Oude kerkgeschiedenis: verschil tussen versies

4.684 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
Regel 333:
Gemeente: dat is passend en recht.
Het voornaamste in de dienst werd langzamerhand het [[avondmaal]].
 
'''Ontstaan van zondagsheiliging en van feestdagen.''' Naast de ''zondag'' werden in deze tijd het Paas-, Pinkster- en Kerstfeest gevierd, zodat belangrijke heilsfeiten overdacht werden. De zondag was sinds Constantijn de Grote in hoge ere. Keizer Theodosius liet op die dag alle plaatsen voor open­bare vermakelijkheden sluiten. Het concilie van Laodicea (360) eiste zelfs onthouding van alle arbeid. Naast de zondag kwamen de feestdagen te staan. Eerst het Paasfeest, dat voorafgegaan werd door een 40-daags vasten. Het hoogte­punt van die 40 dagen was de lijdensweek. Van Pasen tot Pinksteren hield men dagelijks avondmaal. In de 4e eeuw ont­stond het Hemelvaartsfeest. Daarop volgde Pinksteren. In de­ zelfde eeuw ontstond het Kerstfeest.
 
'''Verering van heiligen, engelen, beelden en relikwieën.''' Het is bedroevend om op te merken, hoe de verering der heiligen, engelen, beelden en relikwieën gaandeweg toenam. Eerst werden de ''martelaren'' bijzonder geëerd. Men vierde hun sterfdagen en kwam zelfs op hun graven bijeen. Toen de vervolging geëindigd was, en er geen martelaren meer waren, werden de ''kluizenaars'' en de ''monniken'' de geëerden. Ook sommige bisschoppen, die strenge ascese hadden be­oefend, werden in hoge waarde gehouden. Er bestond echter nog geen ''heiligverklaring'' door de ''kerk''. Het ''volk'' verklaarde heilig. In het Oosten begon men al deze heiligen aan te roepen, omdat zij deel hadden aan de alomtegenwoordigheid en alwetendheid van God; maar men maakte nog onderscheid tussen ''aanroepen'' en ''aanbidden''. Aanbidden mocht men God alleen.
 
<u>Maria</u>. Maria kreeg onder de heiligen een ereplaats. Velen be­schouwden haar als zondeloos. Geen wonder dat men feesten te harer ere organiseerde (het feest der aankondiging, 25 maart, en het feest der reiniging, 2 februari.).
 
<u>Engelen</u>. Ook de engelen werden vereerd. Op 29 september werd een feest ingesteld ter ere van [[Michaël]].
 
<u>Beelden</u>. Ook de beelden ging men bijzondere eer betonen. Eerst had men in de huizen slechts symbolen (schip, anker, duif), maar langzamerhand in de 4e en 5e eeuw werden deze uit de huizen naar de kerken overgebracht. Eerst vreesde men nog om Christus en de heiligen af te beelden, maar ondanks de waarschuwing van enkele kerkvaders (o.a. Augustinus) ge­beurde het toch en Gregorius de Grote noemde de beelden nodig tot onderwijzing van de onkundige leken.
 
<u>Relikwieën</u>. De verering der relikwieën nam ook zeer toe. Eerst hield men de beenderen van de martelaren in hoge waarde. Daarna begon men te leren, dat door de relikwieën wonderen konden geschieden en, toen er jaarlijks bedevaartgangers naar het land van Israël trokken, werd het aantal relikwieën groter.
 
'''Uitstel van de doop.''' De kinderdoop kwam reeds vroeg voor. In de 4e en 5e eeuw nam de doop van de volwassenen steeds grotere afmetingen aan en ontstond het zogenaamde ''catechumenaat'', d.w.z. de toestand, waarin zij verkeerden, die nog niet gedoopt waren, maar die zich voorbereidden om die te ontvangen. Er waren verschillende oorzaken, die meegewerkt hebben om de doop uit te stellen. Ten eerste waren er velen die, menende dat de doop een zekere magische kracht bezat om de zonden weg te nemen, met de doop wachtten tot op rijpere leeftijd. Dan werden immers alle overige zonden weggenomen. Ten tweede waren er vele jongelingen, die gingen studeren aan heidense scholen. Wanneer ze daar vandaan kwamen, en de wereldse kring hadden verlaten, werden zij eerst gedoopt. Ten derde werden vele heidenen die tot het Christendom kwamen, een zekere tijd op proef gesteld en pas daarna gedoopt.
 
'''Avondmaal.''' Wanneer de godsdienstoefening geëindigd was en de catechumenen de kerk hadden verlaten, werd het avondmaal gevierd. De priester begon de plechtigheid door uit te roepen: „ver­heft uw harten tot God" en de gemeente antwoordde: „wij heffen ze op tot de Heere". Dan volgde de ''dankzegging'' of ''eucharistie''. De priester dankte de Heere voor alle gaven in natuur en genade. Vervolgens had de ''consecratie'' plaats. De woorden van de instelling van het avondmaal werden uitgesproken en eindelijk werden de tekenen aan de gelovigen uitgereikt en genoten deze de ''communie''.
 
Eerst werd het avondmaal dagelijks gevierd, daarna elke zondag, nog later enkele malen in het jaar, doorgaans op de feestdagen.
 
De kindercommunie werd in het Westen afgeschaft (9e eeuw).
 
De dwaling over de betekenis van het avondmaal begon zich in die tijd al te openbaren. Eerst had men het beschouwd als een offer, een dankoffer, maar daar bleef het niet bij. Men noemde het later een "onbloedige herhaling van het bloedige offer van Christus".
325. Eerste oecumenische concilie (bisschoppenvergadering), te Nicea.
330-379 Basilius. Hij sticht kloosters in Klein-Azië.