Romeinen 11

Uit Christipedia

Romeinen 11 is een hoofdstuk van de Brief van Paulus aan de Romeinen. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd. De volgende hoofdstukken zijn samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:

Romeinenbrief: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16.

5

Ro 11:5  Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel naar de verkiezing van de genade. (Telos)

Het is Gods genadige verkiezing dat er een Israëlitisch overblijfsel is, dat gelooft in de Heer Jezus Christus.

7

Ro 11:7  Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar de uitverkorenen hebben het verkregen; en de overigen zijn verhard, (Telos)

Wat Israël zoekt. Gerechtigheid (uit werken) en een wet van gerechtigheid (9:31).

De uitverkorenen. De Israëlieten - een overblijfsel - die wél in Jezus hebben geloofd.

De overigen. De ongelovigen van het volk Israël.

Zijn verhard. Het gevolg van deze verharding is dat men niet opmerkt, zie volgende vers. Iemand die slaapt merkt niet op. Hij hoort niets en hij ziet niets. Zo is de toestand van het overgrote deel van Israël.  

8

Rom 11:8  zoals geschreven staat: ‘God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap, ogen om niet te kijken en oren om niet te horen, tot op de dag van heden’.`(Telos)
Zoals geschreven staat. Dit lijkt op een aanhaling uit:
Jes 29:10 Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten, en uw hoofden, [en] de zieners heeft Hij verblind. Jes 29:11 Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een, die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld. (SV)
Vgl:
Jes 6:10 Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. (SV)
En:
De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. (SV)
Let eens op de context van het vers uit Deut.:
De 29:2 En Mozes riep gans Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land; De 29:3 De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. De 29:5 En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uw klederen zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. De 29:6 Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat gij wistet, dat Ik de HEERE, uw God, ben. (SV)
'Die tekenen en grote wonderen' (Deut. 29:3). De Heer Jezus had ook wonderen en tekenen gedaan. Desondanks wekten dezen geen geloof, zie Joh 12:37-41. Overeenkomstige woorden van Paulus elders: Hand 28-25-29.

9

Ro 11:9  En David zegt: ‘Laat hun tafel hun tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen en tot een vergelding worden; (Telos)

En David zegt. Ps. 69: 23-24 bevat een vloek van David over zijn vijanden.

“Men heeft veel gesproken tegen de vloekpsalmen van David, als onmenslievend; maar wat moeten wij dan zeggen als Paulus, de bedienaar van het Evangelie, van het Nieuwe Testament, van de genade, van de vrede, ze overneemt? Men vergeet over welke mensen zo’n oordeel wordt uitgesproken. Het zijn de verharde goddelozen, die de menselijke natuur hebben uitgeschud, wier lust het is kwaad te doen en te verderven. Mannen als Joab, die onder vriendschapsschijn twee mannen kon vermoorden: dus de sluipmoordenaars, de gifmengers, de bedriegers van beroep, de dieven, die nauwelijks uit het tuchthuis ontslagen meteen weer het oude misdrijf opvatten, in een woord, de goddelozen, die zich verheugen als zij kwaad kunnen doen. En hoe velen zijn er van die lieden nog in onze tegenwoordige maatschappij! Vraag het aan de jaarboeken van het lijfstraffelijk recht en u zult verbaasd staan tot welke allerergste goddeloosheden mensen kunnen vervallen, zonder te blikken of te blozen. Het geweten is dood in hen en alle zedelijk gevoel is in hen ten enen male uitgedoofd. Hoe hard het oordeel van God van de Schrift dus over hen klinken mag, het is ten volle rechtvaardig.” — Isaac Da Costa[1].

Hun tafel. Deze tafel denke men zich hier als een leren lap, op de grond gespreid, zoals de Bedoeïen nog wel gebruiken[2]. Hierop lagen etenswaren. De tafel met zijn etenswaar staat voor aardse zegen.

Tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen. Wanneer men, bij overhaaste vlucht bijvoorbeeld, over zijn 'tafel' struikelde en ten val kwam. Tafel en strik staan hier tegenover elkaar als zegen en vloek.[2] De ongelovige Joden zijn gestruikeld en gevallen (vs. 11).

11

Ro 11:11  Ik zeg dan: Zijn zij gestruikeld, opdat zij zouden vallen? Volstrekt niet! Maar door hun overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun jaloersheid op te wekken. (Telos)

Hun overtreding. Zie ook vs. 12. De verwerping van hun Messias.

De behoudenis. 'De rijkdom' (12)

Om hun jaloersheid op te wekken. Zie vs. 14.

12

Ro 11:12  En als hun overtreding de rijkdom van de wereld is en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid! (Telos)

Hun overtreding. Zie ook vs. 11. De verwerping van de Messias.

De rijkdom. 'De behoudenis' (vs. 11)

14

Ro 11:14  of ik op enigerlei wijze de jaloersheid mocht opwekken van mijn verwanten naar het vlees en enigen uit hen mocht behouden. (Telos)

De jaloersheid mocht opwekken. Zie vs. 11.

Mijn verwanten naar het vlees. Mijn volksgenoten, kinderen van Abraham.

En enigen uit hen mocht behouden.

Ro 10:1  Broeders, de wens van mijn hart en mijn gebed voor hen tot God is, dat zij behouden worden. (Telos)

15

Ro 11:15 Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden? (TELOS)

Hun verwerping. Kan betekenen: (1) hun verwerping door God, of (2) hun verwerping van de Messias.

Voor de eerste uitleg pleit: onmiddellijk in het volgende gedeelte wordt gezegd dat God heeft hen als takken heeft afgebroken (11:17) en kan ze ook weer enten.

Voor de tweede uitleg pleit: God heeft hen niet verworpen, vgl. Rom. 11:1-2:

Ro 11:1 Ik zeg dan: Heeft God zijn volk verstoten? Volstrekt niet! Ik ben immers ook een Israëliet, uit het geslacht van Abraham, van de stam van Benjamin. Ro 11:2 God heeft zijn volk niet verstoten dat Hij tevoren heeft gekend. Of weet u niet wat de Schrift zegt in de geschiedenis van Elia? Hoe hij Israël bij God aanklaagt: (Telos)

Maar Israël heeft de Messias verworpen (Matt. 21:42, vgl. Marc. 12:10, Luc. 20:17, 1 Petr. 2:4, 7; Marc. 8:31, vgl. Luc. 9:22; Luc. 17:25;).

Lu 20:17 Hij zag hen echter aan en zei: Wat betekent dan dit, dat geschreven staat: ‘De steen die de bouwlieden hebben verworpen, die is geworden tot een hoeksteen’? (Telos)

1Pe 2:4 tot Wie u komt, tot een levende steen, door mensen wel verworpen maar bij God uitverkoren en kostbaar, (Telos)

De verwerping van de Messias is 'hun overtreding', 'hun verlies', waardoor de behoudenis en de rijkdom tot de volken is gekomen (Rom. 11:11).

Ro 11:11 Ik zeg dan: Zijn zij gestruikeld, opdat zij zouden vallen? Volstrekt niet! Maar door hun overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun jaloersheid op te wekken. Ro 11:12 En als hun overtreding de rijkdom van de wereld is en hun verlies de rijkdom van de volken, hoeveel te meer hun volheid! (Telos)

Hun ongeloof heeft geleid tot Gods barmhartigheid jegens de gelovige heidenen.

Ro 11:30 Want evenals u voorheen niet in God geloofd hebt, maar nu barmhartigheid hebt verkregen door het ongeloof van dezen, (Telos)

Hun aanneming. Kan betekenen: (1) hun aanneming door God, of (2) hun aanneming van de messias. Voor de eerste uitleg pleit: in het volgende gedeelte wordt gezegd dat God hen weer kan enten (11:23-24). Voor de tweede uitleg pleit: in vers 11 staat dat hun volheid een grote zegen brengt.

16

Ro 11:16  Immers, als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg; als de wortel heilig is, dan ook de takken. (Telos)

De eerstelingen. In het Grieks een enkelvoud, daarom kan het ook in het enkelvoud als vertaald worden: 'eerstelingsgarve', 'eerstelingsgraan' (NaB).

De eerstelingen ... dan ook het deeg.. Waarschijnlijk heeft Paulus gedacht aan 'de eerstelingen van uw deeg' (Ex. 15:20-21), het eerste deeg van het nieuwe koren bereid; dit deeg werd als een koek aan God gewijd[3]:

Nu 15:17 Voorts sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: Nu 15:18 Spreek tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: Als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u inbrengen zal, Nu 15:19 Zo zal het geschieden, als gij van het brood des lands zult eten, dan zult gij den HEERE een hefoffer offeren. Nu 15:20 De eerstelingen uws deegs, een koek zult gij tot een hefoffer offeren; gelijk het hefoffer des dorsvloers zult gij dat offeren. Nu 15:21 Van de eerstelingen uws deegs zult gij den HEERE een hefoffer geven, bij uw geslachten. (SV)

Waarschijnlijk dacht Paulus bij de eerstelingen aan de Israëlieten die in de Heer Jezus geloofden. Tenslotte zal heel Israël behouden worden. Dit verloste Israël wordt verzinnebeeld door het hele deeg. Voor deze verklaring pleit Paulus' gebruik van 'eersteling' elders.

Ro 16:5  en de gemeente in hun huis. Groet Epenetus, mijn geliefde, die de eersteling van Asia is voor Christus. (Telos)

1Co 16:15  En ik vermaan u, broeders (u kent het huis van Stefanas, dat het de eersteling van Achaje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen hebben gesteld), (Telos)

Als de wortel heilig is, dan ook de takken. De wortel zijn verschillend verklaard: 1. Abraham, 2. de aartsvaders van Israël (Abraham, Izak, Jakob).

Ad. 1. Abraham, aan wie grote beloften zijn gedaan, is de wortel en natuurlijke takken zijn (via Izak) uit hem voortgesproten.

Ad. 2. De drie aartsvaders, aan wie God zijn zegenrijke beloften heeft gedaan, vormen samen de wortel. Hun nakomelingen zijn de natuurlijke takken.

25

Ro 11:25 Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is, opdat u niet wijs bent in eigen oog, dat er voor een deel over Israel verharding is gekomen, totdat de volheid van de volken is ingegaan; (TELOS)

De volheid van de volken is ingegaan. Vergelijk:

Lu 14:23  En de heer zei tot de slaaf: Ga naar buiten naar de wegen en heggen en dwing ze binnen te komen, opdat mijn huis vol wordt; (Telos)

Mt 22:10 En die slaven gingen naar buiten naar de wegen en brachten allen samen die zij vonden, zowel bozen als goeden; en de bruiloft werd vol met hen die aanlagen. (TELOS)

Joh 14:2  In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. (Telos)

27

Ro 11:27 En dit is voor hen het verbond mijnerzijds, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen’. (TELOS)

Verwijst wellicht naar:

Jer 31:33 Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. Jer 31:34 En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. (SV)

36

Ro 11:36  Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen! Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (Telos)

Tot Hem zijn alle dingen. Hij is het doel waarop alles is gericht.

Meer weten

Aad van de Sande, Wie is Jezus? (7). Youtube.com: Duur: 9 min. 59 sec. Over het gegeven dat alle dingen tot de Heer Jezus zijn.

Voetnoten

  1. Aangehaald in Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  2. 2,0 2,1 W.H. Gispen e.a. (red.), Beknopt commentaar op de Bijbel in de nieuwe vertaling (Kampen: J.H. Kok, 1985)
  3. W.H. Gispen e.a. (red.), Beknopt commentaar op de Bijbel in de nieuwe vertaling (Kampen: J.H. Kok, 1985)