Richteren 8: verschil tussen versies

757 bytes toegevoegd ,  1 jaar geleden
k
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2:
 
== Samenvatting ==
De Efraïmieten murmureren tegen Gideon, maar worden door hem gestild (1-3). Hij vervolgt de twee koningen der Midianieten over de Jordaan, waar de inwoners van Sukkoth en Pnuël smadelijk weigeren zijn leger te spijzigen (4-10). Hij overvalt en vangt de twee koningen der Midianieten en verstrooit hun overige manschappen (11-12). Wederom komend,Teruggekomen straft hij de oudsten van Sukkoth en dooddedoodt de inwoners van Pnuël (11-17). Hij doodt de twee koningen, Zeba en Tsalmuna (18-21). Gideon weigert heer te zijn over de noordelijke stammen (22-23). Hij eist een geschenk van de roof, en maakt daarvan een ergerlijke Efod, en stelt die te Ofra (24-27). Het land heeft 40 jaren rust (28-29). Gideons zonen, vrouwen, dood en begrafenis (30-32). Israël wordt weer afvallig van God, en is ondankbaar tegenover Gideons huis (33-35).
 
== 1 ==
Ri 8:1  Toen zeiden de mannen van Efraïm tot hem: Wat stuk is dit, dat gij ons gedaan hebt, dat gij ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden tegen de Midianieten? En zij twistten sterk met hem. (SV)
Hetzelfde verwijt van de Efraïmieten zal later de richter Jefta treffen, na diens overwinning over de Ammonieten.
 
== 2 ==
Ri 8:2  Hij daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden; zijn niet de nalezingen van Efraïm beter dan de wijnoogst van Abi-ezer? (SV)
'''Abiëzer.''' [[Gideon]] was een Abiëzriet.
 
== 4 ==
Regel 8 ⟶ 16:
'''Ging hij over.''' Naar de oostelijke oever van de Jordaan. De route wordt aangeduid door de gele lijn hieronder.
[[Bestand:Gideon strijd Midian-Access Foundation.jpg|geen|miniatuur|1275x1275px]]
 
== 7 ==
Ri 8:7  Toen zeide Gideon: Daarom, als de HEERE Zebah en Tsalmuna in mijn hand geeft, zo zal ik uw vlees dorsen met doornen der woestijn, en met distelen. (SV)
'''Uw vlees dorsen.''' Pijnigen.
 
== 10 ==
Regel 36 ⟶ 48:
== 21 ==
Ri 8:21  Toen zeiden Zebah en Tsalmuna: Sta gij op, en val op ons aan, want naar dat de man is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde Zebah en Tsalmuna, en nam de maantjes, die aan de halzen van hun kamelen waren. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''En naamnam de maantjes, die aan de halzen van hun kamelen waren.''' Deze maantjes waren maanvormige sieraden van zilver en goud, die aan de halzen van hun kamelen waren en hem als buit ten deel vielen. Gideon neemt de maantjes af, waaruit blijkt dat Zebah en Tsalmuna tot zo lang als koninklijke gevangenen behandeld zijn en dat de maantjes hier bijzondere tekenen van de koninklijke waardigheid waren (vgl. vs. 26)<ref name=":1">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Richt. 8. </ref>. Wellicht hielden ze verband met de verering van de maan.
 
== 23 ==
Regel 44 ⟶ 56:
== 24 ==
Ri 8:24  Voorts zei Gideon tot hen: Een begeerte zal ik van u begeren: geeft mij maar eenieder een voorhoofdsiersel van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad, daar zij Ismaëlieten waren. (CP<ref name=":0" />)
'''Daar zij Ismaëlieten waren.''' Ismaëlieten is de algemene naam voor de nomadische volken, die in de woestijn van Arabië woonden. Tot hen behoorden ook de [[Midianieten]]<ref name=":1" />.
 
== 26 ==
Regel 56 ⟶ 68:
== 28 ==
Ri 8:28  Alzo werden de Midianieten te ondergebracht voor het aangezicht der kinderen Israëls, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon. (SV)
 
'''Het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon.'''
{{Tijdbalk Israël 13401300-10421100 v.C.}}
 
== 29 ==