Reine en onreine dieren: verschil tussen versies

6.040 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 15:
Al wie ze aanraakte, was onrein (Lev. 11:26). “Van hun vlees mag u niet eten en hun kadavers niet aanraken; ze zijn voor u onrein.” (Lev. 11:8; vgl. Deut. 14:3,7-8)
 
Alle ''zoolgangers'' onder al de dieren die op vier poten gaan, waren voor de Israëliet onrein (Lev. 11:27). <blockquote>''“Al wie hun kadaver aanraakt, is onrein tot de avond. En wie hun kadaver draagt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond; ze zijn voor u onrein”'' (Lev. 11:28).</blockquote>
[[Bestand:Мышь 2 (cropped).jpg|miniatuur|312x312px|Muis]]
De ''kruipende'' landdieren, die zich over de aarde voortbewegen, hetzij op de buik of op poten, waren afschuwelijk en onrein voor de Israëliet (Leviticus 11:29-31; 41-44), zoals:
[[Bestand:BennyTrapp Chamaeleo chamaeleon Samos Griechenland.jpg|miniatuur|314x314px|Gewone kameleon]]
 
* de mol (Lev. 11:29 NBG51, HSV). SV: 'wezeltje'. Canis: 'wezel'. NBV04: 'blindmuizen'
De ''kruipende'' landdieren, die zich over de aarde voortbewegen, hetzij op de buik of op poten, waren afschuwelijk en onrein voor de Israëliet (Leviticus 11:29-31; 41-44), zoals de mol (Statenvertaling: 'wezeltje'), de muis, elke soort pad (Statenvertaling: 'de schildpad naar haar aard'), de gekko (Statenvertaling: 'zwijnegel'), de varaan (Statenvertaling: 'krokodil'), de hagedis, de skink (Statenvertaling: 'slak') en de kameleon (Statenvertaling: 'mol').
* de muis (Lev. 11:29 SV, Canis, NBG51, HSV). NBV04: 'ratten en muizen'.
* elke soort pad (Lev. 11:29, NBG51, HSV, NBV04). SV: 'de schildpad naar haar aard'. Canis: 'hagedissen'.
* de gekko (Lev. 11:30, HSV, NBV04). SV: 'zwijnegel'. Canis: 'veldmuis'. NBG51: 'egel'.
* de varaan (Lev. 11:30, NBG51<ref>'Waraan'.</ref>, HSV, NBV04). SV: 'krokodil'. Canis: 'mol'.
* de hagedis (Lev. 11:30, SV, NBG51, HSV, NBV04). Canis: 'salamander'.
* de skink (Lev. 11:30, HSV, NBV04). SV, NBG51: 'slak'. Canis: 'muurhagedis'.
* de kameleon (Lev. 11:30, Canis, NBG51, NBV04, HSV). SV: 'mol'.
 
Ze mochten niet gegeten worden. <blockquote>''“Al wie ze aanraakt als ze dood zijn, is onrein tot de avond”'' (Lev. 11:31). </blockquote><blockquote>''“U mag uzelf niet tot een afschuw maken met al die kruipende dieren die zich zo voortbewegen, en u mag zich daarmee niet verontreinigen zodat u daardoor verontreinigd wordt,  want Ik ben de HEERE, uw God. U moet u heiligen en heilig zijn, want Ik ben heilig"'' (Lev. 11:43-44).</blockquote>Deze kruipende dieren (mol, muis, pad enz.) kwamen in woningen dikwijls voor. Wanneer ze, stervende of reeds gestorven, op of in iets vielen (pan, pot, kleed, zak) was dit onrein tot de avond. Het moest in water worden gelegd (Lev. 11:32). Een aarden pot, onrein geworden, moest gebroken worden. Voedsel en drank uit zo'n pot (vat, kruik) was onrein. Ook de verontreinigde oven en de bakpan moesten stukgebroken worden (Lev. 11:35). Een bron of waterput of zaaigoed (zaaibaar zaad) zou door het dode dier niet verontreinigd raken, het zou rein blijven. <blockquote>''"Maar als er water op het zaad gegoten wordt, en er valt [iets] van hun kadaver op, dan is dat voor u onrein."'' (Lev. 11:38)</blockquote>
 
Deze kruipende dieren (mol, muis, pad enz.) kwamen in woningen dikwijls voor. Wanneer ze, stervende of reed gestorven, op of in iets vielen (pan, pot, kleed, zak) was dit onrein tot de avond. Het moest in water worden gelegd (Lev. 11:32). Een aarden pot, onrein geworden, moest gebroken worden. Voedsel en drank uit zo'n pot (vat, kruik) was onrein. Ook de verontreinigde oven en de bakpan moesten stukgebroken worden (Lev. 11:35). Een bron of waterput of zaaigoed (zaaibaar zaad) zou door het dode dier niet verontreinigd raken, het zou rein blijven. "Maar als er water op het zaad gegoten wordt, en er valt [iets] van hun kadaver op, dan is dat voor u onrein." (Lev. 11:38)
 
== Waterdieren ==
Regel 29 ⟶ 37:
 
== Vogels ==
[[Bestand:Wolf golden eagle.jpg|miniatuur|612x612px498x498px|De [[arend]] was voor de Israëliet een onrein dier. Afgebeeld is de steenarend of goudadelaar. ''Golden Eagle'', schilderij van Joseph Wolf (1820-1899)]]
De Israëliet mocht alleen ''reine'' '''vogels en reine gevleugelde dieren''' eten (Deut. 14:11,20). Reine vogels zijn bijvoorbeeld duiven en kwartels.
De Israëliet mocht alleen ''reine'' '''vogels en reine gevleugelde dieren''' eten (Deut. 14:11,20). Als onrein en afschuwelijk gevogelte wees God aan (Lev. 11:13-19; Deut. 14:12-18; 21:12) de arend, de lammergier (Statenvertaling: 'havik'), de monniksgier (Statenvertaling: 'zeearend'), de buizerd (Statenvertaling: 'gier'), elke soort kiekendief (Statenvertaling: 'kraai'), elke soort wouw, elke soort raaf, de struisvogel (Statenvertaling: 'struis'), de velduil (Statenvertaling: 'nachtuil'), de meeuw (Statenvertaling: 'koekoek'), elke soort valk (Statenvertaling: 'sperwer'), de steenuil, de visarend (Statenvertaling: 'duikertje'), de ransuil (Statenvertaling: 'schuifuit'), de kerkuil (Statenvertaling: 'kauw'), de kraai (Statenvertaling: 'roerdomp'), de aasgier (Statenvertaling: 'pelikaan'), de ooievaar, elke soort reiger, de hop en de vleermuis. Dit zijn voornamelijk roofvogels en aasvogels.
 
Als onrein en afschuwelijk gevogelte wees God de volgende vogels aan (Lev. 11:13-19; Deut. 14:12-18; 21:12). We geven ze weer in vijf verschillende Bijbelvertalingen, waarvan HSV en NBV04 de meest recente zijn.
Over het 'kruipende gevogelte' (Deut. 14:19 Statenvertaling), dus kruipende dieren die vleugels hebben, zie volgende paragraaf.
 
* de [[arend]] (Lev. 11:13, SV, NBG51, HSV e.a). NBV04: 'vale gier'.
* de lammergier (Lev. 11:13, NBG51, HSV, NBV04). SV: 'havik'.
* de monniksgier (Lev. 11:13, HSV). SV, NBG51: 'zeearend'. Canis: 'aasgier'. NBV04: 'zwarte gier'.
* de buizerd (Lev. 11:14, HSV). SV: 'gier'. NBG51, Canis: 'wouw'. NBV04: 'rode wouw'.
* elke soort kiekendief (Lev. 11:14, HSV). SV: 'kraai'. NBG51: 'gieren'. Canis: 'valken'. NBV04: 'buizerds'.
* elke soort raaf (Lev. 11:15, HSV, SV, Canis, NBG51). NBV04: 'alle soorten kraaien en raven'.
* de struisvogel (Lev. 11:16, HSV, Canis, NBG51, NBV04). SV: 'struis'.
* de velduil (Lev. 11:16, HSV, NBV04). SV: 'nachtuil'. NBG51: 'katuil'. Canis: 'sperwer'.
* de meeuw (Lev. 11:16, HSV, NBG51, Canis). SV: 'koekoek'. NBV04: 'bosuil'.
* elke soort valk (Lev. 11:16, HSV, NBV04). SV: 'sperwer'. NBG51: 'sperwers'. Canis: 'haviken'.
* de steenuil (Lev. 11:17, HSV, Canis, NBG51, NBV04).
* de visarend (Lev. 11:17, HSV). SV: 'duikertje'. Canis: 'pelikaan'. NBG51: 'aalscholver'. NBV04: 'visuil'.
* de ransuil  (Lev. 11:17, HSV, NBV04). SV: 'schuifuit'. Canis: 'velduil'. NBG51: 'Oehoe'.
* de kerkuil (Lev. 11:18, HSV). SV: 'kauw'. Canis: 'nachtuil'. NBG51: 'witte uil". NBV04: 'katuil'.
* de kraai (Lev. 11:18, HSV). SV: 'roerdomp'. Canis: 'reiger'. NBG51: 'pelikaan'. NBV04: 'dwergooruil'.
* de aasgier (Lev. 11:18, HSV, NBG51). SV: 'pelikaan'. Canis: 'stinkgier'. NBV04: 'visarend'.
* de ooievaar (Lev. 11:19, SV, NBG51, Canis, HSV, NBV04).
* elke soort reiger (Lev. 11:19, SV, NBG51, HSV, NBV04). Canis: 'kraanvogels'.
* de hop (Lev. 11:19, SV, NBG51, HSV, NBV04). Canis: 'specht'.
* de vleermuis (Lev. 11:19, SV, NBG51, Canis, NBV04, HSV).
 
De verschillende vertalingen tonen aan dat van verscheidene Hebreeuwse namen niet zeker is naar welke vogel zij verwijzen.
 
De vermelde vogels zijn voornamelijk roofvogels en aasvogels.<blockquote>''Mt 24:28  Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen.'' (Telos)</blockquote>Het toekomstige gevallen Babylon zal een bewaarplaats worden "van elke onreine en gehate vogel". <blockquote>''Opb 18:2  En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden.'' (Telos)</blockquote>Over het 'kruipende gevogelte' (Deut. 14:19 Statenvertaling), dus kruipende dieren die vleugels hebben, zie volgende paragraaf.
 
== Insecten ==
'''De op vier voeten kruipende, kleine gevleugelde dieren''' waren bijna alle ''onrein'' voor de Israëliet, hij mocht ze niet eten (Lev. 11:20, 23-25; Deut. 14:19).<blockquote>''De 14:19 Ook al het kruipend gevogelte zal ulieden onrein zijn; zij zullen niet gegeten worden. (SV)'' </blockquote>In de Herziene Statenvertaling<blockquote>''De 14:19 Ook alle gevleugelde insecten zijn voor u onrein; ze mogen niet gegeten worden. (HSV)''</blockquote>Van alle gevleugelde insecten die op vier poten gaan en die naast hun poten een stel springpoten hebben om daarmee over de grond te springen, mocht de Israëliet de volgende soorten wel eten (Lev. 11:21-22).<blockquote>''Le elke11:21  soortMaar veldsprinkhaandeze (Statenvertaling:mag 'sprinkhaan'),u elke[wel] soorteten sabelsprinkhaan (Statenvertaling:van 'solham'),alle elkegevleugelde soortinsecten krekel (Statenvertaling:die 'hargol') op vier [poten] gaan [en] elkedie soortnaast doornsprinkhaan (Statenvertaling:hun poten een stel springpoten hebben om daarmee over de grond te springen.'hagab' (Lev.HSV)</blockquote>Deze 11soorten mochten gegeten worden:21-22).
 
* elke soort veldsprinkhaan (Lev. 11:22 HSV, NBV04). SV, Canis, NBG51: 'sprinkhaan'.
Door de kruipende gevleugelde dieren zou de Israëliet zichzelf kunnen verontreinigen. "Al wie hun kadavers aanraakt, is onrein tot de avond. En al wie een deel van hun kadaver draagt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond. En al wie [een deel] van hun kadaver draagt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond.” (Lev. 11:24-25).
* elke soort sabelsprinkhaan (Lev. 11:22 HSV, NBV04). SV: 'solham'. Canis: 'veelvraat'. NBG51: 'treksprinkhanen'.
* elke soort krekel (Lev. 11:22 HSV, NBV04). SV: 'hargol'. Canis: 'langpoot'. NBG51: 'veldsprinkhanen'.
* elke soort doornsprinkhaan (Lev. 11:22 HSV). SV: 'hagab'. Canis: 'knaagbek'. NBG51: 'kleine trekspringhanen'. NBV04: 'dwergsprinkhanen'.
 
De Statenvertaling laat enkele namen onvertaald.
 
Door het dode aas (kadavers) van de kruipende gevleugelde dieren zou de Israëliet zichzelf kunnen verontreinigen. <blockquote>''"Al wie hun kadavers aanraakt, is onrein tot de avond. En al wie een deel van hun kadaver draagt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond. En al wie [een deel] van hun kadaver draagt, moet zijn kleren wassen en is onrein tot de avond.”'' (Lev. 11:24-25).</blockquote>
 
Van Johannes de Doper lezen wij dat hij sprinkhanen als voedsel nam.<blockquote>''Mt 3:4 Hij nu, Johannes, droeg een kleed van kameelhaar en een lederen gordel om zijn lendenen; en zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing.'' (TELOS)</blockquote>
Regel 48 ⟶ 88:
 
== Zinnebeeldige betekenis ==
De kenmerken van reine en onreine dieren hebben ongetwijfeld symbolische betekenissen voor Nieuwtestamentische gelovigen. <blockquote>''"Want alles wat tevoren geschreven is, is tot onze lering geschreven, opdat wij door de volharding en door de vertroosting van de Schriften de hoop hebben"'' (Rom. 15:4).</blockquote>
 
'''Gespleten hoeven en herkauwend.''' Het verdelen van de hoef en het herkauwen kunnen wijzen op een vaste en volhardende wandel (als de kameel of de os) en het verteren of overdenken van wat wordt ontvangen (vgl. Ps 1:1,2; Spr. 12:27).
 
'''Springpoten.''' Bijna al het kruipend gevleugeld gedierte, dat zich op de aarde voortbeweegt, was onrein. De aarde is onder de vloek vanwege de zonde, en er moet een zedelijke verhoging zijn, een uitstijgen boven het platvloerse, het aardse. De sprinkhaan kon springen en mocht daarom gegeten worden.<blockquote>''Flp 3:18 Want velen wandelen, van wie ik u dikwijls heb gezegd en nu ook wenend zeg, dat zij de vijanden van het kruis van Christus zijn; Flp 3:19 hun einde is het verderf, hun God is de buik en hun heerlijkheid is in hun schande; zij bedenken de aardse dingen. Flp 3:20 Want ons burgerschap is in de hemelen, waaruit wij ook de Heer Jezus Christus als Heiland verwachten,'' (TELOS)</blockquote>"Zij bedenken (de) aardse dingen", zeggen de TELOS-vertaling, de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling. NBG51 en de Lutherse vertaling hebben: 'aardsgezind'. WV95 heeft: "zij hebben hun zinnen gezet op het aardse". Canisiusvertaling: '"hun zinnen zijn op het aardse gericht'". Naardense bijbelvertalingBijbelvertaling: '"zij zinnen op aardse zaken'".
 
'''Vinnen en schubben.''' De reine vissen hebben vinnen en schubben: de vinnen stellen de vis in staat zich voort te bewegen en op te stijgen in het water, zijn koers te richten en gevaar te vermijden; de schubben bieden de vis bescherming. Om besmettingen van de [[wereld]] te vermijden is een omzichtige wandel nodig, met de beschermingbeschermingsmiddelen die God heeft gegeven, waaronder "de helm van het heil" en het "schild van het geloof" (Ef. 6).
 
'''Vogels.''' Wellicht zijn ''onreine'' vogels een zinnebeeld van ''onreine'' geesten, boze machten in de hemelse gewesten, en van hun menselijke 'dienaars' (2 Cor. 11:15) op aarde. <blockquote>''2Co 11:14  En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het licht. 2Co 11:15  Het is dus niets bijzonders als ook zijn dienaars zich voordoen als dienaars van de gerechtigheid; hun einde zal zijn naar hun werken.'' (Telos)</blockquote>Misschien mogen we denken aan 'spirituele' leraars, valse godsdienstleraars, valse profeten, die mensen 'plukken' en een gevaar vormen voor een gezond geestelijk leven. Jezus had te maken met godsdienstige mensen die Hem wilden ombrengen. Hij wijst de duivel als hun 'vader' aan. <blockquote>''Joh 8:44  U bent uit uw vader, de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoordenaar van het begin af en staat niet in de waarheid, omdat geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij uit het zijne, omdat hij een leugenaar is en de vader ervan.'' (Telos)</blockquote>Hij waarschuwde voor schriftgeleerden, die "de huizen van de weduwen opeten". <blockquote>''Mr 12:38  En in zijn leer zei Hij tot hen: Kijkt u uit voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange kleren, begroetingen op de markten, Mr 12:39  eerste zetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden; Mr 12:40  <u>die de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lang bidden</u>. Dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Hnd 16:16  Het gebeurde nu, toen wij naar de gebedsplaats gingen, dat een slavin die een waarzeggende geest had, ons ontmoette, die haar meesters veel <u>winst</u> aanbracht met waarzeggen.'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Tit 1:10  Want er zijn vele en weerspannige zwetsers en bedriegers, vooral zij die uit de besnijdenis zijn. Tit 1:11  Men moet hun de mond stoppen, daar zij hele huizen omkeren, door te leren wat niet behoort ter wille van <u>schandelijke winst</u>. Tit 1:12  Iemand van hen, hun eigen <u>profeet</u>, heeft gezegd: Kretenzen zijn altijd leugenaars, kwade beesten, luie buiken. Tit 1:13  Dit getuigenis is waar. Stel hen daarom scherp aan de kaak, opdat zij gezond zijn in het geloof  Tit 1:14  en zich niet afgeven met joodse fabels en geboden van mensen die zich van de waarheid afwenden.  Tit 1:15  Voor de reinen is alles rein, maar voor de <u>besmetten</u> en ongelovigen is niets rein, maar zowel hun verstand als hun geweten is <u>besmet</u>. Tit 1:16  <u>Zij belijden God te kennen, maar zij verloochenen Hem met de werken, daar zij verfoeilijk</u> en ongehoorzaam zijn en voor alle goed werk ongeschikt.'' (Telos)</blockquote>
 
== Bronnen ==
Regel 60 ⟶ 102:
 
''A New and Concise Bible Dictionary'' (George Morris, 1899) s.v. Animals, Clean and Unclean. Hieruit is op 7 dec. 2012 tekst genomen, vertaald en verwerkt.
 
== Voetnoot ==