Romeinen 1
Romeinen 1 is een hoofdstuk van De brief van Paulus aan de Romeinen, een geschrift in de Bijbel, en telt 32 verzen.
■ Hoofdstukken van De brief van Paulus aan de Romeinen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 |
■ Verzen van Romeinen 1 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 30 · 31 · 32 |
Samenvatting
1-7 De schrijver, zijn roeping en de geadresseerden. 8-15 Paulus’ wens de heiligen in Rome te bezoeken. 16-17 Het evangelie. 18-32 De strafschuldigheid van de mens en de toorn van God.
1
1 Paulus, slaaf van Christus Jezus, geroepen apostel, afgezonderd tot het evangelie van God (Telos)
Slaaf ... apostel. Zijn dienst (vergelijk vs. 9) en gehoorzaamheid, niet zijn waardigheid stelt hij voorop wanneer Paulus zich voorstelt.
Geroepen apostel. Het geroepen-zijn komt in dit hoofdstuk meermaals naar voren. Niet alleen de apostel, ook heidenen in Rome waren door God geroepen (vs. 6,7).
1Co 1:1 Paulus, geroepen apostel van Christus Jezus door de wil van God, en Sosthenes, de broeder, (Telos)
Merk op dat Paulus in 1 Cor. 1:1 zich niet voorstelt als "slaaf van Christus Jezus". Aan de Korinthiërs was hij al bekend; hij had er gearbeid.
2Co 5:20 Wij zijn dan gezanten voor Christus, terwijl God als het ware door ons maant. Wij bidden voor Christus: Laat u met God verzoenen. (Telos)
1Th 2:13 En daarom ook danken wij God onophoudelijk, dat u, toen u van ons het woord van de prediking van God hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, zoals het waarlijk is, als Gods woord, dat ook werkt in u die gelooft. (Telos)
Afgezonderd tot het evangelie van God. Om dat te verkondigen, te verdedigen en te verklaren, wat hij ook verderop in deze brief zal doen. Hij verlangde en was bereid "ook aan u die in Rome bent, het evangelie te verkondigen" (1:15). "Het evangelie van God" en "het evangelie van Zijn Zoon" (vs. 9) zijn hetzelfde: het is het evangelie van God "aangaande Zijn zoon" (vs. 3).
2
2 (dat Hij tevoren had beloofd door zijn profeten in heilige Schriften)(Telos)
Tevoren had beloofd. Zie vs. 17. Het evangelie is geen bedenksel van Paulus of andere apostelen; het was al in het Oude Testament beloofd.
Door zijn profeten in heilige Schriften. Niet door gewone boodschappers, maar door mensen die een boodschap van God hadden door te geven. Niet door gewone geschriften, maar door heilige, door Gods Geest geïnspireerde geschriften, "profetische schriften" (16:25).
Ro 16:25 Hem nu die machtig is u te bevestigen naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van de verborgenheid, die in de tijden van de eeuwen verzwegen is geweest, Ro 16:26 maar die nu is geopenbaard en door profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekend gemaakt, (TELOS)
3
3 aangaande zijn Zoon (die geworden is uit het geslacht van David naar het vlees, (Telos)
Aangaande Zijn Zoon. "Het evangelie van Zijn Zoon" (vs. 9). Het evangelie van God (vs. 1) gaat over Zijn Zoon; dat is de kern van de goddelijke boodschap.
Geworden ... uit het geslacht van David. De Heer Jezus is een nakomeling van koning David, die een man naar Gods hart was.
Naar het vlees. Wat betreft zijn lichamelijke afkomst. Jezus heeft echter ook een goddelijke oorsprong. Hij is door de Geest verwekt in de schoot van een vrouw (Maria). Bovendien heeft Hij een bestaan vóór zijn menswording: Hij is de eeuwige Zoon van God. Hij is mens geworden en ook als zodanig is Hij een (menselijke) zoon van God.
'Naar het vlees' lijkt hier te worden onderscheiden van 'Naar de Geest' (vs .4).
4
4 die verklaard is als Gods Zoon in kracht naar de Geest van de heiligheid, door dodenopstanding), Jezus Christus onze Heer (Telos)
Verklaard is. Of: "bestemd is"[1]. Gebleken, onomstotelijk aangetoond, zelfs verklaard door engelen:
"Hij is hier niet, want Hij is opgewekt zoals Hij heeft gezegd. Komt hier, ziet de plaats waar de Heer gelegen heeft." (Mt 28:6 TELOS)
In kracht. De opstanding van een dode is een goddelijk werk van kracht. De Heer Jezus is gekruisigd in zwakheid, maar opgestaan in kracht.
Ook de vele krachtige werken die de Heer tijdens zijn omwandeling op aarde heeft verricht, de vele krachten die hij gedaan heeft getuigen van zijn goddelijk zoonschap.
Naar de Geest van de heiligheid. "Naar de Geest" is ter onderscheiding van "naar het vlees" (vs. 3). De Geest van de heiligheid, dat is de Heilige Geest. De Geest heiligt ons en leert ons heilig te leven.
De Heer Jezus heeft zich "door de eeuwige Geest Zichzelf vlekkeloos aan God geofferd" (Hebr. 9:14).
Jezus is gedood in het vlees, maar levend gemaakt in de Geest.
1Pe 3:18 Want ook Christus heeft eenmaal voor de zonden geleden, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen; Hij die wel gedood is in het vlees, maar levend gemaakt in de Geest. (TELOS)
Hij die geopenbaard is in het vlees, gerechtvaardigd in de Geest, gezien door de engelen, gepredikt onder de volken, geloofd in de wereld, opgenomen in heerlijkheid. (1 Tim. 3:16).
Ro 8:10 Maar als Christus in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de Geest is leven vanwege de gerechtigheid. Ro 8:11 En als de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij die Christus uit de doden heeft opgewekt, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest die in u woont. (TELOS)
5
5 door Wie wij genade en het apostelschap ontvangen hebben voor zijn naam, tot geloofsgehoorzaamheid onder alle volken (Telos)
Genade. Eerst wordt de genade genoemd, dan de opgave. Dat Paulus genade heeft ontvangen, is onmiskenbaar.
1Ti 1:12 Ik dank Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht gegeven heeft, dat Hij mij trouw heeft geacht, daar Hij mij in de bediening gesteld heeft, 1Ti 1:13 mij die vroeger een lasteraar, een vervolger en een smader was; maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het onwetend heb gedaan, in ongeloof; 1Ti 1:14 en de genade van onze Heer is meer dan overvloedig geweest met geloof en liefde, die in Christus Jezus is. (Telos)
Het apostelschap ontvangen. Hij heeft het niet genomen. Hij is tot dit ambt geroepen, deze "geroepen apostel" (vs. 1).
Geloofsgehoorzaamheid kan misschien twee dingen beduiden:
1) tot geloof komen is een daad van gehoorzaamheid. God beveelt dat we in zijn Zoon geloven.
2) geloven gaat vervolgens gepaard met een leven van gehoorzaamheid. Nadat we tot geloof zijn gekomen, dienen we God in gehoorzaamheid.
Ro 16:25 Hem nu die machtig is u te bevestigen naar mijn evangelie en de prediking van Jezus Christus, naar de openbaring van de verborgenheid, die in de tijden van de eeuwen verzwegen is geweest, Ro 16:26 maar die nu is geopenbaard en door profetische Schriften, naar het bevel van de eeuwige God, tot geloofsgehoorzaamheid aan alle volken is bekend gemaakt, (TELOS)
Onder alle volken. Zie Rom. 16:26, hierboven aangehaald.
Mt 28:19 Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden. (Telos)
6
6 (waartoe ook u behoort, geroepenen van Jezus Christus) (Telos)
Geroepenen. Paulus is een 'geroepen apostel' (1:1), de gelovigen in Rome zijn 'geroepen heiligen' (1:7). Zij zijn geroepenen van Jezus Christus, ze hebben Zijn stem gehoord en gehoorzaamd en behoren Hem toe.
7
7 aan alle geliefden van God die in Rome zijn, geroepen heiligen: genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus. (Telos)
Geliefden van God. Paulus kende (de meesten van) hen niet persoonlijk, maar hij wist dat God hen liefhad.
Ro 9:25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: ‘Ik zal niet-mijn-volk mijn volk noemen, en de niet-geliefde geliefde’. (Telos)
Die in Rome zijn. Vs. 15: "u die in Rome bent".
Geroepen heiligen. Zij zijn afgezonderd voor God, geheiligd, en zijn ook geroepen om heilig te leven. Vs. 6: "geroepen"; vs. 1: "geroepen apostel".
En van de Heer Jezus Christus. Ook Hij geeft, in eenheid met de Vader, genade en vrede. Dat kan alleen als ook Hij alomtegenwoordig en almachtig is.
8
8 Allereerst dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, omdat uw geloof wordt rond verteld in de hele wereld. (Telos)
Omdat uw geloof wordt rond verteld in de hele wereld. Er zijn niet alleen gelovigen in de hoofdstad, het machtscentrum van de Romeinse heerschappij, maar ze geven ook blijk van hun geloof, wat in het hele rijksgebied wordt verteld. Het is ook Paulus, die in Korinthe verblijft, ter ore gekomen. Hun gehoorzaamheid was ter kennis van allen gekomen, 16:19.
Ook de bekering van Paulus werd rondverteld:
Ga 1:22 En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judea die in Christus zijn, Ga 1:23 en zij hoorden alleen: hij die ons vroeger vervolgde, verkondigt nu het geloof dat hij vroeger verwoestte. Ga 1:24 En zij verheerlijkten God in mij. (Telos)
9
9 Want God, die ik dien in mijn geest in het evangelie van zijn Zoon, is mijn getuige hoe ik onophoudelijk u gedenk, (Telos)
Die ik dien in mijn geest. Wellicht mogen we in de eerste plaats denken aan het gebed (vs. 10).
2Ti 1:3 Ik dank God, die ik van mijn voorouders af met een rein geweten dien, zoals ik je onophoudelijk in mijn gebeden in herinnering houd, nacht en dag, (Telos)
Die ik dien ... in het evangelie. Paulus was "afgezonderd tot het evangelie van God" (vs. 1).
Evangelie van Zijn Zoon. Vs. 1: "evangelie van God". Vs. 3: "aangaande Zijn Zoon". Het evangelie is door de Heer Jezus gebracht en betréft ook Hem: het geboodschapte heil is door Hém.
10
10 terwijl ik altijd in mijn gebeden bid of ik wellicht nu eens door de wil van God het voorrecht mocht hebben tot u te komen. (Telos)
Terwijl ik altijd in mijn gebeden bid.
2Ti 1:3 Ik dank God, die ik van mijn voorouders af met een rein geweten dien, zoals ik je onophoudelijk in mijn gebeden in herinnering houd, nacht en dag, (Telos)
Of ik wellicht eens. Paulus wist niet of zijn gebed verhoord zou worden.
Tot u te komen. Paulus was nog niet eerder bij de gelovigen in Rome geweest. De gemeente aldaar is niet door hem gesticht.
11
11 Want ik verlang zeer u te zien, om u enige geestelijke genadegave mee te delen tot uw versterking; (Telos)
Geestelijke genadegave. Een woord van God, door de Geest geschonken, tot opbouwing van de gelovigen. Het volgende vers maakt duidelijk dat het gaat om uitingen van geloof die versterken, vertroosten.
1Co 14:3 Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. 1Co 14:4 Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. (Telos)
1Pe 4:11 Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God; als iemand dient, laat het zijn als uit sterkte die God verleent, opdat in alles God verheerlijkt wordt door Jezus Christus, aan Wie de heerlijkheid en de kracht is tot in alle eeuwigheid! Amen. (Telos)
12
12 dat is, om in uw midden mee vertroost te worden door elkaars geloof, zowel dat van u als dat van mij. (Telos)
Paulus was niet zelfgenoegzaam: ook hij had de troost en steun van medegelovigen nodig.
13
13 Maar ik wil niet dat u onbekend is, broeders, dat ik mij dikwijls voorgenomen heb tot u te komen (en tot nu toe verhinderd ben), om ook onder u enige vrucht te hebben, evenals onder de overige volken. (Telos)
Om ook onder u enige vrucht te hebben. Door het meedelen van geestelijke genadegaven (11).
14
14 Van Grieken en barbaren, van wijzen en onwetenden ben ik een schuldenaar. (Telos)
Grieken en barbaren. “Grieken” zijn hier allen die deel hebben aan de Grieks-Romeinse beschaving van die tijd en die Grieks konden spreken. De Grieken noemden alle anderen, die geen Grieks kenden, “barbaren”. Ook de Joden waren “barbaren.” De Joden noemden alle anderen “heidenen”. We kunnen hier dan ook denken aan de tegenstelling: wijzen en onwetenden, beschaafden en onbeschaafden, geletterden en ongeletterden. “Grieken en barbaren” duidt dus het hele mensdom aan.
Elders komt het woord “Griek” bij Paulus ook voor naast “Jood”, dan duidt het de niet-Joden aan.
15
15 Zo ben ik dan, wat mij betreft, bereid ook aan u die in Rome bent, het evangelie te verkondigen. (Telos)
U die in Rome bent. Zie vs. 7.
16
16 Want ik schaam mij niet voor het evangelie; want het is Gods kracht tot behoudenis voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. (Telos)
Gods kracht tot behoudenis. Het gebruikte Griekse woord is δυναμις, dunamis, en betekent 1. de kracht, het vermogen, in lichamelijke of geestelijke zin; 2. macht, gezag. Hiervan is ons woord 'dynamiet' afgeleid. Dynamiet wordt gebruikt bij de mijnbouw en voor het slopen van dingen.
Het evangelie werkt krachtig aan harten en gewetens en brengt mensen tot geloof in de Heiland der wereld, zodat ze behouden worden. Het evangelie heeft het vermogen harten, gewetens en levens van mensen te veranderen.
Het effect van de krachtige werking van het evangelie is de behoudenis van wie het aanneemt.
Eerst voor de Jood. Dat blijft belangrijk en behoudt prioriteit tot in de toekomst, wanneer 144.000 duizend uit Israël zullen worden afgezonderd, wellicht, gelijk Paulus, tot het evangelie van God.
Ook voor de Griek. De niet-Joden, die, in het rijksdeel waarin Paulus optrad, in meerderheid Grieks spraken.
17
17 Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven. (NBG51)
Geopenbaard. Het evangelie is een openbaring van Gods gerechtigheid, zij het dat het al in het Oude Testament is aangeduid, maar de volle waarheid is nu openbaar geworden.
Ro 3:21 Maar nu is, buiten de wet om, gerechtigheid van God geopenbaard, waarvan door de wet en de profeten getuigenis gegeven wordt, (Telos)
Uit geloof geloof tot geloof. 'Uit', Grieks: εκ, ek. Dit voorzetsel geeft de oorsprong aangeeft, het punt waar een handeling of beweging van uitgaat); van, uit, op grond van. Uit, op grond van geloof worden wij gerechtvaardigd. 'Tot': eenmaal gerechtvaardigd leven wij vervolgens uit, op grond van geloof. Het geloof maakt ons rechtvaardig, en vervolgens hebben wij, rechtvaardigen, te leven uit geloof, in de beoefening van gerechtigheid. Gelijk geschreven staat. Paulus haalt woorden uit uit Hab. 2:4.
Hab 2:4 Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. (HSV)
De rechtvaardige. In het verband van Paulus' woorden: hij of zij die op grond van geloof rechtvaardig is verklaard. Uit geloof leven. Leven uit en in vertrouwen op God.
1Pe 1:21 die door Hem gelooft in God, die Hem heeft opgewekt uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn. (Telos)
18
18 Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten; (Telos)
Toorn van God ... geopenbaard. Zowel in het heden, waarover het hierna gaat, als - verderop in dit hoofdstuk - in de toekomst, op de 'dag van [de] toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God' (Rom. 2:5v).
Een voorbeeld uit het Oude Testament:
2Kr 24:18 Zij verlieten het huis van de HERE, de God hunner vaderen, en dienden de gewijde palen en de afgodsbeelden, zodat er toorn kwam over Juda en Jeruzalem wegens deze schuld van hen. (NBG51)
Als de toorn van God, in vers 18 genoemd, betrekking heeft op Zijn toorn in zijn huidige regering, dan blijkt Gods toorn onder meer hieruit, dat hij mensen overgeeft aan hun verkeerde (bijvoorbeeld homoseksuele) begeerten, zie in het vervolg. Vergelijk 'het verdiende loon' in vers 27.
Ro 1:26 Daarom heeft God hen overgegeven aan onterende hartstochten; want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke; Ro 1:27 en evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven en zijn in hun lust tegen elkaar ontbrand, zodat mannen met mannen schandelijkheid bedrijven en het verdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangen. (TELOS)
Wij waren van nature 'kinderen van de toorn': ons stond verdiende toorn te wachten.
Efe 2:3 onder wie ook wij allen vroeger verkeerden in de begeerten van ons vlees, toen wij de wil deden van het vlees en van de gedachten; en wij waren van nature kinderen van de toorn, evenals de overigen. (TELOS)
Wij zijn van nature, wegens ons zondigen, onder de toorn van God.
Joh 3:36 Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem. (TELOS)
De toorn van God, die zich thans openbaart (Rom. 1:18v), wordt in alle hevigheid geuit 'in de dag van de toorn en van de openbaring van het rechtvaardig oordeel van God' (Rom. 2:5). In Rom. 2:5v wordt deze dag kort geschetst. God is niet onrechtvaardig als Hij de toorn over ons zondaars brengt.
Ro 3:5 Als nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij dan zeggen? Is God soms onrechtvaardig als Hij de toorn over ons brengt? Ik spreek naar de mens. (TELOS)
De gelovigen echter, die gerechtvaardigd zijn, zullen behouden worden van de toorn.
Ro 5:9 Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn. (TELOS)
1Th 1:10 en zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt, Jezus, die ons redt van de komende toorn. (Telos)
Ro 11:33 O diepte van rijkdom, zowel van de wijsheid als van de kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! (Telos)
De waarheid. Het gaat om "de waarheid van God" (vers 25), d.w.z. de waarheid omtrent God, door Hem aan de mensen geopenbaard. Wat van God gekend kan worden is onder hen openbaar, 1:19. De mensen kennen God, 1:21.
In ongerechtigheid. Deze ongerechtigheid wordt in de volgende verzen van dit hoofdstuk nader voorgesteld.
De waarheid in ongerechtigheid bezitten. Ze kennen de waarheid, maar geven er geen gehoor aan en doen er niets mee. Ze zijn ongehoorzaam aan de waarheid. Ze “doen dingen die niet betamen” (1:28)
Ro 2:8 maar hun die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, toorn en gramschap. (Telos)
Atheïsten zijn zij die ontkennen dat God bestaat. Hun standpunt breekt licht in benauwdheid. Godloochenaars kunnen gaan bidden in de loopgraven, zo merkte eens Richard Wurmbrand, die om zijn geloof werd vervolgd. Het religieuze besef van goddelozen breekt, dankzij de levensnood, door de dwaasheid van hun overleggingen heen. Goddelozen blijken in grote nood ten diepste “gelovig” aan God. Ook de duivel gelooft aan God, en hij bezit de waarheid omtrent God in ongerechtigheid.
19
19 omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard (Telos)
Wat van God gekend kan worden. Wat kan van God gekend worden? Wat weten ze van God? Zijn eeuwig kracht en goddelijkheid (20). Verder hebben ze ook weet van Goddelijk recht: “ze kennen de eis van het recht van God” (32). Deze eis houdt in: doodstraf voor hen die zonden bedrijven (32).
Onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. Hoe komen ze aan de kennis van Gods eeuwige kracht en goddelijkheid (20)? Niet door directe waarneming, want Gods eeuwige kracht en goddelijkheid zijn niet te zien (20). Hoe dan wel? Door openbaring. God heeft het hen geopenbaard, aan hun verstand (20), daarom is het “onder hen openbaar”.
20
20 - want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn, (Telos)
Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid. Wij mensen spreken vandaag de dag dikwijls van “een hogere macht”. “Ik geloof wel dat er iets is, een hogere macht,” zegt de natuurlijke mens. Merk op: dat hogere is Zijn goddelijkheid, en die macht is zijn eeuwige kracht!
Goddelijkheid. Grieks θειοτης theiotes. Hier wordt, aldus de aantekening in de Telos-vertaling, bedoeld Zijn Goddelijk karakter, Zijn Goddelijke natuur, niet Godheid in absolute zin zoals in Col. 2:9, waar staat dat gehele volheid van de 'Godheid' (theiotes) lichamelijk in Jezus woont.
Uit zijn werken. Waaraan weten de mensen iets van God? Wat zien ze direct waaruit ze indirect iets anders inzien? Ze zien direct Gods scheppingswerken, de schepselen en verschijnselen in de schepping. “Uit Zijn werken”, inzonderheid Gods scheppingswerken, doorzien wij Gods eeuwige kracht en goddelijkheid.
Met inzicht doorzien. Met het verstand, het denkvermogen worden ingezien, doorzien. De tekst is een vertaling van twee werkwoorden kathorao en noeo.
Vergelijk:
Jes 41:17 De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de HEERE zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten. Jes 41:18 Ik zal rivieren op de hoge plaatsen openen, en fonteinen in het midden der valleien; Ik zal de woestijn tot een waterpoel zetten, en het dorre land tot watertochten. Jes 41:19 Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den denneboom, den beuk, en den busboom te gelijk; Jes 41:20 Opdat zij zien, en bekennen, en overleggen, en te gelijk verstaan, dat de hand des HEEREN zulks gedaan, en dat de Heilige Israëls zulks geschapen heeft. (SV)
Bij die openbaring (19) is het verstand van de mens ingeschakeld. Zijn verstand is dus niet uitgeschakeld. De mensen doorzien iets, met hun verstand, en dat hebben ze te danken aan Gods openbaring.
Niet te verontschuldigen. Ze kunnen zich niet beroepen op de onkenbaarheid van God. God is weliswaar verborgen, maar niet gehéél en al verborgen. Hij heeft iets van Zichzelf geopenbaard. Het volgende vers maakt hun schuld duidelijk: schuld door verzuim.
Simon & Max Khorolskiy – Велик наш Творец и наш Бог. Youtube.com: Simon Khorolskiy, 4 feb. 2022. Duur: 3 min. 29 sec. Vader en zoon Khorolskiy zingen over de lofspraak van de schepselen. Nederlandse ondertiteling beschikbaar.
21
21 omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. (Telos)
Hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben. Zij hebben God niet erkend. Het dacht hun niet goed God te erkennen (28).
De mensen laten dus iets na in de verhouding tot hun Schepper, van Wie ze kennis hebben, ze verzuimen iets. Het zou moeten zijn: kennen - erkennen - God verheerlijken en danken.
Over dat verzuim moeten we niet gering denken. God heeft ons gemaakt voor een relatie met Hem. Uit het volgende vers blijkt hoe belangrijk God vindt dat we in een relatie tot Hem staan, een relatie van liefde en aanhangen en dienen.
Joz 22:5 Alleenlijk neemt naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij den HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel. (SV)
Tot dwaasheid vervallen. Zie volgende vers. Een belangrijke dwaasheid en afdwaling is de afgoderij. De mensen hebben "het schepsel geëerd en gediend boven de Schepper" (25). Deze afdwaling betreft de verhouding tot God en is daarom zogezegd een centrale afdwaling. Misschien daarom behandelt Paulus deze afdwaling als eerste.
22
22 Bewerend wijzen te zijn, zijn zij dwaas geworden (Telos)
Bewerend wijzen te zijn. In de Griekse cultuurkring waren zogenaamde wijzen. Zij is de bakermat van het westerse wijsgerige denken. Tegenwoordig: de wetenschappers. Echter, “deskundigen” in de ogen der wereld kunnen dwalenden zijn in de ogen van God.
Dwaas geworden. "Tot dwaasheid vervallen" (21). Ze zijn in 'een verkeerd denken' (28), een 'afdwaling' (27) gekomen.
23
23 en hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. (Telos)
Vervangen. Zie ook vs. 25. Dat is hun 'afdwaling' (27). Als God miskend wordt, is dat erg. Als mensen God vervangen door iets of iemand anders is dat erg.
Iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens. De afgodsbeelden van de Grieken en Romeinen waren nogal mensvormig. Zelfs menselijke ondeugden werden de goden toegeschreven. De moderne mens, bewerend wetenschappelijk te zijn, heeft God als zijn oorsprong vervangen door een oerdomme 'Moeder Natuur', die middels selectie de mens laat ontwikkelen uit het dier (→ Evolutietheorie). Darwin laat God buiten de evolutie, maar geeft Moeder Natuur vervolgens alle hoedanigheden van God. Hij laat Moeder "kiezen", "selecteren", "beslissen", "wijsheid hebben", enz.[2]
In de toekomst wordt het beeld van een vergankelijk mens aangebeden: het beeld van het Beest.
24
24 Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren; (Telos)
Daarom. Het volgende vers licht de tweeledige reden samenvattend toe. Mensen hebben (1) de waarheid van God onderdrukt (vers 18) en vervangen door de leugen (verstaan5, vergelijk vers 23) en (2) de schepsel geëerd en gediend boven de Schepper. Zij zijn in betrekking tot God verdraaid in denken en doen. Het 'daarom' wordt herhaald in vers 26.
De begeerten van hun harten. Vgl. vers. 26 'onterende harstochten' en vers 27 'in hun lust'. In zondige harten kunnen homoseksuele lusten opkomen. Wanneer we God niet erkennen en Hem dienen, lopen we gevaar slechte begeerten om te zetten in daden. Homoseksueel gedrag spruit voort, onder Gods toorn, oordeel en beschikking, uit de begeerten van zondige harten. Zie Homoseksualiteit voor het hoofdartikel.
Overgegeven. Als reactie op hun nalatigheid, afwijking en dwaasheid geeft God ze over. God geeft ze aan iets over, Hij laat ze los, Hij beschermt ze niet meer zo. Ze zijn 'in hun lust tegen elkaar ontbrand'. De vlammetje van de hartstocht is een brand geworden.
Onreinheid. Homoseksueel verkeer, waarop Paulus doelt (lees verder) is onrein. Omdat het in de verhouding tot God misgaat, gaat het ook mis in de onderlinge verhouding der mensen. Dit is een straf Gods (vs. 27).
Onteren. Zie ook vs. 26. Homoseksuele handelingen onteren het lichaam.
25
25 zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, die gezegend is tot in eeuwigheid. Amen. (Telos)
De waarheid van God. Zie vs. 18: "... mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten;" (Telos).
Vervangen hebben door de leugen. Zie vs. 23. Daarin bestaat hun 'afdwaling' (vers 27).
Jer 16:19 O HEERE! Gij zijt mijn Sterkte, en mijn Sterkheid, en mijn Toevlucht ten dage der benauwdheid; tot U zullen de heidenen komen van de einden der aarde, en zeggen: Immers hebben onze vaders leugen erfelijk bezeten, [en] ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed. (SV)
Het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper. Ze hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren (23). Ze schrijven Gods eeuwige kracht en goddelijkheid aan zelfbedachte en gemaakte goden toe. De vergoding van het schepsel. "God-made man falls and erects a man-made god".
Ga 4:8 Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen gediend die van nature geen goden zijn; (Telos)
Een hedendaagse westerse afgod is “moeder aarde” of “de natuur”. De natuur heeft ons voortgebracht - zo denken veel mensen - via geleidelijke ontwikkeling, evolutie. De natuur is wel onpersoonlijk, blind, zonder gevoel en zonder verstand; de ontwikkeling is ongeleid en zonder doel; maar deze blinde 'moeder' natuur wordt geëerd als onze schepster.
Gezegend. “Gezegend” heeft de Telos-vertaling. De Statenvertaling heeft “te prijzen”.
26
26 Daarom heeft God hen overgegeven aan onterende hartstochten; want ook hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke; (Telos)
Daarom. Hetzelfde 'daarom' van vers 24.
Overgegeven. Zie vs. 24
Onterende hartstochten. Zie vs. 24. Hartstochten die uitmonden in homoseksueel gedrag, waarmee men elkaar lichamen onteert.
Ook hun vrouwen. Mannen en vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Mannen zijn in hun lust tegen elkaar ontbrand (27). Ze bedrijven schandelijkheid (27).
Tegennatuurlijke. Het druist tegen de natuur in, dat vrouwen met vrouwen en mannen met mannen seksuele omgang hebben. Onze geslachtsorganen zijn qua vorm en werking gemaakt om te passen bij die van het andere geslacht. Homoseksualiteit is onrein (vers 24), onterend (verzen 24, 26), tegennatuurlijk (vers 26), schandelijk (vers 27) en een straf (vers 27 'verdiende loon').
Paulus neemt dus niet als voorbeeld van wat er misgaat in tussenmenselijke verhoudingen de verhouding werkgever – werknemer, overheid – onderdanen, maar de meest intieme menselijke verhouding die er is, de seksuele verhouding. De verhouding die resulteert in en gekenmerkt wordt door één-vlees zijn. Wie een hoer aanhangt, zegt Paulus elders, is één vlees met haar.
Zo’n verhouding grijpt diep in op ons kwetsbare mensen. Denk aan de gevolgen van incest, overspel en dergelijke seksueel-relationele zonden. Die dingen raken de betrokkenen diep en kunnen in zondige uitingen een verwoestende uitwerking hebben. De verhouding mens-God is kernachtig, de seksuele mens-mens verhouding is dat ook. Beiden zijn verstoord en hangen met elkaar samen. De horizontale, lichamelijk-seksuele verstoring is een gevolg van de verticale, geestelijke verstoring. De seksuele verhouding is naar Gods ontwerp een verhouding tussen een man en een vrouw. Een man-man, vrouw-man, mens-dier, volwassene-kind seksuele verhouding is een tegennatuurlijke, schandelijke afwijking. Paulus gaat in op gelijkgeslachtelijke seks.
27
27 en evenzo hebben ook de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven en zijn in hun lust tegen elkaar ontbrand, zodat mannen met mannen schandelijkheid bedrijven en het verdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangen. (Telos)
Verdiende loon. Homoseksuele omgang is op zichzelf al een straf. Sommigen denken bij 'verdiende loon ... in zichzelf' aan de gevolgen van gelijkgeslachtelijk verkeer: (1) seksueel overdraagbare aandoeningen als AIDS, geslachtsziekten, (2) psychische problemen. → Homoseksualiteit. Maar zulke gevolgen schijnen niet de betekenis uit te maken van Paulus' woorden. Het verdiende loon is loon voor hun afdwaling.
Hun afdwaling. Die hierin bestaat dat zij de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend boven de Schepper (vs. 25).
Homoseksuele omgang (een verstoorde mens-mens verhouding van één-vlees-zijn) is een straf, namelijk voor de afdwaling van God (verstoorde of ontbrekende mens-God verhouding van één-geest-zijn, immers “wie de de Heer aanhangt is één geest met Hem”). Homoseksualiteit als maatschappelijk verschijnsel heeft dus een geestelijk-zedelijke oorzaak, een religieuze wortel. Mensen ontvangen het loon van hun afdwaling in zichzelf, namelijk in de vorm van verkeerde gedachten en hartstochten en wangedrag.
Hieruit mogen we niet de conclusie trekken dat een bepaalde homoseksuele persoon zijn hartstochten en gedrag te wijten heeft aan zijn goddeloosheid. Dat kan wel, maar hoeft niet. Zomin als een met aids-besmet kind zijn aids persé te wijten heeft aan bepaalde persoonlijke zonden in zijn kindsheid gedaan. Het oordeel van God kan goeden en kwaden treffen. God kan een oorlog zenden om een natie te straffen, waarbij “goeden” meelijden. Maar zoals AIDS en de verspreiding ervan algemeen gesproken te wijten valt aan immoreel seksueel gedrag, zo is homoseksualiteit algemeen gesproken te wijten aan afdwaling van God.
Dit gegeven, die religieuze wortel, is iets dat zelden of nooit in de “deskundige” literatuur over homoseksualiteit wordt onderkend. Geen wonder, want veel wetenschappers zetten bewust oogkleppen voor God op en rekenen niet met gevolgen van een verstoorde mens-God verhouding[3].
28
28 En daar het hun niet goeddacht God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verkeerd denken, om dingen te doen die niet betamen; (Telos)
Niet goeddacht God te erkennen. Zie vs. 21. De zonde geeft obstructie. Mensen bezitten de waarheid, die zij kennen, in ongerechtigheid (vers 18).
De juiste weg is: God kennen → Hem erkennen → Hem verheerlijken, danken, dienen.
Een verkeerd denken. In hun overleggingen zijn ze tot dwaasheid vervallen (21-22). Hun onverstandig hart is verduisterd geworden (21).
Dingen te doen die niet betamen. Homoseks, het eerstgenoemde gevolg van verkeerd denken, is niet het enige ding dat niet betaamt. Ze hebben de waarheid van God vervangen door de leugen (25, 23). Niet alleen laten ze iets na, ze doen ook iets, ze handelen verkeerd. Het gaat niet alleen mis in hun hart en overleggingen, het gaat ook mis in de praktijk. Ze bezitten de waarheid in ongerechtigheid (18).
De volgende verzen sommen allerlei andere zondige dingen op.
30
30 kwaadsprekers, lasteraars, Godhaters, smaders, hoogmoedigen, grootsprekers, uitvinders van boze dingen, de ouders ongehoorzaam, (Telos)
Uitvinders van boze dingen. Dingen als bijvoorbeeld een kwaadaardig computervirus, nepvideo's om iemands naam te schaden, phishing e-mails.
31
31 onverstandig, trouweloos, liefdeloos, onbarmhartig; (Telos)
Onverstandig. Vergelijk:
Mr 7:21 Want van binnen uit het hart van de mensen gaan naar buiten de kwade overleggingen, hoererijen, Mr 7:22 diefstallen, moorden, overspel, hebzucht, boosheden, bedrog, losbandigheid, een boos oog, lastering, hoogmoed, onverstand; Mr 7:23 al deze boze dingen komen van binnen uit voort en verontreinigen de mens. (TELOS)
Voorbeeld: iemand die een pakje sigaretten koopt, waarop ter afschrikking de gevolgen van roken gruwelijk worden afgebeeld, is onverstandig als hij of zij de waarschuwing in de wind slaat en blijft roken.
Trouweloos, liefdeloos. We mogen ook denken aan de vele (v)echtscheidingen in Nederland en de westerse wereld.
32
32 die, hoewel zij de eis van het recht van God kennen - dat zij die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen-,ze niet alleen doen, maar ook een welgevallen hebben aan hen die ze bedrijven. (Telos)
De eis van het recht van God. ‘Eis van het recht’ is één Grieks woord. In de Telos-vertaling is het in Rom 2:26 vertaald door ‘recht’, in Rom. 5:16 door ‘rechtvaardiging’, in Rom. 5:18 door ‘gerechtigheid’ en in Rom. 8:4 door ‘rechtvaardige eis’. Het betekent in het algemeen een ‘bepaalde uiting van het recht’.[1]
Kennen. God wordt gekend: zijn eeuwige kracht en goddelijkheid (vers 20) en gerechtigheid (vers 32). Op grond van die kennis kan ons geweten ons beschuldigen.
Welgevallen hebben aan hen die ze bedrijven. Deelgenoten van het kwaad hebben dat welgevallen.
18-32 Nabeschouwing: toorn van God over de zonde van mensen
Dit gedeelte zou als kopje kunnen dragen: “Kennis, verval, zonde en schuld van de mens.” Of “Weten en toch niet doen”. Of, heel kort, zoals in de Telos-vertaling, “de schuld van de mens.”
Het verval grijpt aldus plaats: God kennen, maar Hem niet erkennen, danken, verheerlijken → gevolg: dwaasheid, onverstand → afgoderij (verering van het schepsel in plaats van de Schepper) → onreine hartstochten van de harten → God geeft over aan onreinheid → seksuele ontucht → overig kwaad.
De afdwaling van de mens en het overgeven door God leidt tot allerlei boosheid en slechtheid in de verhouding tussen mensen en God. Merk op dat de haat tot God hier genoemd wordt (vs. 30). Het is alsof de negatieve spiraal eindigt in haat tot elkaar en tot God.
Omdat mensen de waarheid bezitten en desondanks zondigen, zijn ze niet te verontschuldigen. Ze staan schuldig voor God. Het gevolg van schuld en zonde is toorn en straf van God. Deze openbaart zich van de hemel, 1:18. God straft nu al door mensen over te geven en in de toekomst zal “de dag der wrake” van God aanbreken.
Slecht nieuws. Een tandarts heeft goed nieuws voor mensen die een gaatje in hun kies hebben dat hen deert. Maar eerst zullen patiënten weet moeten hebben van de kwaal en de gevolgen voordat ze hulp of heil zullen aanvaarden. Goed nieuws is des te beter als eerst het slechte nieuws begrepen is. Wie niet inziet dat zijn band lek is, zal hem niet gaan lappen of vervangen.
Paulus verlangt de Christenen in Rome het evangelie uit te leggen, nader te ontvouwen. Het evangelie is goed nieuws. Hij gaat echter eerst in op het slechte nieuws. Het slechte nieuws is dat Gods toorn is over mensen, die de waarheid in goddeloosheid en ongerechtigheid bezitten. De orde en verhoudingen (mens-God, man-vrouw, mens-medemens) zijn verstoord. God oordeelt reeds (overgeven aan) en zal oordelen (de dag des toorns).
Twee probleemrelaties. Wat is de structuur van dit gedeelte? Paulus beschrijft twee 'probleemrelaties', waarin goddeloosheid en ongerechtigheid zich vertonen:
- kwaad in de verhouding mens — God (verticale verhouding). Het verkeerde bestaat hierin dat God vervangen wordt door iets anders, een schepsel, maar de houding/daden (verering, dank, dienst) niet.
- kwaad in de verhouding mens — mens (horizontale verhouding). Wat de tussenmenselijke verhoudingen betreft, noemt Paulus (2a) kwaad in de meest intieme mens-mens verhouding, namelijk de seksuele: de natuurlijke omgang met de andere sekse wordt vervangen door omgang met de eigen sekse, (2b) overig kwaad. Man- en vrouw-zijn zijn de basisvormen van menszijn. Hun geslachtelijke omgang is noodzakelijk voor het voortbestaan van de menselijke soort. Merk op dat de seksuele éénvleeswording van een man en zijn vrouw een van de eerste dingen is genoemd na de schepping van de eerste vrouw.
Ge 2:23 Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. Ge 2:24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn. (HSV)
Verband. Paulus geeft aan dat er een v e r b a n d tussen de probleemrelaties: een verstoorde verhouding tot God wreekt zich in een verstoorde houding tot medemensen.
Vervanging. Vervanging (substitutie) lijkt een strategie van de duivel om Gods werk te verbreken. De duivel promoot een (verkeerd) alternatief. Zo wordt God als Schepper vervangen door het schepsel, iemand van de andere sekse voor seksuele omgang vervangen door iemand van de eigen sekse (→ Homoseksualiteit). In de evolutietheorie wordt God als onze Schepper en Oorsprong vervangen door 'natuurlijke selectie' en het dier, dus door het schepsel, de geschapen natuur. → Vervanging.
Voetnoten
- ↑ 1,0 1,1 Het Nieuwe Testament; herziene Voorhoeve-uitgave (Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982). Voetnoot.
- ↑ Frank Turek citeert Billy Dyer op 20 nov. 2021 in een Twitterbericht: “Darwin denies God as an agent but then gives Mother Nature all the qualities of God. You will see Mother Nature “choosing”, “selecting”, “deciding”, “having wisdom”, etc… It is simply a bait and switch.” ― Billy Dyer. Bron: https://twitter.com/DrFrankTurek/status/1462073280521818124
- ↑ Dat opzetten van de oogkleppen wordt wel “methodologisch atheïsme” of “methodologisch naturalisme” genoemd