k
→28
k (→31) |
k (→28) |
||
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 2:
== Samenvatting ==
De Efraïmieten murmureren tegen Gideon, maar worden door hem gestild (1-3). Hij vervolgt de twee koningen der Midianieten over de Jordaan, waar de inwoners van Sukkoth en Pnuël smadelijk weigeren zijn leger te spijzigen (4-10). Hij overvalt en vangt de twee koningen der Midianieten en verstrooit hun overige manschappen (11-12).
== 1 ==
Ri 8:1 Toen zeiden de mannen van Efraïm tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt, dat gij ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden tegen de Midianieten? En zij twistten sterk met hem. (SV)
Hetzelfde verwijt van de Efraïmieten zal later de richter Jefta treffen, na diens overwinning over de Ammonieten.
== 2 ==
Ri 8:2 Hij daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraïm beter dan de wijnoogst van Abi-ezer? (SV)
'''Abiëzer.''' [[Gideon]] was een Abiëzriet.
== 4 ==
Regel 8 ⟶ 16:
'''Ging hij over.''' Naar de oostelijke oever van de Jordaan. De route wordt aangeduid door de gele lijn hieronder.
[[Bestand:Gideon strijd Midian-Access Foundation.jpg|geen|miniatuur|1275x1275px]]
== 7 ==
Ri 8:7 Toen zeide Gideon: Daarom, als de HEERE Zebah en Tsalmuna in mijn hand geeft, zo zal ik uw vlees dorsen met doornen der woestijn, en met distelen. (SV)
'''Uw vlees dorsen.''' Pijnigen.
== 10 ==
Regel 28 ⟶ 40:
Hoe gebeurde dat dorsen? Een mening zegt: door geselen; Gideon "laat de (militaire) leiders en oudsten van Sukkoth (77 man) geselen met woestijndorens en distelen"<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987).</ref>.
== 20 ==
Ri 8:20 En hij zeide tot Jether, zijn eerstgeborene: Sta op, dood hen; maar de jongeling trok zijn zwaard niet uit, want hij vreesde, dewijl hij nog een jongeling was. (SV)
'''Jether, zijn eerstgeborene.'''
{{Gideon stamboom}}
== 21 ==
Ri 8:21 Toen zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah en Tsalmuna, en nam de maantjes, die aan de halzen van hun kamelen waren. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''En
== 23 ==
Ri 8:23 Maar Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE zal over u heersen. (SV)
'''Mijn zoon.''' Misschien heeft Gideon aan Jether, zijn eerstgeborene (vs. 20), gedacht, maar hij heeft veel meer zonen gehad.
== 24 ==
Ri 8:24 Voorts zei Gideon tot hen: Een begeerte zal ik van u begeren: geeft mij maar eenieder een voorhoofdsiersel van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad, daar zij Ismaëlieten waren. (CP<ref name=":0" />)
'''Daar zij Ismaëlieten waren.''' Ismaëlieten is de algemene naam voor de nomadische volken, die in de woestijn van Arabië woonden. Tot hen behoorden ook de [[Midianieten]]<ref name=":1" />.
== 26 ==
Regel 47 ⟶ 68:
== 28 ==
Ri 8:28 Alzo werden de Midianieten te ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israëls, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. (SV)
'''Het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon.'''
{{Tijdbalk Israël
== 29 ==
|