k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 8:
Voor de stelling dat de gemeente vóór de grote verdrukking wordt verwijderd van de aarde zijn onder meer de volgende argumenten aangevoerd:
'''Niet bestemd tot toorn.''' De Grote Verdrukking is de tijd dat de toorn van God over de aarde wordt uitgegoten. De aarde zal worden getroffen door rampen en plagen. De Grote Verdrukking is zwaarder en omvangrijker dan vroegere verdrukkingen. Hoewel de Gemeente verdrukking en vervolging heeft ondervonden en in veel landen nog ondervindt, zal zij niet worden blootgesteld aan de Grote Verdrukking. Want God heeft de Gemeente niet bestemd tot toorn
Zie ook [[Ure der verzoeking|Uur van de verzoeking]].
'''Herstel van Israël na de bedeling van de gemeente.''' Wij leven nu in de tijd van de gemeente, waarin geen onderscheid is tussen Jood en heiden. Het volk Israël, dat zijn Messias niet kent, maar miskent of afwijst, is terzijde gesteld. Het is 'niet-mijn-volk'. Israël heeft echter niet voor altijd afgedaan. Gods heilsbeloften aan het volk zijn onberouwelijk. Jacob ging voor Rachel, maar hij kreeg Lea. Maar na zijn huwelijk met Lea werd ook Rachel, de aanvankelijk beoogde vrouw, verworven. Zo zal God Isräel als volk (terug)winnen als Christus Zijn gemeente tot Zich genomen heeft.
Sinds de 19e eeuw zien wij dat, onder Gods bestuur, Israëlieten weer terugkeren naar het beloofde land, zij het in ongeloof aan de ware messias Jezus Christus. De 19e-eeuwse pretribulationisten meenden dat de volgende gebeurtenissen zouden plaatsvinden ná de opname van de gemeente: de terugkeer naar het beloofde land, de oprichting van de staat Israël (1948), de verovering van oud Jeruzalem (1967), de vorming van een Christusgelovig overblijfsel in Israël.
Duidelijk handelt God weer met Israël ten tijde van de oordelen over het aardrijk. Zo zondert Hij uit dit volk zondert 144.000 dienstknechten af, beschermt hij een vrouw (symbool van het gelovig overblijfsel van Israël) en laat Hij in Jeruzalem twee getuigen optreden. Dat gebeurt allemaal als de bedeling van de gemeente voorbij is en de gemeente verwijderd is van de aarde.
'''Ontmoeting met de Heer in de lucht.''' Bij de opname van de gemeente, wanneer de Heer Jezus haar tot zich neemt (Joh. 14:3), gaat de gemeente haar Heer tegemoet in de lucht. <blockquote>''1Th 4:17 daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zo zullen wij altijd met de Heer zijn.'' (TELOS)</blockquote>Na de [[Grote Verdrukking|grote verdrukking]] komt de Heer op aarde en zullen zijn voeten staan op de [[Olijfberg]] (Zach. 14:5).
'''Uit de hemel met de Heer verschijnen in de wereld.''' De Heer Jezus Christus daalt met zijn heiligen neer uit de hemel en verschijnt in de wereld (Col. 3:4; 1 Thess. 3:13; Op 17:14; 19:14), dus moeten zij voordien zijn opgenomen in de hemel. Van de tien koningen en het Beest wordt gezegd:<blockquote>''Opb 17:14 Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, en het Lam zal hen overwinnen - want Hij is Heer van de heren en Koning van de koningen - en <u>zij die met Hem zijn, geroepenen en uitverkorenen en getrouwen</u>. (Telos)''</blockquote><blockquote>''Opb 19:11 En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. (...) Opb 19:14 En <u>de legers die in de hemel zijn</u>, volgden Hem op witte paarden, bekleed met wit, rein, fijn linnen. (Telos)''</blockquote><br />
== Voetnoot ==
|