Romeinen 11: verschil tussen versies

606 bytes toegevoegd ,  2 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 31:
Let eens op de context van het vers uit Deut.:
 
''De 29:2 En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land; De 29:3 De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. De 29:5 En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uw klederen zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. De 29:6 Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat gij wistet, dat Ik de HEERE, uw God, ben.'' (SV)
 
'Die tekenen en grote wonderen' (Deut. 29:3). De Heer Jezus had ook wonderen en tekenen gedaan. Desondanks wekten dezen geen geloof, zie Joh 12:37-41. Overeenkomstige woorden van Paulus elders: Hand 28-25-29.
 
== 9 ==
Ro 11:9 En David zegt: ‘Laat hun tafel hun tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen en tot een vergelding worden; (Telos)
'''En David zegt.''' Ps. 69: 23-24 bevat een vloek van David over zijn vijanden.
'''En David zegt.''' “Men heeft veel gesproken tegen de vloekpsalmen van David, als onmenslievend; maar wat moeten wij dan zeggen als Paulus, de bedienaar van het Evangelie, van het Nieuwe Testament, van de genade, van de vrede, ze overneemt? Men vergeet over welke mensen zo’n oordeel wordt uitgesproken. Het zijn de verharde goddelozen, die de menselijke natuur hebben uitgeschud, wier lust het is kwaad te doen en te verderven. Mannen als Joab, die onder vriendschapsschijn twee mannen kon vermoorden: dus de sluipmoordenaars, de gifmengers, de bedriegers van beroep, de dieven, die nauwelijks uit het tuchthuis ontslagen meteen weer het oude misdrijf opvatten, in een woord, de goddelozen, die zich verheugen als zij kwaad kunnen doen. En hoe velen zijn er van die lieden nog in onze tegenwoordige maatschappij! Vraag het aan de jaarboeken van het lijfstraffelijk recht en u zult verbaasd staan tot welke allerergste goddeloosheden mensen kunnen vervallen, zonder te blikken of te blozen. Het geweten is dood in hen en alle zedelijk gevoel is in hen ten enen male uitgedoofd. Hoe hard het oordeel van God van de Schrift dus over hen klinken mag, het is ten volle rechtvaardig.” — Isaac Da Costa<ref>Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>.
 
'''En David zegt.''' “Men heeft veel gesproken tegen de vloekpsalmen van David, als onmenslievend; maar wat moeten wij dan zeggen als Paulus, de bedienaar van het Evangelie, van het Nieuwe Testament, van de genade, van de vrede, ze overneemt? Men vergeet over welke mensen zo’n oordeel wordt uitgesproken. Het zijn de verharde goddelozen, die de menselijke natuur hebben uitgeschud, wier lust het is kwaad te doen en te verderven. Mannen als Joab, die onder vriendschapsschijn twee mannen kon vermoorden: dus de sluipmoordenaars, de gifmengers, de bedriegers van beroep, de dieven, die nauwelijks uit het tuchthuis ontslagen meteen weer het oude misdrijf opvatten, in een woord, de goddelozen, die zich verheugen als zij kwaad kunnen doen. En hoe velen zijn er van die lieden nog in onze tegenwoordige maatschappij! Vraag het aan de jaarboeken van het lijfstraffelijk recht en u zult verbaasd staan tot welke allerergste goddeloosheden mensen kunnen vervallen, zonder te blikken of te blozen. Het geweten is dood in hen en alle zedelijk gevoel is in hen ten enen male uitgedoofd. Hoe hard het oordeel van God van de Schrift dus over hen klinken mag, het is ten volle rechtvaardig.” — Isaac Da Costa<ref>Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>.
'''Hun tafel.''' Dit staat voor hun aards goed.
 
'''Hun tafel.''' Deze tafel denke men zich hier als een leren lap, op de grond gespreid, zoals de Bedoeïen nog wel gebruiken<ref name=":0">W.H. Gispen e.a. (red.), ''Beknopt commentaar op de Bijbel in de nieuwe vertaling'' (Kampen: J.H. Kok, 1985) </ref>. Hierop lagen etenswaren. De tafel met zijn etenswaar staat voor aardse zegen.
 
'''Tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen.''' Wanneer men, bij overhaaste vlucht bijvoorbeeld, over zijn 'tafel' struikelde en ten val kwam. Tafel en strik staan hier tegenover elkaar als zegen en vloek.<ref name=":0" />
 
== 11 ==