hebben.
 
Zó trad de kerk van Christus, na een verdrukking van drie eeuwen, glorierijk en zegepralend uit de strijd te voorschijn naar de belofte van haar Goddelijke Stichter: „Houdt moed! Ik heb de wereld overwonnen!” Christenen verlieten de catacomben.
 
Licinius overwon Maximinus in de slag van Adrianopel (april 313).
 
=== 316 ===
Licinius begon de Kerk weer te vervolgen (o.a. de veertig Martelaren van. Sebaste), doch hij wordt in 323 verslagen.
 
=== 323 ===
Licinius werd op 3 juli bij Byzantium door Constantijn verslagen. Constantijn was nu alleenheerser.
 
== De Grieks-Romeinse rijkskerk (323-590 n.C.) ==
Het derde tijdvak van de oude kerkgeschiedenis is de tijd van de '''Grieks-Romeinse rijkskerk''' en duurt ruim twee en een halve eeuw (323-590 n.C.). Daarin zien we de Katholieke kerk zich huwen aan de staat. Ze wordt daardoor Grieks-Romeinse rijkskerk. In die kerk ontwikkelt zich het ''dogma, ''wordt het ''leven ''veruitwendigd, neemt de leer van de ''dubbele moraal ''vaste vormen aan en komt de ''hierarchiehiërarchie ''tot meerdere ontplooiing. Wegens de ontwikkeling van het dogma wordt deze tijd ook genoemd "de dogmatische tijd in de Grieks-Romaanse Staatskerk"<ref>H.A. van der Mast, ''Beelden en schetsen uit de kerkgeschiedenis'' (Amsterdam: H.A. van Bottenburg, 1924), blz. 580. </ref>.
 
'''Verheffing.''' Bij 't begin van dit tijdperk was een heel andere tijd voor de Kerk gekomen. Was ze tot hiertoe bloedig vervolgd en in de gunstigste omstandigheden hoogstens oogluikend geduld, thans kwam zij in hoge ere en werd door de keizers met weldaden overladen. Het heidendom trad op de achtergrond en het christendom breidde zich onder Constantijn en zijn opvolgers steeds meer uit, totdat Theodosius I omstreeks 380 het christendom tot staatsgodsdienst verhief. De heidense tempels werden geslecht en terugkeer tot het heidendom werd op straffe des doods verboden.
 
'''Aardse voorrechten en voorspoed.''' De Christelijke Kerk genoot uiterlijk niet weinig voorrechten. Ze mocht bezittingen verwerven; ze had haar eigen rechtspraak en haar 'geestelijken' werden van vele belastingen vrijgesteld. Prachtige tempels verrezen allerwegen, schitterend van goud, doch het innerlijke goud begon bij de uitwendige glans langzamerhand te verdonkeren.
 
'''Staatskerk.''' Bovendien waren er aan die uiterlijke voorspoed vele schaduwzijden verbonden. De Kerk was niet vrij meer; de Keizer oefende grote invloed uit op de gang van zaken; hij riep de synoden bijeen en de uitspraken van de synoden moesten aan zijn goedkeuring worden onderworpen om kracht van wet te krijgen; zodoende werden de besluiten van een synode met staatswetten gelijk gesteld. De Keizer benoemde de bisschoppen of oefende althans grote invloed uit op de keuze van die hoge voorgangers. Want de christelijke Kerk was nu geworden de Grieks-Romaanse Staatskerk. Haar vrijheid had ze bij die uiterlijke glans ingeboet.
 
'''Dogmatische tijd.''' Dit tijdperk wordt genoemd 'de dogmatische tijd', want in dit tijdvak ontstonden hevige twisten over de leer, die veel beroeringen in de Kerk veroorzaakten, maar waardoor de waarheid steeds duidelijker aan het licht kwam en langzamerhand de leer van de Kerk kon vastgesteld worden; men denke bijv. aan het zogenaamde Symbolum van Nicea.
 
'''Ariaanse strijd.''' De eerste van deze twisten was de Ariaanse strijd, zo genoemd naar Arius, een ouderling van Alexandië, die leerde dat de Zoon van God niet in wezen gelijk is met de Vader, maar het eerst geschapen schepsel is. Arius loochende dus de Godheid van Christus. Zijn grootste tegenstander was Athanasius. Op meer dan één Kerkvergadering werd de leer van Arius veroordeeld en de leer van de Godheid van Christus als de leer der Kerk gehandhaafd, evenals Zijn ware mensheid.
 
'''Nestorius.''' Een andere twistappel werd door Nestorius, patriarch van Constantinopel (428-431), opgeworpen, die de beide naturen in Christus, de Goddelijke en de menselijke natuur, geheel van elkander scheidde en daardoor de eenheid van Christus' persoonlijkheid ophief. Na eindeloze twisten werd de leer van Nestorius veroordeeld. Als leer van de Kerk werd in 451 de formule van Leo I, bisschop van Rome, aangenomen, welke aldus luidt: „ln Christus zijn twee naturen, onvermengd en onveranderd, ongedeeld en ongescheiden." De Nestorianen scheurden zich van de Kerk los en verbreidden hun leer in Perzië en in Indië. In 't laatste land werden ze naar een van hun leraars 'Thomas-christenen' genoemd. In Perzië heetten ze 'Chaldeeuwse christenen'.
 
'''Pelagius''' loochende de uitverkiezing en al wat met deze leer samenhangt, maar hij vond een geducht bestrijder in Augustinus, de beroemdste van de '[[kerkvaders]]', wiens opvattingen over de 'predestinatie' (uitverkiezing, voorbeschikking) als de leer der Kerk werd erkend.
 
'''Evangelisatie.''' Gedurende deze leerstellige twisten werd het Evangelie steeds meer onder de Germaanse volken verbreid.
325. Eerste oecumenische concilie (bisschoppenvergadering), te Nicea.
330-379 Basilius. Hij sticht kloosters in Klein-Azië.