Romeinen 12

Uit Christipedia

Romeinen 12 is een hoofdstuk van de Brief van Paulus aan de Romeinen, een geschrift in de Bijbel, en telt 21 verzen.

Hoofdstukken van de Brief van Paulus aan de Romeinen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
Verzen van Romeinen 12 becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 5 · 8 · 9 · 10 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 20 · 21

Samenvatting

1-2 Toewijding aan God en de gerechtigheid. 3-8 Houding en dienst in het lichaam van Christus. 9-21 Diverse vermaningen betreffende het christelijk leven.

1

Rom 12:1  Ik vermaan u dan, broeders, door de ontfermingen van God, dat u uw lichamen stelt tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk, dat is uw redelijke eredienst. (Telos)

Ik vermaan u dan. Hiermee begint een nieuw gedeelte van de brief, dat door vermaningen gekenmerkt wordt[1].

Uw lichamen. Er staat niet: uw zielen. Paulus denkt vooral aan ons uitwendige leven. Hoe gebruiken we onze handen, voeten, ogen, lippen, oren?

Ro 6:13  En stelt uw leden niet voor de zonde tot werktuigen van de ongerechtigheid, maar stelt uzelf voor God als uit de doden levend geworden, en uw leden voor God tot werktuigen van de gerechtigheid. (...) Ro 6:16  Weet u niet, dat voor wie u zich als slaven stelt om te gehoorzamen, u slaven bent van hem die u gehoorzaamt, of van de zonde tot de dood, of van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? (...) Ro 6:19  (Ik spreek menselijkerwijs, om de zwakheid van uw vlees.) Want zoals u uw leden hebt gesteld in slavernij van de onreinheid en de wetteloosheid tot de wetteloosheid, stelt nu zo uw leden in slavernij van de gerechtigheid tot heiliging. (Telos)

Dit is geen eenmalige zelfovergave, maar een leven overgegeven en toegewijd aan God. Het kan wel met een bewuste zelfovergave beginnen. Zulke momenten moeten er waarschijnlijk meer dan eens zijn.

Levende offerande. Een levende offerande, geen geslacht gedood dier.

Heilig. Een leven dat niet bezoedeld en gebrekkig is door de zonde, maar heilig is.

Redelijke eredienst. 'Redelijke', Grieks: λογικην, van λογικος, wat bekent[2]: 1) de taal of het spreken betreffende, 2) de menselijke rede of het verstand betreffende, 2a) geestelijk, behorende tot de ziel, 2b) overeenkomend met de rede, redelijk, logisch. Het woord komt alleen nog voor in:

1Pe 2:2  Verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat u daardoor opgroeit tot behoudenis; (Telos)

De Utrechtse vertaling heeft in Rom. 12:1 'geestelijke': 'uw geestelijke eredienst'. De Groot Nieuws Bijbel en de NBV04-vertaling hebben 'ware': 'ware eredienst. De Naardense Bijbelvertaling vertaalt: 'in de zin van het woord'; 'uw eredienst in de zin van het woord'. 'Eredienst'. Het Griekse woord is λατρειαν, van λατρεια, latreia, wat betekent: 1) loondienst, 1a) iedere dienstverlening: de dienst van God, 2) de dienst en het aanbidden van God volgens de eisen van de wet van Mozes, 3) tempeldiensten uitvoeren. Het woord komt 5x voor in het Nieuwe Testament: behalve in Rom. 12:1 ook in:

Joh 16:2  Zij zullen u uit de synagoge bannen; ja, het uur komt, dat ieder die u doodt, zal menen God een dienst te bewijzen. (Telos)

Ro 9:4  Israëlieten zijn zij, van hen is het zoonschap, de heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de dienst en de beloften; (Telos)

Heb 9:1 Ook het eerste verbond had dus dienstvoorschriften en het wereldlijk heiligdom. (Telos)

Heb 9:6  Waar deze dingen nu zo ingericht zijn, gaan de priesters wel steeds in de eerste tabernakel om de diensten te volbrengen, (Telos)

Het zelfstandig naamwoord λατρεια, latreia, is afgeleid van het werkwoord λατρευω, latreuo, dat weer komt van 'latris', dagloner. Het werkwoord latreuo betekent 1) voor loon dienen, 2) dienen. hetzij goden of mensen, gebruikt van zowel slaven als vrije mannen, 2a) in het N.T., God dienen, aanbidden, 2b) heilige diensten verrichten, gaven offeren, God aanbidden in het waarnemen van de rituelen die voor Zijn dienst ingesteld zijn, 2b1)  van priesters, dienst doen, het heilig ambt uitoefenen[2].

De Vulgaat-vertaling heeft in Rom. 12:1 'dienst': 'rationabile obsequium', 'redelijke dienst'. De Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling hebben in Rom. 12:1 'godsdienst'. De Voorhoeve-vertaling heeft 'dienst': 'redelijke dienst'.

In vers 7 staat 'dienst' of 'bediening'. Daar wordt het woord διακονια, diakonia, gebruikt.

De redelijke dienst aan God is een die overeenkomt met de rede, een dienst die goed en verstandig is en bij ons, geheiligden, past, die voor ons 'logisch' is. Zo'n dienst is het wat God verlangt, niet (meer) de offers van dieren en spijzen.

2

Ro 12:2 En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken, opdat u beproeft wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is. (Telos)

Na de overgave, terbeschikkingstelling van het lichaam (vers 1), volgt de vernieuwing van het denken, om de goede wil van God te verstaan. Want overgave, toewijding aan God zonder kennis van Zijn wil leidt licht tot verkeerde keuzes en gedragingen.

Wordt niet. Door aanpassing[1].

Niet gelijkvormig. Niet gelijk in vorm, in uitwendig doen en laten, in zichtbaar gedrag, in levenswandel, in levenshouding, in levensstijl. Vergelijk 'lichaam' in vers 1: dat is ook iets uiterlijks, zichtbaars, daarin handel en wandel je.

1Pe 1:14 Weest als kinderen van de gehoorzaamheid niet gelijkvormig aan de begeerten van vroeger in uw onwetendheid, (Telos)

Veranderd. Omgevormd, van gedaante veranderd, waardoor uw levenswijze een andere wordt.

Vernieuwing van uw denken. Het volgende vers geeft een voorbeeld van de uitkomst van deze vernieuwing: niet hoger denken dan het behoort, bescheiden denken.

Beproeft. Door met je vernieuwd denken alternatieve handelingsmogelijkheden te overwegen; overwegen om te weten wat naar Gods wil is.

Houding en dienst in het lichaam van Christus (3-8)

3

Ro 12:3 Want door de genade die mij gegeven is, zeg ik aan ieder die onder u is, dat hij van zichzelf niet hoger moet denken dan het behoort, maar dat hij bescheiden moet denken, zoals God aan ieder een maat van geloof heeft toebedeeld. (Telos)

Niet hoger denken, maar bescheiden. Wie hoog denkt van zichzelf, wordt licht overmoedig of hoogmoedig. Hij zal minder van God afhankelijk zijn en minder of niet op God vertrouwen en steunen. Het helpt om bescheiden te denken door te beseffen dat de maat van mijn geloof door God is toebedeeld; dat mijn werking als lid van de gemeente van God, mijn gave die ik uitoefenen, een genadegave van God is.

Ro 12:6 Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, Ro 12:7 hetzij profetie, laat het zijn naar gelang van het geloof; hetzij dienst, in het dienen; hetzij wie leert, in het leren; (Telos)

Maat van geloof. Een hoeveelheid geloof voor iets. Bescheidenheid in denken voorkomt dat we overmoedig geloven in een bepaalde zaak.

Ro 12:6 Daar wij nu verschillende genadegaven hebben, naar de genade die ons gegeven is, Ro 12:7 hetzij profetie, laat het zijn naar gelang van het geloof; hetzij dienst, in het dienen; hetzij wie leert, in het leren; (Telos)

Overigens, als je al het geloof hebt, zodat je zelfs bergen verzet, dan kun je toch iets missen.

1Co 13:2 En als ik profetie heb, en ik weet alle verborgenheden en alle kennis, en als ik al het geloof heb, zodat ik bergen verzet, maar ik heb geen liefde, dan ben ik niets. (Telos)

5

Ro 12:5 zo zijn wij, de velen, een lichaam in Christus, en elk afzonderlijk leden van elkaar. (Telos)

Leden van elkaar. Elkaar ten dienste gegeven. Een voorbeeld: de koster brengt de plaats van samenkomst in gereedheid door de deur te openen, de verwarming aan te zetten, de avondmaalstafel klaar te zetten, enz. De vrouw van de koster zet de koffie, zet bekertjes neer, legt de koekjes in de schalen, enz. Hebben de andere leden daar iets aan? Ja.

8

Ro 12:8 hetzij wie vermaant, in het vermanen; wie meedeelt, in eenvoudigheid; wie leiding geeft, in ijver; wie barmhartigheid bewijst, in blijmoedigheid. (Telos)

Hiermee eindigt de reeks van genadegaven in de gemeente van Christus. Het is geen volledige opsomming: de gave van genezing en de gave van het spreken in een taal, bijvoorbeeld, blijven onvermeld.

Wie meedeelt. Te weten stoffelijke goederen[1].

In eenvoudigheid. Of 'in eenvoud'. Dat is zonder bijbedoelingen.

Barmhartigheid bewijst. In de verzorging van zieken, ellendigen, ongelukkigen[1].

Nabeschouwing (3-8)

Blaas jezelf niet op, wees bescheiden. Je bent een lid van het lichaam en de leden zijn er voor elkaar, overeenkomstig ieders genadegave. Ziehier een pogen om het denken te vernieuwen (vs. 2):

  • wij zijn één lichaam in Christus (een collectief, 12:4,5)
  • afzonderlijk zijn we leden (individuele lidmaten)
  • we zijn leden van elkaar (onderlinge dienst)
  • de werking van de leden is verschillend (individuele verscheidenheid)
  • doordat God verschillende genadegaven toedeelt, “ieder een maat van geloof” (12:3), “verschillende genadegaven, naar de genade die ons gegeven is” (12:6)

Voorbeelden van genadegaven:

Welke genadegave Waarin
profetie naar geloof
dienst in het dienen
leren in het leren
vermanen in het vermanen
meedelen In eenvoudigheid
leiding geven In ijver
barmhartigheid bewijzen In blijmoedigheid

9

Ro 12:9  De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het kwade; weest gehecht aan het goede. (Telos)

Ongeveinsd. Oprecht, 'hartelijk' (10).

10

Ro 12:10  Wat de broederliefde betreft, weest hartelijk voor elkaar; gaat elkaar voor in eerbetoon. (Telos)

Broederliefde. De liefde tot de broeders en zusters in Christus, in het huisgezin van God, gelijk de liefde in een natuurlijk gezin.

Eerbetoon. Het doen blijken van waardering voor de dienst van broeders en zusters; voor (vgl. vers 11) hun ijver, hun vurigheid van geest, hun dienst.

12

Ro 12:12  Verblijdt u in de hoop; weest geduldig in de verdrukking; volhardt in het gebed. (Telos)

De hoop. Ziet op de dingen die in de toekomst liggen en thans nog niet gezien worden dan alleen met het oog van het geloof.

De verdrukking. In het heden.

1Co 4:12  ... Worden wij gescholden, wij zegenen; vervolgd, wij verdragen; (Telos)

Weest geduldig. Geduld wordt makkelijker op te brengen als we hoop op een goede uitkomst hebben.

Volhardt in het gebed. Het gebed helpt om ons te vertrouwen op Gods bijstand en geduldig te zijn.

13

Ro 12:13  Deelt mee voor de behoeften van de heiligen; legt u toe op de gastvrijheid. (Telos)

Legt u toe op de gastvrijheid.

Heb 13:2  Vergeet de gastvrijheid niet, want daardoor hebben sommigen onwetend engelen gehuisvest. (Telos)

14

Ro 12:14  Zegent wie u vervolgen; zegent en vervloekt niet. (Telos)

Zegent ... vervloekt niet. Zegenen is iemand het goede toewensen, vervloeken is iemand het kwade toewensen.

1Co 4:12  en vermoeien ons door met onze eigen handen te werken. Worden wij gescholden, wij zegenen; vervolgd, wij verdragen; (Telos)

1Pe 3:9  en vergeldt niet kwaad met kwaad, of schelden met schelden, maar zegent integendeel, omdat u ertoe geroepen bent zegen te erven.

15

Ro 12:15  Verblijdt u met de blijden en weent met de wenenden. (Telos)

Dit vereist dat we ons enigermate inleven in de naaste.

16

Ro 12:16  Weest onderling eensgezind; streeft niet naar de hoge dingen, maar voegt u bij de nederigen. Weest niet wijs in uw eigen ogen. (Telos)

Weest onderling eensgezind. Hebt onderling dezelfde hartsgerichtheid: wij leven voor Christus, wiens eigendom wij zijn (Rom. 14)

Streeft niet naar de hoge dingen. Dingen die in onze ogen hoog zijn en die wij om hun hoogheid begeren.

Mr 10:44  maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. (Telos)

We mogen streven naar een 'hoge' functie, maar niet om de hoogheid ervan, maar om te dienen.

1Ti 3:1  Het woord is betrouwbaar: als iemand streeft naar het opzienerschap, begeert hij een goed werk. (Telos)

17

Ro 12:17  Vergeldt niemand kwaad met kwaad; behartigt wat goed is voor alle mensen. (Telos)

Vergeldt niemand kwaad met kwaad.

1Pe 3:9  en vergeldt niet kwaad met kwaad, of schelden met schelden, maar zegent integendeel, omdat u ertoe geroepen bent zegen te erven. (Telos)

20

Rom 12:20  ‘Maar als uw vijand honger heeft, geef hem te eten; als hij dorst heeft, geef hem te drinken; want door dit te doen zult u vurige kolen op zijn hoofd hopen’. (Telos)

Aanhaling uit de Spreuken:

Spr 25:21  Indien dengene, die u haat, hongert, geef hem brood te eten; en zo hij dorstig is, geef hem water te drinken; Spr 25:22  Want gij zult vurige kolen op zijn hoofd hopen, en de HEERE zal het u vergelden. (SV)

Vurige kolen op zijn hoofd hopen. Zodat hij terstond in zijn gevoel en gemoed geraakt wordt en zich gewonnen moet geven aan zulk een betoning van vriendelijkheid[1]. Oorspronkelijk is de handeling het een acte van gericht[1], die iemand tot beschaming en inkeer moet brengen. Door zulke weldadigheid aan de vijand brengt men hem, aldus John Gill[4], tot een gevoel van vroegere verwondingen, en tot beschaming en bekering, en tot liefde voor de verwonde naaste, en tot voorzichtigheid voor de toekomst om de naaste niet nog meer onrecht aan te doen.

21

Ro 12:21  Laat u door het kwade niet overwinnen, maar overwin het kwade door het goede. (Telos)

Wanneer een kwaaddoener tot bekering komt door de goedheid van een gelovige, dan is zijn kwaad overwonnen door het goede van de gelovige.

Voetnoten

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 W.H. Gispen e.a. (red.), Beknopt commentaar op de Bijbel in de nieuwe vertaling (Kampen: J.H. Kok, 1985)
  2. 2,0 2,1 2,2 2,3 Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  3. John Gill's Expositor.
  4. John Gill's Expositor.